Het ambt der Overheid - pagina 9

hetzelfde leert. Z u l k s blijkt duidelijk uit een vergelijking tussen Rom. 1 2 : 8 en 1 C o r . 1 2 : 2 7 en 28. Onder de gaven, die de. Heere schenkt, rekent hij ook dat v a n „ v o o r s t a n d e r " . Hieronder verstaat hij blijkbaar ook het ambt der O v e r h e i d . W a n t alle machten over anderen moeten we zien als ordeningen Gods, volgens R o m . 1 3 : 1 : „ D e machten, die er zijn, zijn van G o d verordend, alzo, dat die zich tegen de macht stelt, de ordonnantie Gods wederstaat; en die ze wederstaan, zullen over zichzelf een oordeel halen". D e macht, de O v e r h e i d , is Gods dienares. A a n de machten gaf de Heere tal v a n voorbeelden : D a v i d , Josia en H i z k i a , godvruchtige koningen ; M o z e s , Jozua en de Richteren, gesteld over het volk Israël in de naam des Heeren ; Jozef en D a n i ë l , die in de naam v a n andere vorsten de w i l des Heeren bekend maakten aan hun onderdanen. Calvijn keert zich — we hebben dit zeer zeker reeds bemerkt — tegen de Wederdopers en andere sekten in zijn dagen, die de goddelijke instelling der Overheid ontkennen. H i j beticht hen v a n duivelse hoogmoed, wanneer zé het zo voorstellen, alsof zulk een opvatting niet zou stroken met de volmaaktheid v a n de kerk van Christus. Terecht merkt hij op, dat D a v i d , wanneer hij in Ps. 2 komt met de vermaning, dat koningen en Overheden de Z o n e Gods moeten kussen, hun niet beveelt hun ambt neer te leggen. Integendeel: wanneer de Heere in Jes. 49 : 23 Z i j n kerk toezegt, dat de koningen voedsterheren v a n de kerk zullen zijn en de koninginnen zoogvrouwen, dan wordt daarin betuigd, dat zij hun ambt juist zullen bedienen tot heil van de kerk. E n hoe zou Paulus dan aan Timotheüs kunnen schrijven : „Ik vermaan dan voor alle dingen, dat gedaan worden smekingen, gebeden, voorbiddingen, dankzeggingen voor alle mensen, voor koningen én allen, die in hoogheid zijn, opdat wij een gerust en stil leven leiden in alle godzaligheid en eerbaarheid"? (1 T i m . 2 : 1 en 2 ) . H i j beveelt hier immers de staat der kerk de O v e r h e i d aan, opdat de O v e r h e i d voor haar zal zorgen en haar beschermen zal. W i e hier tegen in gaat, die verwerpt niet de Overheid, maar G o d . Israël had de Heere verworpen, toen het in plaats van Samuël een koning eiste naar het model v a n andere volken. W i e de Overheid verwerpt, die door G o d Z e l f is ingesteld, verwerpt ook de Heere. W e hebben in onze dagen nog w e l eens een tegenwerping vernomen, die ook i n Calvijns dagen al leefde. E r is wat dat betreft ook al niets nieuws onder de zon. M e n beweert dan, dat een oprecht Christen geen ambt k a n en mag bekleden in het staatsbestuur. M e n grondt dit dan o.a. op de woorden v a n de 8

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen