Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De taak van het protestantisme, nu!

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De taak van het protestantisme, nu!

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Zeg niet dat dit teveel gevraagd is. Heeft het Protestantsche beginsel, de noodkreet van Luther, de arbeid van Calvijn niet een ommekeer in de wereldgeschiedenis tot stand gebracht? „Denkt het in, zegt Dr. Kuyper in zijn Stone-lezingen, hoe eerst door het Calvinisme (men kan hier beter spreken van het Protestantisme, H.B.) de psalm der vrijheid uit de benauwde consciëntie naar de lippen drong; hoe onze constitutioneele burgerrechten eerst door het Calvinisme veroverd en verzekerd zijn; en hoe tegelijk juist van West-Europa die machtige beweging uitging, die wetenschap en kunst deed opbloeien, aan handel en nijverheid nieuwe banen ontsloot, het huiselijk en maatschappelijk leven opluisterde, den burgerstand tot eere verhief, den werkman als van gelijken recht naast zijn patroon plaatste, de philanthropie welig deed uitbotten en boven dit alles door puriteinschen ernst het zedelijk leven der menschheid verhoogd, gereinigd en geadeld h e e f t . . . ." Wanneer dit nu historisch vaststaat, waarom zouden wij dan in een tijd, dat ieder den mond vol heeft over een nieuw begin, twijfelen aan de soliditeit van ons Protestantsche beginsel? Is het niet gefundeerd in het Woord Gods? En is het betamelijk te twijfelen aan de almacht en trouw des Heeren?

Wanneer er straks nog plaats is in Europa voor een vrij, zelfstandig Nederland, dan geve God ons de trouw en de waakzaamheid om op te komen „voor de vrijheid van ieder in de zaken, die de eer Gods en de zaligheid der zielen raken, opdat hij handelen kan gelijk hij voor God en zijn geweten verantwoorden kan".

Ik sprak van trouw en waakzaamheid. Laat ik de waakzaamheid eerst in het licht stellen. Rome is en blijft een wereldmacht. Roma aeterna, het eeuwige Rome, zeggen de aanhangers van den paus. En in die wereldmacht speelt het Ultramontanisme, voornamelijk in de orde der Jezuïten belichaamd, de voornaamste rol. Dit Ultramontanisme is doelbewust; het verliest de macht en glorie zijner kerk nimmer uit het oog. Tegelijk is het echter soepel. Het weet zich bij de tijdsomstandigheden altijd weer aan te passen. Het is tot schade van het Protestantisme, dat het zich hiervan niet bewust is.; of ook Rome's „bekeering van Nederland" in misplaatste verdraagzaamheid niet zien wil.

Om maar iets te noemen, „de inzet van de Petrus Canisius-Vereeniging, het werk der Conferentie-paters, het doel van de St. Radboud-Stichting enz., dit alles ontgaat den niet-Roomsch-Katholiek." Intusschen weet Rome's kerk het denken harer leeken, eenvoudig of geleerd, te binden aan de onfeilbare kerk; heel anders dan de overtuigde Protestant, die denkt vanuit het Evangelie, het Evangelisch geloof en vraagt om den vrijen loop van dat Evangelie van Gods genade in Christus.

Zoo wil de Protestant ook zijn Nederlandsche volk houden bij de leer van dat Evangelie, dat hem dierbaar is als de appel van zijn oog. En wanneer hij dan vóór 10 Mei de verroomsching van bepaalde landstreken, zooals de Bollenstreek, Zeeuwsch-Vlaanderen, Nijmegen zag, daarbij „de benoemingswillekeur, de romaniseering der rechterlijke macht, het ingrijpen van Rome in onze Nederlandsche wetgeving (Romme-Goseling), het Crypto-Katholicisme (Mr. Marchant), de Roomsche propaganda", in het algemeen zag, hoe Rome opschoof, haar stemmenaantal groeide, haar pers zich uitbreidde, haar onderwijs alle terrein des levens omspande en begreep dat dit een romaniseering van den Staat tengevolge moest hebben, is het begrijpelijk dat het overtuigde Protestanisme op verweer bedacht was en niet alleen van den kant der Ev. Maatschappij en van Protestantsch- Nederland alarm geblazen werd, doch ook andere, kringen — ik denk bijv. aan de Willem de Zwijgerstichting — de vraag stelden wat daartegen te doen. Achter dit alles kwam evenwel door de s gebeurtenissen van 10 Mei en daarna een punt te staan. Maar. . . . voorloopig! Roma aeterna! Het doel blijft. Al spoedig trachtte Rome zich aan te passen. De Tijd, het Roomsche dagblad, begon niet vele dagen na de bezetting van ons land al te spreken van „nationale concentratie" met als doelwit, volledige verwezenlijking van de corporatieve en sociale ordening van het economische leven. Het blad schreef woordelijk:

„Bij de vestiging van deze sociale orde moeten wij den weg voor eendrachtige samenwerking van het geheele volk vinden onder een sterk gezag, dat alleen in staat is de massale vraagstukken van dezen tijd met de vereischte snelheid, in orde en recht, op te lossen; een sterk gezag, dat met het kostbare bezit van den rechtsstaat niet onvereenigbaar is. . Wij vertrouwen, dat de mannen, die dit willen en kunnen doen — mannen, die door hun verdiensten gewaarborgd en anderzijds niet door hun verleden verbruikt zijn — naar voren zullen treden."

Zoo weet Rome zich te schikken. Het kan wachten. Het kan meegaan. Maar het blijft, al gebruikt het dan ook voor een wijle andere woorden en vormen, die het was. Het Ultramontanisme kent vele doelstellingen; doch maar één einddoel, dat is de Kerk. Om deze utiliteitspolitiek is het zaak voor ieder, die de Protestantsche traditiën van ons volk lief heeft, zijn oogen open te houden. Van allerlei kant dreigt gevaar. Het gevaar van den Roomschen kant is niet het geringste. Met de oorspronkelijke Protestanten wenschen wij in ons volksleven te handhaven, „dat ieder in de zaken die de eer Gods en de zaligheid der zielen raken, vrij moet blijven om te handelen gelijk hij voor God en zijn geweten verantwoorden kan."

Deze waakzaamheid waarover wij spraken, dient, gelijk gij begrijpt, te steunen op de trouw aan ons Protestantsche beginsel. In Godsdiensten en menschen zegt Dr. Kraemer: „In tijden als wij thans beleven is één der noodzakelijkste dingen voor de Christelijke Kerk over de geheele wereld, dat zij die geroepen zijn het dagelijksche werk te doen in Kerk en Zending, dit, alle neerdrukkende en vernielende omstandigheden ten spijt, doen met onvertroebelden geloofsblik en onverzwakte geloofskracht, omdat het Christelijk leven zijn eigenlijke richting ontvangt van het verwachten van den Heer." Op dien klaren geloofsblik en die onverzwakte geloofskracht, daaruit voortspruitende, komt het in de gisting der tijden aan. Veel is ons ontvallen in dezen oorlogstijd. Onzen Bijbel bezitten we nog. Uit dien Bijbel als het Woord Gods, wordt in onze Protestantsche kerken nog gepredikt. Dat dit Boek Gods ons bij de toenemende armoede en ontbering dierbaarder worde. Dat het ons leere onder de donderende oordeelen Gods te buigen voor Zijn recht. Dat Protestanten, die zich aan dat oude Boek ontwenden, 't weer openen, 't Is zoo schrijnend, wanneer men „Uit het dagboek van een Bijbel" leest: 5 Januari: Mijn bezitter heeft zich op Nieuwjaarsdag vast voorgenomen iederen dag een hoofdstuk in mij te lezen. Ik lig hier op zijn nachttafeltje. — 25 Januari: Ik lig er nog steeds, ik wordt afgestoft, verder niets. — 10 Februari: Ik word meegenomen naar een bijbellezing. Wat ben ik blij, eens opgeslagen te worden! Mijn bezitter wilde ook iets zeggen, en zocht haastig in mij naar eenige plaatsen, vond ze echter niet. — 13 Februari: Ik lig ongebruikt op het nachttafeltje. — 15 Februari: Ik word afgestoft en op het boekenrekje gezet. — 25 Maart: Ik lig op een tafeltje, onder mij en boven mij ligt ontspanningslectuur. — 10 April: Afgestoft en weer op het rekje geplaatst. — 1 Juli: Ik word met andere dingen in een koffer gepakt en meegenomen op reis. — 2 Juli: Al het andere is uitgepakt. Ik lig in de koffer. — 30 Juli: Ik word thuis weer op de boekenplank geplaatst. 't Is beschamend voor een volk, dat eenmaal op zijn munt als randschrift plaatste: „Steunende op den Bijbel verdedigen wij de vrijheid", wanneer het zijn Bijbel niet meer kent. 't Is vernederend; want God laat Zich niet bespotten. Wie Zijn woord smaden, zullen licht geacht worden. Trouw aan onzen Bijbel, dat verheldert den geloofsblik; dat geeft door het geloof in Gods beloften, vastheid en kracht om op te komen voor een waarlijk Protestantsch Nederland.

