Hoe Calvijn de kinderdoop zag - pagina 9
is geen inzetting Gods, maar alleen dwaze gewoonte, uitgevonden door menselijk vernuft". Is dit zo, dan kunnen we inderdaad de Doop van kinderen beter weglaten. W e moeten de oorsprong van de Kinderdoop dus nagaan. — o — D e Doop is een teken. M a a r . . . . . . niet alléén een uiterlijke plechtigheid. Z i j houdt een belofte, geestelijke verborgenheden in. Deze worden in het uiterlijkwaarneembare afgebeeld. 't Gaat niet om het waarneembare, maar om de afgebeelde zaak, die geestelijk, verborgen is: W a t beduidt dat water ? W a a r t o e wordt het water gebruikt ? Antwoord op deze vragen geeft de H . S . overvloedig. V e r t o o n d wordt: .1. D e reiniging der zonden, die „wij" (let o p ! ) in het bloed van Christus verkrijgen. 2. D e doding van het vlees, die in de gemeenschap aan Christus' dood gelegen is, door welke de gelovigen tot vernieuwing des levens wedergeboren worden. 3. E e n teken om onze religie voor de mensen te belijden. — o — Volgens C o l . 2 : 10, 11 en 12: ,,Gij zijt in H e m volmaakt, D i e het H o o f d is v a n alle overheid en macht; in W e l k e gij ook besneden zijt met een besnijdenis, die zonder handen geschiedt, in het uittrekken van het lichaam der zonden des vleses, door de besnijdenis van Christus; zijnde met Hem begraven i n de doop, i n welke gij ook met H e m opgewekt zijt, door het geloof der werking Gods, D i e Hem uit de doden opgewekt heeft", is de D o o p gekomen in de plaats der besnijdenis. Is er onderscheid — is er overeenkomst in deze tekenen ? Gen. 1 7 : 9 en 10: „Vóórts zeide G o d tot A b r a h a m : G i j nu zult M i j n verbond houden, gij, en u w zaad na u, i n hunne geslachten. D i t is M i j n verbond, dat gijlieden houden zult tussen M i j , en tussen uw zaad na u; dat al wat mannelijk is, u besneden worde", waar de instelling van de besnijdenis wordt beschreven, leert, dat de Heere Abraham en zijn zaad tot een G o d zou wezen, tot een Fontein van alle goed. Hierin lag de belofte des eeuwigen levens. D e Heere Jezus wijst daarop i n M a t t h . 22 : 32: ,,Ik ben de G o d Abrahams, en de G o d Izaks, en de G o d Jakobs ! G o d is niet een G o d der doden, maar der levenden", en Luc. 20 : 38: „God nu is niet een G o d der doden, maar der levenden; want zij leven H e m allen". Paulus leert ons i n E f . 2 : 1 2 , dat de Gemeente daar, vóór de Heere haar ophaalde uit het verderf der zonde, noch Christus, noch G o d , noch hoop had, omdat ze niet toegelaten waren tot het „verbond der besnijdenis"; ze waren toen vreemdelingen v a n de belofte, die de Heere daarin in Christus Z i j n volk had afgebeeld. 9
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 mei 1953
Koop de waarheid | 20 Pagina's