Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

GREPEN UIT DE KERKHISTORIE VAN AMSTERDAM

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GREPEN UIT DE KERKHISTORIE VAN AMSTERDAM

VI. DE CHRISTELIJKE GEREFORMEERDE KERKEN EN HUN PREDIKANTEN

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Zoals in No. 1 onder "De Afscheiding van 1834" reeds vermeld, werd in 1835 een Chr. Afgescheiden gemeente gevormd. Na de vereniging van 1869 tussen Afgescheiden- en Kruisgemeenten werd de naam CHR. GEREF. KERK, ook in Amsterdam. In 1886 ontstond er in de Ned. Hervormde Kerk een kerkelijk konflikt, waardoor het opnieuw tot een ernstige scheuring kwam. Het was eigenlijk een uitvloeisel van de strijd die al jarenlang gevoerd was tegen de gewoonte der synode om zoveel mogelijk ruimte te geven aan degenen die de belijdenisgeschriften der Kerk niet beaamden. Ook al om op die manier iedere botsing te vermijden. Het punt waarop het konflikt uitbrak had betrekking op het aannemen van lidmaten, leerlingen van moderne predikanten. De Amsterdamse kerkeraad weigerde daartoe de vereiste medewerking te verlenen, waardoor hij in moeilijkheden geraakte met het provinciaal bestuur en de synodale kommissie. Voordat deze zaak echter tot een einde gekomen was, bracht een wijziging welke de meerderheid van de kerkeraad besloot aan te brengen in de bepalingen voor de kommissie van beheer, het classicaal bestuur ertoe 80 kerkeraadsleden in hun ambten te schorsen (4 jan. 1886), welk vonnis door de hogere kerkbesturen werd gehandhaafd. Een en ander maakte dat het te Amsterdam en vele andere plaatsen tot een breuk kwam met de synodale organisatie, volgens beginsel en methode welke tevoren door Ds. A. Kuijper uiteengezet en gepropageerd waren. De uitgetredenen noemden zich NEDERDUITS GEREF. KERKEN met de toevoeging "dolerende". Zij wilden hiermede aangeven dat zij zich bij de overheid beklaagden tén opzichte van hun recht op de kerkelijke goederen. Vandaar dat dit konflikt in de kerkgeschiedenis' bekend staat als de DOLEANTIE. De ziel ervan was Dr. ABRAHAM KUIJPER. Geboren op 29 okt. 1837 te Maassluis, studeerde hij theologie te Leiden en werd in 1863 hervormd predikant te Beesd in de Betuwe. In 1867 vertrok hij naar Utrecht en in 1870 naar Amsterdam. Van 1874- 1880 was hij lid van de Tweede Kamer en daarna hoogleraar aan de door hem gestichte Vrije Universiteit te Amsterdam. Aanvankelijk was hij een modern theoloog, maar na Calvijn en A Lasco. bestudeerd te hebben werd hij langzamerhand een aanhanger der orthodoxie.

Ook een faktor was zijn omgang met eenvoudige vromen zoals Pietje Baltus in zijn eerste gemeente, waardoor hij kennis maakte met het bevindelijke gereformeerde gevoelen van de souvereine genade Gods. Hoewel hij zich dus aansloot bij Calvijn en de oude Gereformeerden, had hij toch een eigen opvatting van het Calvinisme, dat hij trachtte
te verbinden met de eisen van het moderne leven. Men sprak daarna wel van zi jn Neo-Calvinisme. Verder was hij een voorstander van de supralapsarisme, leerde de veronderstelde wedergeboorte als diepste grond voor de Doop, kende aan de door hem breed uitgewerkte leer der Gemene Gratie grote betekenis toe en huldigde de zienswijze van de
pluriformiteit der Kerk. De gedachte der antithese werd door hem vooral op politiek gebied verdedigd. Van 1901-1905 was Dr. Kuijper minister van Binnenlandse Zaken, van 1908-1912 weder lid van de Tweede Kamer en van 1913-1920 van de Eerste Kamer. Hij overleed op 8 nov. 1920 te ' s-Gravenhage.

Tegenover de Afgescheidenen (sinds 1869 de Chr. Geref. Kerk dus) stond de Doleantiebeweging afwijzend; men beschouwde deze als separatistisch en collegialistisch. Dit laatste in verband met het in 1869 ingevoerde Reglement. 'Uiteraard is er van de zijde der Chr. Geref. Kerk op deze beschuldigingen weer het nodige gezegd en gepubliceerd.
Hieruit is dan te verklaren dat, toen in 1886 de Doleantie een feit werd, de Dolerenden zich niet voegden bij de Chr. Geref. Kerk, maar eigen gemeenten gingen institueren . Binnen korte tijd waren er wel 200 zg. dolerende kerken met 76 predikanten, ook in plaatsen waar reeds een Chr. Geref. Kerk was. Maar op den duur ging het toch niet zoals men het zich had voorgesteld. De Ned. Hervormde Kerk was overeind gebleven en de besturen hadden met krachtige hand ingegrepen, zodat de processen om het bezit der kerkelijke goederen alle waren verloren. Zo is het niet te verwonderen dat reeds op het synodaal convent in 1887 deputaten waren benoemd om vereniging te zoeken met de Chr. Geref. Kerk. Zonderling genoeg zochten deze daarop kontakt met de docenten van de Theologische School te Kampen. De synode van de Chr. Geref. Kerk te Assen in 1888 gehouden, kwam met kracht op voor het eigen beginsel; zij stelde als eis dat de Dolerenden onvoorwaardelijk zcuden erkennen dat de Afscheiding van 1834 was geschied in gehoorzaamheid en in overeenstemming met Gods Woord en zij dientengevolge de plaatselijke Chr. Geref. Kerken zouden erkennen als wettige openbaringen van het lichaam van Christus. Dr. Kuijper was hier tegen omdat dit niets minder dan de meest volstrekte veroordeling van heel het werk der Doleantie zou zijn geweest. Desniettegeretaande besloot de Asser synode toch deputaten te benoemen om een toekomstige eenheid op papier voor te bereiden. De plaatselijke kerken werden er dus buiten gehouden, hetgeen weer tot protesten aanleiding gaf. Op de volgende synode die te Leeuwarden werd gehouden in 1891, werd toen een voorstel van Dr. H. Bavinck aangenomen dat in
hield dat men op het standpunt was gaan staan waar Dr. Kuijper voor geijverd had nl. van wederzijdse erkenning zowel van Afscheiding als Doleantie. Op de synode van 1892 te Amsterdam kwam er dan ook een bezwaarschrift, ondertekend door Ds. F. P. L. C. van Lingen en Ds. J. Wisse en 700 leden, waarin o.m. getuigd werd dat het een overwegend bezwaar voor hen was om voor gereformeerd te erkennen wat door voorgangers der Dolerende Kerken werd uitgesproken en geleerd omtrent wedergeboorte en Doop. Deze bezwaren werden echter afgewezen en de vereniging met de Dolerende Kerken ging door. Op 17 juni 1892 vond de eerste Generale Synode van het nieuwe kerkverband, de Gereformeerde Kerken i n Nederland, plaats te Amsterdam.

Reeds op 20 juli 1892 werd te Utrecht een samenkomst gehouden van bezwaarde Chr. Gereformeerden, waar werd uitgesproken dat de Chr. Geref. Kerk moest blijven bestaan. Op 3-4 jan. 1893 volgde een synode waar acht gemeenten tegenwoordig waren. In de loop der jaren ontstonden er toen opnieuw vele plaatselijke Chr. Geref. Kerken, zodat er bijv. in 1903, dus 10 jaar na de vereniging, reeds 68 Chr. Geref. Kerken in het land waren.

In Amsterdam was na de vereniging de Chr. Geref. Kerk de Geref. Kerk-A geworden en de Nederduits Geref. Kerk de Geref. Kerk B. Op 16 sept. 1897 verenigden deze zich tot één Gereformeerde Kerk van Amsterdam. Alhoewel er sinds 1893 al een kring van bezwaarde Chr. Gereformeerden bestond, was de plaatselijke ineensmelting voor velen van de Geref. Kerk A de druppel die de emmer deed overlopen en traden zij toe tot de Chr. Geref. Kerk. Op 29 dec. 1898 werd daarop opnieuw een Amsterdamse CHR. GEREF. KERK geïnstitueerd . Vele jaren later ging men meer decentraliseren en ontstonden de CHR. GEREF. KERK van Amsterdam-Oost (12 aug. 1926); Amsterdam-Zuid (14 juli 1954 en Amsterdam-Nieuw West (4 juni  1959) . De moedergemeente kreeg de naam Amsterdam- West.' In Amsterdam-Noord (Nieuwendam) was reeds op 23 mei 1904 een CHR. GEREF. KERK geïnstitueerd. Thans gaat men weer samenwerken; zo hebben de kerken van Oost, West en Zuid een centrale kerkeraad gevormd en is Ds. J.P. VAN DEN BOOMGAARD sinds 17 juni'1968 predikant van deze drie kerken. In het begin van 1972 werd de leden medegedeeld "dat de drie kerkeraden ernstig streven naar de samenvoeging van de drie preekplaatsen (Lauriersgracht, Plantage Muidergracht en Stadionweg) tot één nieuwe, zodat er niet langer 'met zeer kleine aantallen in vrij grote kerkgebouwen een te groot aantal kerkdiensten behoëft te worden verzorgd, daar de bestaande toestand niet is vol te houden zonder schade voor het kerkelijk leven". De ontvolking van de binnenstad en oude stadsdelen speelt hierbij uiteraard ook een rol.
Tenslotte nog een opgave van de predikanten die'de Chr. Geref. Kerken in Amsterdam hebben gediend:
AMSTERDAM-WEST (235 zielen)
Ds. H. JANSSEN van 1898-1904; Ds. J.W. POLMAN van 1905-1908; Ds. F. LENGKEEK van 1909-1914;
Ds. J . J . VAN DER SCHUIT van 1914-1922; Ds. W. HENDRIKSEN van 1922-1925; Ds. A.M. BERKHOFF van 1924-1931;
Ds. G. SALOMONS-van 1932-1939; Ds. L.S. DEN BOER van 1940-1946; Ds. J. PRINS van 1947-1953; Ds. A. BIKKER van.1948-1956; Ds. M.W. NIEUWENHUIJZE van 1954-1964; Ds. L. KLEISEN van 1956-1967;
Ds. J.P. VAN DEN BOOMGAARD sinds 17 juni 1968; Ds. J. MANNI sinds 2 febr. 1971 (als koopvaardijpredikant te Hamburg). Ds. Kleisen was werkzaam als schipperspredikant.

AMSTERDAM-OOST (265 zielen)
Ds. D. DRIESSEN van 1928-1935; Ds. G. WISSE van 1936-1941; Ds. D. BIESMA Jr. van 1946-1954;
Dr. J. DE VUIJST van 1956-1966; Ds. J.P. VAN DEN-BOOMGAARD sinds 17 juni 1968.

AMSTERDAM-ZUID (335 zielen)
Ds. G. BILKES van 1955-1961; Ds. M. DRAIJER van 1963-1967; Ds. J.P. VAN DEN BOOMGAARD sinds 17 juni 1968.

AMSTERDAM-NIEUW WEST (400 zielen)
Ds. B. VAN SMEDEN van 196O-1968; Ds. H. BIESMA sinds 4 jan. 1970.

AMSTERDAM-NOORD (365 zielen)
Ds. G.J. HEKKERT van 1910-1914; Ds. W.F. VAN DER KODDE van 1916-1919; Ds. L. HOLTRIGTER van 1926-1929;
Ds. W. MEIJNHOUT van 1932-1939; Ds. L. FLOOR Sr. van 1944-1951; Ds. A.W. DREGHSLER van 1953-1958;
Ds. M. REBEL van 1959-1962; Ds. M. DE BOER van 1962-1969; Ds. W.C. MOERDIJK sinds 2 maart 1971
Te Purmerend is een station, waar 's zondags diensten worden gehouden.



Litteratuur:
* De Afscheiding in de Ned. Hervormde Kerk der XIXe eeuw, historisch geschetst door J.C. Rullmann (Kampen - 1930 - druk);
* Ter gedachtenis October 1835-1910 door C. van Proosdij, Geref. pred. te Amsterdam met naschrift door Ds. L. Neijens (Kampen - 1910);
* Kruisgezinden en Separatisten door Dr. J.C. van der Does (Franeker z. j. );
* Kruisdominees. Figuren uit de Geref. Kerk o/h Kruis door Dr. F.L. Bos (Kampen - 1953);
* Gedenkboek Evangelische Gemeente te Amsterdam (1878-1938) door A. Mulder e.a. (Amsterdam - 1938);
* Predicatie ter gelegenheid van het 25-jarig leeraarsambt van Adr. van den Oever, predikant bij de Oud-Geref. Gemeente alhier, gehouden in de N.Z.kapel te Amsterdam den 23sten Augustus 1877 (Amsterdam - 1877) ;
* Weggejaagd! Mijne afzetting(?) als predikant bij de Oud-Geref. Gemeente te A'dam. Historisch toegelicht door Ds. M. Ozinga Dz. (Amsterdam-1892);
* Leven en arbeid van Dr. A. Kuijper door Ds. W.F.A. Winckel (A'dam- 1919);
* De vereeniging der Chr. Geref. met de Doleerenden i n 1892 door Ds. J. Jongeleen met een inleidend woord van Prof. G. Wisse (Dordrecht - 1932);
* De vereniging van 1892 door H. Bouma v.d.m. (Groningen - 1967);
* Uit de dagen van ouds. Geschiedenis van de Chr. Geref. Kerk van A'dam-N. (Nieuwendam) en omgeving door D. Vermeulen (Uitgave van de kerkeraad).

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 december 1972

Kerkhistorische Kroniek | 12 Pagina's

GREPEN UIT DE KERKHISTORIE VAN AMSTERDAM

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 december 1972

Kerkhistorische Kroniek | 12 Pagina's