De ernst van deze tijd - pagina 7
Ons getekend vanuit: Rom. 13, Openb. 13, Openb. 17
De apostel gebruikt hier het woordje „ l o f " : „Gij zult lof van haar hebben". Dat woordje heeft hier de algemene betekenis van : U zult er voor beloond worden ; een positieve houding tegenover Gods instellingen (de macht, die door de Heere over u is gesteld) zal altijd gezegend worden. „Want", zo gaat de apostel verder, „zij is Gods dienaresse, U ten goede". De overheid is er niet terwille van zichzelf. Zij heeft van 's Heeren wege de opdracht steeds bezig te zijn om het welzijn van haar onderdanen op de juiste, op de rechte wijze te bevorderen. Hierin ligt tevens de beperking, de begrenzing van haar macht. Het waarachtig welzijn van haar onderdanen, daar gaat het in de eerste instantie om. De overheid staat tussen de Heere en de onderdanen in. Zij heeft zich bewust te zijn van de dure roeping, die de Heere haar oplegt. Van het vervullen van de in die roeping besloten opdracht zullen alle overheidspersonen, van hoog tot laag, voor de Heere, Die ze heeft aangesteld, rekenschap moeten geven. Die opdracht, hun toebetrouwd, heeft betrekking op hun onderdanen. De overheid is immers des Heeren dienares ; zij is tegenover de Heere verschuldigd zorg van de aan haar toebetrouwde onderdanen te dragen. En die onderdanen ? Wel, zij hebben het aan des Heeren goedheid te danken, dat er machthebbers zijn, die het onrecht, het geweld, de chaos bestrijden. „Want zij, de overheid, draagt het zwaard niet tevergeefs ; want zij is Gods dienares, een wreekster tot straf degene, die kwaad doet". Hier komt de apostel tot het tweede deel van de opdracht, die de Heere aan de overheid g e e f t : allen, die zich niet aan de door de overheid uitgevaardigde wetten willen houden, moeten met geweld in bedwang worden gehouden (de plaats van de politie, desnoods van het leger) en deze overtreders van de uitgevaardigde wetten moeten gestraft worden overeenkomstig het bedreven kwaad. Het zwaard der gerechtigheid, dat de Heere de overheid geeft, mag geen ijdele vertoning zijn, maar moet getrokken worden, zodra er boosdoeners zijn. De overheid is immers „een wreekster tot straf degene, die kwaad doet". Dit wreken houdt niets minder in dan het uitvoerster zijn van de Goddelijke wraak over de publieke zonde. Het zwaard, dat deze straf toedient, heeft de Heere Zelf de overheid in de hand gegeven. De Heere wapent de overheid met het zwaard der gerechtigheid en wil, dat zij het ook gebruikt, wanneer dat nodig is. Een zeer ernstig voorbeeld hiervan is de doodstraf, die moet voltrokken worden aan wie het bloed van zijn medemensen bewust en met voorbedachten rade vergiet. 7
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 september 1968
Koop de waarheid | 21 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 september 1968
Koop de waarheid | 21 Pagina's