Allereerst zal de Christelijke Kerk, moet het haar wellicht verdrukking en acheruitzetting kosten, voor het Protestantsche beginsel, eenmaal beleden, opkomen. Het gaat hier om de rechte verhouding van Kerk en Staat. De Kerk overheersche den Staat niet; een beginsel, dat de Kerk van Rome in theorie en praktijk beide heeft gedemonstreerd. Maar de Kerk mag zich evenmin tot gehoorzame dienaresse van den Staat laten verlagen. De Kerk sta in de geestelijke vrijheid, waarmede Christus haar heeft vrijgemaakt. Doch zij wete tegelijk, dat wanneer zij afwijkt van het Evangelie van Jezus Christus, haar Hoofd, het oordeel wacht. Dat oordeel is gebondenheid in plaats van vrijheid, vernedering in plaats van verhooging. Dat oordeel treft K e r k . . . . èn Volk beide.

In dien weg van waakzaamheid eenerzijds, trouw aan het reformatorische beginsel anderzijds, mogen wij rekenen op de belofte, die God ons schenkt in Zijn Woord. Ook voor het tegenwoordige leven. Ook voor het leven van het volk in zijn geheel.

Christus zal overwinnen. 't Is mogelijk dat allerlei machten zich tegen de heerschappij van Zijn Evangelie verzetten; maar ten spijt van allerlei overweldiging leert de geschiedenis der Christelijke Kerk, dat Hij de machtigste is, die doet wat Hem behaagt en niets en niemand kan het keeren. Hoevele malen scheen het dat Zijne Kerk was geworden als „het hutje in den komkommerhof". Der verdwijning nabij. Maar Zijne Kerk bleef, omdat Hij blijft. Men spreekt van „Roma aeterna". Laat men liever zeggen: „Jezus Christus is gisteren en heden dezelfde en tot in eeuwigheid".

Gunning schreef eens in Pniël: „Een Protestantisme dat den levenden Christus niet meer kent, is tegen den wassenden stroom van het fanatieke Ultramontanisme volkomen machteloos. Maar wie Christus kent, vreest zelfs deze geweldige macht niet". Hij bidt zijn oversten Leidsman om een klaren geloofsblik in Zijn onvergankelijk Evangelie en ook geloofsmoed om dienovereenkomstig in zijn persoonlijk leven en het leven, van zijn volk te handelen; desnoods te strijden en te lijden.

Zoo zien wij dus de taak van het Protestantisme — nü. Een nieuwe tijd komt, met nieuwe eischen. Men roept luide om volksverbondenheid en nationale eenheid. Deze zullen echter eerst dan bereikt worden, wanneer niet slechts met ons volkseigen maar met het Evangelie van Jezus Christus op alle terein des levens gerekend wordt. Het oorspronkelijk Protestantsch karakter der natie, uitgedrukt in hare staatsinstellingen en in menig onderdeel harer samenleving, blijve het stempel dat op ons nationale leven staat gedrukt. Daarin is de welvaart en het geluk van ons volk gelegen. Daarvoor wensch t onze Vereeniging „Protestantsch Nederland" te blijven strijden.

Dit artikel werd u aangeboden door: Protestants Nederland

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 februari 1941

De Klok | 4 Pagina's

De taak van het protestantisme, nu!

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 februari 1941

De Klok | 4 Pagina's