Het ambt der Overheid - pagina 8

deze wereld zó zou kunnen inrichten, dat zij zelf niet het spoor bijster raakte en dat de bozen, die dan ongestraft hun ontucht zouden kunnen botvieren, haar niet zouden kunnen ten onder houden. W a t zou er dan van de kerk in deze bedeling terecht komen ? D e duivel zou met alle kracht alles wat op zijn hand was aanwenden, om het leven van Gods volk op deze aarde onmogelijk te maken. Het ambt der O v e r h e i d .

'

De Overheid is niets 'minder dan een instelling Gods. E n de Heere houdt deze instelling van Z i j n voorzienig bestel zeer hoog. Gods W o o r d noemt de mensen, die geroepen worden tot regeren, „ g o d e n " . Z o lezen we in E x . 22 : 8 : „Indien de dief niet gevonden wordt, zo zal de heer des huizes tot de goden gebracht worden " Z o ook in Ps. 82 : 1 en 6 : „ G o d oordeelt in het* midden der g o d e n ; gij zijt goden". De Heere w i l hiermede betuigen, dat zij namens H e m gezagdragers zijn, H e m vertegenwoordigen ; handelen naar de autoriteit, die H i j hen heeft opgelegd. D e Heere Jezus Z e l v e geeft deze uitlegging aan de aangehaalde woorden in Joh. 1 0 : 3 5 : „Indien de W e t goden genaamd heeft, tot welke het W o o r d Gods geschied is " Z e e r duidelijk wordt hier dus aangewezen, dat zij van Gods wege geroepen zijn, en zich geroepen moeten voelen, tot het bekleden van het O v e r heidsambt. W a n n e e r Mozes i n de woestijn de rechters aanstelt op des Heeren bevel, wijst hij er hen nadrukkelijk op, dat zij in dit ambt staan in de plaats des Heeren, „ w a n t het gericht is G o d e s " . (Deut. 1 : 17). E n Josafat, die de rechtspraak organiseert overeenkomstig Gods instelling, zegt tot de ambtsdragers, die dit recht zullen handhaven : „ Z i e t , wat gij doet, want gij houdt het gericht niet de mens, maar de Heere, en H i j is bij u i n de zaak v a n het gericht". (2 K r o n . 1 9 : 6 ) . Trouwens, ieder onzer kent de woorden uit Spr. 8 : 14 — 1 6 : „ R a a d en het wezen zijn M i j n e , Ik ben het verstand, M i j n e is de sterkte. D o o r M i j regeren de koningen en stellen de vorsten gerechtigheid, door M i j heersen de heersers en de prinsen, al de rechters der aarde". Het heeft de Heere behaagd i n Z i j n voorzienigheid op deze wijze de zaken der mensen te regelen. M o c h t iemand menen, dat deze zaken alleen zo waren in de tijd van de theocratische regeringsvorm van Israël, dan moge er op worden gewezen, dat Paulus aart de Romeinen en Corinthiërs precies 7

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen