Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

‘It lytse tsjerkje op it ein’

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

‘It lytse tsjerkje op it ein’

Ontstaan van de Gereformeerde Gemeente in Lemmer

29 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wie in de zomermaanden het Friese plaatsje Lemmer bezoekt zal in het centrum een levendig watersportgebeuren zien. Schepen die meerdere rijen dik in 'het Dok' liggen, veel horecagelegenheden aan de kade en een bruisend uitgaansleven. Op een van de hoeken van dit centrum zal de bezoeker een klein kerkje aantreffen. Aan de bouwstijl valt direct te zien dat het kerkje al vele jaren oud is. Het is het kerkgebouw van de Gereformeerde Gemeente. De ouderdom van het gebouw is 132 jaar. Al die tijd werd hier een rechtzinnige prediking gehoord. Ook heden ten dage komt de gemeente hier elke zondag samen onder de leesdienst of een gastpredikant. En al bijna 120 jaar worden hier ook de sacramenten bediend. In vroeger dagen werd dit kerkje door de plaatselijke bevolking wel aangeduid als 'it lytse tsjerkje op it ein' (het kleine kerkje aan het eind). Het ontstaan van dit kerkje en de gemeente is toch wel bijzonder te noemen. Kennisnemen hiervan is niet alleen historisch interessant, maar ook valt de Hand des Heeren te zien.

Voorgeschiedenis

Voor het ontstaan van de gemeente moeten we zo'n 140 jaar terug. Lemmer is die tijd (1850) een plaatsje met zo'n 2600 inwoners en iets meer dan 450 huizen. De belangrijkste bronnen van inkosten zijn de visserij, de beurtvaart en de verbinding over de Zuiderzee met Amsterdam. Dit laatste brengt mee dat in Lemmer naar verhouding veel herbergen en cafés zijn.

Op kerkelijk gebied bestaat er in Lemmer in die dagen ongenoegen over het functioneren van de Hervormde kerk en de wijze van prediken. Er ontstaat echter geen afscheiding maar — zoals dat ook in de aangrenzende Zuid-Westhoek het geval was — een beweging die in de Nederlandse Hervormde Kerk wil blijven. Deze beweging wordt wel aangeduid als 'It Fryske Reveil' (=het Friese Reveil). Deze reveilbeweging is duidelijk anders dan het Hollandse Reveil. Was deze laatste vooral een beweging van de maatschappelijke 'bovenlaag', het Fryske Reveil was veel meer een 'volksbeweging'.

Dat deze beweging juist in deze streek kon ontstaan, hangt met het volgende samen. In een aantal plaatsen in dit gebied (zoals IJlst, Sloten, Balk, Heeg en Woudsend) kunnen 'gewone' gemeenteleden (anders dan in de rest van de provincie) veel invloed uitoefenen op de beroeping van predikanten. Daarbij zijn er rijke handelsfamilies als Poppe en Visser, die veel bijdragen aan het traktement van de predikant. Het gevolg is, dat in dit gebied een aantal rechtzinnige predikanten werkzaam zijn. Mensen uit andere plaatsen, waar geen rechtzinnige predikant staat, trekken op zondag naar plaatsen waar ze de zuivere prediking beluisteren (men ging 'te gast bij hen die meer hadden dan de letter'). Het is dan ook niet verwonderlijk dat juist in de Zuid-Westhoek veel afdelingen ontstaan van de 'Provinciale Friesche Vereeniging van Vrienden der Waarheid'. Deze vereniging heeft tot doel de Hervormde Kerk van binnenuit te verbeteren. Tevens probeert men te komen tot samenbinding tussen afgescheidenen en hervormden. In Friesland worden ook lokalen 'voor Christelijke belangen' gebouwd. In zulke gebouwen komt men geregeld samen, soms had men zelfs een vaste voorganger. Maar ook in plaatsen waar men geen eigen gebouwtje heeft, houdt men regelmatig bijeenkomsten en bidstonden, waar de nood van de kerk aan God voorgelegd wordt.

Ook vanuit Lemmer ging men naar Woudsend en Heeg. In deze streek komt ook het gezelschapsleven tot bloei. Wanneer men niet in staat was elke zondag naar elders te reizen, kwam men samen in gezelschappen.

Het is ook waarschijnlijk dat er binnen de hervormde gemeente van Lemmer een grote behouden­de stroming is. Een aanwijzing hiervoor is de opening van de christelijke school in 1865. Bij de opening wordt een aantal predikanten uitgenodigd. Het blijkt dat al deze predikanten tot It Fryske Reveil gerekend kunnen worden. Ook bestaat er in Lemmer in deze tijd een afdeling van de 'Provinciale Friesche Vereeniging van Vrienden der Waarheid’.

Afscheidingen te Lemmer

Pas in 1876 komt het te Lemmer tot een afscheiding. Op 18 april van dat jaar komt een commissie van de classis Sneek van de Christelijke Gereformeerde Kerk (bestaande uit ds. M.H.J. Bosch uit Workum, J.P. Mobach uit Bolsward en D. Molenaar uit Koudum) in Lemmer om te spreken over de Instituering van een gemeente. Dit gebeurt op verzoek van enige Lemsters. De volgende dag wordt er inderdaad een gemeente geïnstitueerd. Deze gemeente, die uit 12 gezinnen bestaat, komt eerst samen in een gehuurde kamer. Later laat men een kerkje bouwen aan de Schans, achter het huidige nummer 11.

In de tijd van het ontstaan van de afgescheiden gemeente ontstaat er ook een vrije evangelisatievereniging. Wanneer dit precies heeft plaatsgevonden, is onduidelijk. Waarschijnlijk is dit gebeurd in het begin van de jaren zeventig.

In 1877 gaat de vereniging (die op dat moment dus al langer bestaat) de zaken goed aanpakken. In de eerste plaats wordt er (volgens de wet van 1855) rechtspersoonlijkheid als vereniging aangevraagd. Daarbij worden ook statuten vastgesteld. Vervolgens wordt er een kerkje gebouwd en in de derde plaats gaat men een evangelist beroepen.

Kerkbouw

De bouw van het kerkgebouwtje gaat op de volgende manier. In februari 1877 wordt een overeenkomst gesloten tussen een zevental mannen.

Zij komen overeen dat een ieder een bedrag (variërend van ƒ 50, tot  ƒ 350, - ) ter beschikking zal stellen voor de aankoop van een stuk grond gelegen aan het Turfland. Pieter M. de Vries zal op die grond een kerkgebouw met een daarbij behorend woonhuis voor een evangelist bouwen. Grond en gebouwen worden zijn eigendom. Hij zal het aan de ondertekenaars, tegen een jaarlijkse vergoeding van 5% van de bouwsom, in gebruik geven voor godsdienstoefeningen. Dit bedrag moet betaald worden in de maand januari van elk jaar.

Een jaar later is het gebouw klaar en wordt het in de openbare registers ingeschreven als 'kerk, pastorie en tuin'.

Over Pieter Martens de Vries is wel iets meer te vertellen. Hij werd op 11 juni 1832 geboren. Aanvankelijk was hij timmermansknecht. Toen hij werkloos werd (en dus geen inkomsten meer had), bleek zijn vrouw Berendje Koster, met wie hij in 1856 gehuwd was, in het geheim 50 gulden bijeen gespaard te hebben. Dat geld lag verborgen in de bedstee. Pieter begon met dit geld aan de rand van Lemmer eenkamerwoningen te bouwen en deze te verhuren. Zo ontstonden de Singel en de Pietersbuurt (inderdaad naar hem genoemd). De huizenverhuur bleek een winstgevende zaak. Pieter werd een welvarend man. Later kon hij ook een touwslagerij in gebruik nemen.

Ondanks zijn rijkdom bleef Piterbaes (zoals hij in de volksmond genoemd werd) een eenvoudig en vriendelijk mens. Hadden huurders op zaterdag (als de huur betaald moest worden) geen geld, dan werd dit zonder probleem een tijdje uitgesteld: 'Je betaalt maar als je weer geld hebt.’

Pieter heeft de gemeente vele jaren gediend; niet alleen als diaken en ouderling, maar ook in financieel opzicht. Op 13 december 1913 is hij overleden. Op de grafsteen staat vermeld: 'Zij leefden zoals ze beleden te zijn, namelijk dat ze gasten en vreemdelingen op aarde waren.’

