De Heer heeft Zijn heil bekend gemaakt - pagina 56

Dit land, ongeacht door de Joden uit Judea en zwaar geteisterd door Gods oordelen, zal de rijkste vruchten mogen inoogsten van de profetische arbeid van de Heere Jezus. Na zich in Jeruzalem te hebben geopenbaard, en te zijn verworpen, ontving Galilea de profeet uit Nazareth met open armen. In Kana verschijnt een zeer ontroerde hoveling. Zijn kind ligt bij hem thuis (in Kapernaüm) dodelijk ziek. Of de Heere Jezus toch mee wil gaan. De Galileeërs, die een teken verwachten, wordt geleerd, dat zij zonder teken en zonder te zien moeten geloven. De hofambtenaar van Herodes Antipas kan naar huis gaan ; zijn kind is genezen. De hoveling had in Jezus' woord geloofd, zonder iets te zien. Zo moet het bij de Joden óók zijn of worden. Na enige weken wordt Kapernaüm de stad, waar de Heere Jezus gaat wonen. Deze stad krijgt de eer van Jeruzalem. Petrus en Andreas kwamen van daar; waarschijnlijk kwamen ook Johannes en Jacobus uit deze stad. De vele wonderen, die de Heere Jezus in Kapernaüm verricht, zijn even zovele roepstemmen voor het volk om gehoor te geven aan het woord van de Heere Jezus, dat versterkt wordt door Zijn tekenen en wonderen. De slaaf van een hoofdman wordt er genezen, de bloedvloeiende vrouw evenzo, het dochtertje van Jaïrus wordt daar uit de doden opgewekt. Ja, alle kranken geneest de Heere Jezus hier. En vooral treedt de Heere Jezus de boze geesten tegemoet, die zovelen in Israël in hun macht houden. Satan wil juist daarin thans zijn macht betonen tegenover de Almachtige. Over dit alles zijn de Galileeërs verrukt. 't Komt er echter op aan, dat zij geloven in Zijn Woord. De Heere Jezus spreekt daarom veel op alle sabbatdagen in de onderscheiden synagogen. Daarin verkondigt Hij, dat Hij, de Zoon des Vaders, de enige Weg is, waardoor een in zichzelf verloren zondaar tot God kan gaan. In Nazareth echter geschiedt, wat straks schier geheel Israël zal doen : men verwerpt de Zoon van God, de enige door de profeten aangekondigde Messias. Daar, in de Hem welbekende synagoge, zegt de Heere Jezus, dat Hij de gezalfde is, waarvan Jesaja in hfst. 61: 1, 2 sprak; Hij brengt Israël het ware jubeljaar, het jaar der vrijmaking van geestelijke slavernij, van geestelijk verkocht zijn in de zonde. De Heere Jezus wordt uit de synagoge geworpen. De Joden van Nazareth verkeren in Zijn bittere vijanden. Ze willen Hem doden. Met zijn blik baant Hij Zich een weg door Zijn belagers heen. Ondertussen komen de Schriftgeleerden en Farizeeën uit Judea naar het verre Galilea om daar, samen met de daar wonende collega's, een wakend oog op de Heere Jezus te houden. 56

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen