De middelen der genade - pagina 6
naar Calvijn's Institutie behandeld voor het gezin
III. DE AMBTEN IN GODS KERK D e Heere Jezus, de Koning v a n Z i j n duurgekochte Kerk, regeert haar door Z i j n dienaren, welke H i j Z i j n gemeente geeft. Sommigen dezer zijn apostelen, anderen profeten, weer anderen evangelisten, herders of leraars (Ef. 4 : 11, C o r . 12 : 28, M a t t h . 10 : 5). De gemeente van het O . T . gaf de Heere priesters en Levieten. Z i j moesten ,,de wetenschap bewaren": door hen moest men onderwezen worden uit Gods W e t . O o k waren er toen buitengewone ambtsdragers: de profeten, door wie de Heere op velerlei wijze tot de vaderen sprak. ( H b , 1:1.) Z i j allen „brachten Gods w i l voort", die ze kenden uit de Schriften, uit U r i m en Thummim en, wat de profeten betreft, uit bijzondere openbaringen, gezichten en dromen. V . g . N u m . 1 2 : 6 . Z o zijn er ook onder het Nieuwe Testament bijzondere ambten geweest, zoals die v a n apostelen, evangelisten en profeten. D e gewone ambten voor de gemeente v a n het N . T . zijn herders en leraars, ook w e l in 1 T i m . 3 : 1 opzieners genoemd. H u n taak is: „Predikt het W o o r d , houdt aan tijdiglijk en ontijdiglijk; wederlegt, bestraft, vermaant in alle lankmoedigheid en leer." 2 T i m . 4 : 2. A l deze ambtsdragers waren dienaren v a n Christus, aan W i e G o d alle dingen heeft onderworpen, ja, H i j heeft Christus gegeven tot H o o f d boven alle dingen. Ef. 1 : 22. Naast de Heere Jezus is er geen ander hoofd over de kerk gesteld: de bruid (de kerk) heeft maar één bruidegom (Christus). V r a a g t men: en de Hogepriester dan onder het O . T . ? dan moeten we zeggen, dat deze juist een schaduw (voor-beeld) was van de komende Christus, met W i e het „ t e g e n - b e e l d " verviel. Z i e H a b . 3 : 1 en 9 : 11. Petrus, door Rome met bijzondere eer begiftigd, noemt zichzelf een mede-ouderling, en Paulus bestrafte hem. W a n n e e r de Heere Jezus hem zeide: „ O p deze Petra zal Ik M i j n Gemeente bouwen", spreekt de Heere Jezus niet v a n Petrus, maar van Hemzelf en v a n de belijdenis, waarin Petrus gelooft in Christus als het fundament zijner zaligheid en v a n het behoud v a n geheel Gods kerk. Petrus spreekt zelf v a n dit fundament in 1 Petr. 2 : 6. Trouwens, al zou deze benaming Petrus gelden, dan zou ook deze eer andere apostelen te beurt vallen, want die worden óók pilaren genoemd in G a l . 2 : 9. Petrus moest Christus' lammeren weiden: de Opperste Herder is Christus. O o k geeft de Heere Jezus hem de sleutels des koninkrijks in aller naam. Dikwijls worden andere apostelen vóór hem genoemd. H e e l het stelsel van paus, kardinalen, enz. is dan ook een menselijk verdichtsel, geheel in strijd met Gods instelling der ambten. Z i e maar 1 C o r . 1 2 : 1 8 en Ef. 4 : 1 1 . D e Gemeente v a n het Nieuwe Testament kent dan naast leraren 6
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 september 1957
Koop de waarheid | 20 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 september 1957
Koop de waarheid | 20 Pagina's