In het contract over de kerkbouw wordt reeds gesproken over een evangelist. Men beroept deze evangelist een maand later, namelijk in maart iSjy. Het is Phillippus van Veen, die dan in Zwolle woont. Veel is over hem niet bekend. Hij is op 27 mei 1815 te Rotterdam geboren. Zijn ouders zijn Jan van Veen en Neeltje Houweling. Tot 1870 heeft hij in Rotterdam gewoond, waar hij een betrekking had als winkelknecht. Later is hij ook nog smid geweest. Hij zou ten tijde van het beroep reizend evangelist zijn. Tussen 1870 en 1877 verandert hij viermaal van woonplaats. Als beroep geeft hij op "godsdienstonderwijzer’.

Van Veen neemt het beroep aan en komt op 21 augustus 1877 naar Lemmer. Bij zijn inschrijving in het bevolkingsregister van de burgerlijke stand van de gemeente Lemsterland geeft hij als kerkelijke gezindte op: Nederlands Hervormd.

Instituering

Al spoedig achten de leden van de evangelisatievereniging deze situatie niet bevredigend. Vooral het gemis aan de bediening der sacramenten is groot.

Op 27 januari 1879 komt een aantal mensen bij elkaar om te bespreken of men ook tot de stichting van een kerk kan komen. Van deze bijeenkomst zijn geen notulen voorhanden. Wel staat vast dat de voorganger, evangelist Ph. van Veen, niet aanwezig was.

Op een volgende vergadering, die gehouden wordt op lO februari 18791 is hij wel aanwezig.

Van Veen is ingelicht over de voorgaande vergadering. Hij begint dan ook met een betoog over de noodzaak om tot de instituering van een kerkelijke gemeente te komen, waarbij hij de volgende punten noemt:

1. Het heilig recht der gemeente door Christus haar gegeven.

2. Hoe en waar men dat heilig recht verloochent door verbonds-ontheiliging en zondige leervrijheid.

3. Over de onhoudbare toestand der gereformeerde evangelisatie in betrekking tot doon en avondmaal.

Dat men daartoe overgaa (tot instituering van een gemeente, HdG) geen opstand begaat tegen, maar wettig ge-bruikmaakt van de wettige weg, , / op grond van gemeentereckËi^> ' welk gemeenterecht wederrech-telijk wordt verkracht door sta-^^s^-x tsrechtelijke, dus onkerkelijk'ë^C/ en heiligschennende mach-V'^ onder de valse naam van synode.

Op zijn toespraak wordt met in-mming gereageerd. Wanneer

Van Veen daarop voorstelt om "de weg' tot instituering verder te gaan, ontmoet hij weinig weerstand. Slechts een drietal van de aanwezigen twijfelt.

Een week later komt men weer bij elkaar. Het blijkt nu dat sommigen bezwaar maken tegen het 'zich afscheiden'. Hiertegen wordt ingebracht dat men zich eigenlijk niet gaat afscheiden, maar dat het synodale lichaam zich met zijn goddeloze leervrijheid afscheidt van de ware gereformeerde leer. Na enig heen en weer gepraat doet Van Veen het voorstel om een kerkenraad te kie­zen. De aanwezigen gaan hiermee akkoord. Na vrije stemming worden gekozen als ouderlingen: W.H. Poppe en K.K. van Keimpema, en als diakenen: P.M. de Vries enJ.H. Klein.

Een van de aanwezigen stelt vervolgens de vraag of de voorganger niet tot predikant "bevestigd' of "gewijd' moet worden. De voorganger zegt dat hij in zijn gemoed ervan overtuigd is dat dat de juiste weg is.

Een week later besluit de kerkenraad ds. Schaafsma uit Utrecht, predikant van de "Vrije Gereformeerde Vereniging van Zeist, te vragen om Van Veen te bevestigen. Van Veen zelf zal naar Utrecht reizen om hem deze zaak voor te leggen.’

De reis van Van Veen naar Utrecht •Verloopt tot tevredenheid. Ds. Schaafsma is in principe wel bereid om Van Veen tot predikant te bevestig-en, en belooft een brief aan de kerl5; enraad van Lemimer te schrijven. Wanneer deze brief ont-\ vangen is (het is dan eind maart), fHesluit.de kerkenraad dat de be-5: Vestiging, en daaraan gekoppeld te-'} fvens de instituering zal plaatsvin-, f d'en in juni of begin juli.

Eind juni komt ds. Schaafsma met < ouderling F.J. Kraan (van de Vrije j, Gereformeerde Vereniging van Zeist) naar Lemmer. Op 28 juni vergaderen zij met de leden van de kerkenraad om het een en ander door te spreken. Schaafsma, die de leiding van de vergadering heeft, deelt mee, dat hij informatie heeft ingewonnen over de voorganger, zowel in Lemmer als elders, en deze is gxmstig. Hij wil de voorganger dus bevestigen. Wel heeft hij nog enige vragen die naar tevredenheid beantwoord moeten worden. De eerste vraag betreft de notulen: "Worden deze wel naar behoren bijgehouden? ' Het antwoord kan ja luiden. De tweede vraag is, of Schaafsma hiervan een afschrift kan krijgen. Ook hierop komt een positief antwoord. De volgende vraag betreft de naam die men aan de kerk wil geven. Het antwoord luidt: "Vrije Gemeente’.

Schaafsma echter stelt dat zijn gemeente in Zeist bij de aanvraag van rechtspersoonlijkheid het woord gemeente heeft weggelaten. Men heeft dus de naam Vrije Gereformeerde Vereniging. Besloten wordt zich in Lemmer ook zo te noemen: Vrije Gereformeerde Vereniging, waarbij men zich echter wel bewust is de gemeente van onze Heere Jezus Christus te zijn. Daarbij besluit men tevens de oude naam 'Vereniging voor Christelijke Belangen' (onder welke naam men rechtspersoonlijkheid verkregen heeft) niet te laten vallen en ook die te blijven voeren. De laatste vraag betreft de beroepsbrief die de gemeente aan de voorganger moet geven. Het blijkt dat men indertijd Van Veen wel als voorganger heeft beroepen, maar niet als herder en leraar. Om dit probleem op te lossen wordt staande de vergadering een nieuwe beroepsbrief geschreven. Van Veen neemt vervolgens het beroep aan. Als alles zo afgehandeld is, is Schaafsma tevreden.

De volgende dag, het is dan zondag 29 juni l879' wordt Van Veen bevestigd. Aan de handoplegging nemen deel ds. Schaafsma en de ouderlingen Kraan, Poppe en Van Keimpema. Over de instituering

wordt verder niet meer gesproken. Maar vanaf die datum voelen de leden zich 'gemeente'. Op de kerkenraadsvergadering van lO juli wordt Poppe tot scriba gekozen. Van Veen zal als preses optreden. Op 10 augustus wordt voor de eerste maal het Heilig Avondmaal gehouden. In de volgende maanden treden verscheidene leden tot de gemeente toe. Aan het eind van het jaar 1879 heeft de gemeente lOI leden en doopleden.

Gemeentelijk leven

Het feit dat men nu zelfstandige gemeente is brengt in het komende jaar enige keren moeilijkheden met zich mee. Het blijkt dat leden verhuizen naar plaatsen buiten Lemmer, terwijl men toch lid blijft van de gemeente. Zelfs in Amsterdam wonen leden. Het komt ook voor dat de kerkenraad in het geheel niet weet waarheen de leden vertrokken zijn. Als oplossing wordt gekozen, dat men in principe in Lemmer, Echten, of Oosterzee moet wonen om lid te kunnen zijn. Verhuist men naar buiten deze plaatsen, dan is het ook wel mogelijk om lid van de gemeente te zijn, maar dan moet men wel het adres bij de kerkenraad bekendmaken en men moet om de drie maanden een briefschrijven. De predikant zal daarop steeds met een brief antwoorden.

Een ander probleem betreft de censuur. Hoe moet men die toepassen? Een van de ouderlingen wil na één gesprek de leden direct als lid afvoeren. Van Veen echter meent dat er eerst de trappen van de censuur moeten worden toegepast. En de diakoniegelden? Zijn die alleen voor eigen leden of voor alle hulpbehoevenden? Alhoewel men zich bewust is dat het helpen van de hulpbehoevenden een plicht is van de christen, meent men toch dat het niet direct een plicht van de gemeente is.

Enige jaren heeft Van Veen in Lemmer mogen arbeiden. Op 5 januari 1883 vraagt Van Veen een traktementsverhoging van ƒ lOO, - per jaar. De kerkenraad gaat hiermee akkoord, op voorwaarde dat de gemeenteleden deze lOO gulden zullen opbrengen. Lang kan Van Veen van deze verhoging niet genieten; op 27 maart 1883 komt hij te overlijden. Hij wordt begraven op het kerkhof aan de Straatweg. De gemeenteleden besluiten om onderling geld in te zamelen om zo een grafsteen te kunnen plaatsen op het graf. Zo gebeurt het ook. Helaas is deze steen later door de gemeente Lemsterland (als zoveel andere stenen) wegens slechte staat weggehaald. De plaats van het graf is nog wel bekend.

Ds. K. Stelma

Met het overlijden van Van Veen begint de eerste vacante periode voor de gemeente. Het eerste beroep wordt uitgebracht op ds. L. Spoel te Brielle. Deze gaf hieraan geen gevolg. Het volgende beroep wordt uitgebracht op Kornelis Stelma. Deze is geboren in Kollum op 6 september 1831. Aanvankelijk was hij als evangelist in dienst van de vereniging 'Vrienden der Waarheid'. Later werd hij godsdienstonderwijzer te Heinenoord en, in de tijd dat het beroep uit Lemmer hem bereikte te Biggekerke. Bij het uitbrengen van het beroep besluit men, zo Stelma het beroep mocht aannemen, een andere pastorie te gaan huren. De leden zullen onderling bijdragen om de huur te bepalen. Stelma neemt het beroep aan en vestigt zich op 27 oktober 1884 in Lemmer. Na onderzoek door ds. Spoel wordt hij door deze predikant op zondag 2 november bevestigd.

In 1886 komt een zekere we­ duwe Wagenaar bij de kerkenraad. Zij wil zich wel bij de gemeente aansluiten, maar dan moet de kerk wel haar huishuur gaan betalen. De kerkenraad neemt aan dat materieel voordeel de belangrijkste drijfveer is om tot de gemeente te worden toegelaten en gaat daarom niet akkoord. Weduwe Wagenaar kan zich dit, zo deelt zij mee, wel voor-

stellen en legt zich bij het besluit neer.

Contacten met Dolerenden

In 1886 vindt 'de Doleantie' plaats. Op veel plaatsen in ons land komen gemeenten, kerkenraden of leden in verzet tegen de Nederlandse Hervormde Kerk. Zo ook in Lemmer. De gehele kerkenraad, en met hem een grote groep mensen (veel groter dan bij de afscheidingen in de jaren zeventig) komt los te staan van de hervormde gemeente. Dr. L.H. Wagenaar (predikant in Heeg en de grote voorman van de doleantie in de Friese Zuid-Westhoek) wordt de consulent. De eerste jaren komt de gemeente samen in het oude (hervormde) kerkgebouw. Maar als de rechter bepaalt dat al de bezittingen bij de Nederlandse Hervormde Kerk moeten blijven, staan de dolerenden op straat. De Lemsters gaan nu met voortvarendheid over tot het bouwen van het nu nog in gebruik zijnde kerkgebouw aan de Parkstraat. Men beroept ook een predikant. Op zondag 22 januari 1887 doet ds. M. Brouwer intrede in deze gemeente. Wagenaar vraagt ter gelegenheid hiervan aan de kerkenraad van de Vrije Gereformeerde Gemeente of deze hun dienst wil verzetten.

Hoewel het niet geheel zeker is, is het waarschijnlijk zo dat Stelma al vrij snel na de doleantie in Lemmer toenadering zoekt tot de Nederduits Gereformeerde Gemeente (Dolerend) van Lemmer. Deze echter stelde zich in eerste instantie afhoudend op. Stelma laat het het er echter niet bij zitten en schrijft een brief aan de kerkenraad. In deze brief, die gedateerd is op 5 november 1887, beUaagt hij zich over hun houding. Hoe dit verder afgelopen is, is niet te achterhalen. Maar de classis Sneek (van de Nederduits Gereformeerde Kerk) gaat zich enige maanden later met de kwestie Lemmer bezighouden. Op 16 april 1888 komt een brief van deze classis bij de kerkenraad van de Vrije Gereformeerde Gemeente om eens over samensmelting te spreken. De kerkenraad gaat hier op in. Hoewel er niet direct tastbare resultaten zijn is men wel van mening dat er verder gezocht moet worden naar mogelijkheden tot vereniging. In ditzelfde jaar worden nog twee besluiten genomen: op 17 oktober neemt de kerkenraad van de Dolerende Gemeente zich voor toenadering te zoeken tot de Christelijke Gereformeerde Gemeente van Lemmer, terwijl ook binnen de Vrije Gemeente de noodzaak om tot hereniging met deze gemeente te komen wordt besproken. Op 3j^~ nuari van het volgende jaar (1889) bespreken de kerkvisitatoren (n.a.v. een classisbespreking) met de kerkenraad van de Christelijke Gereformeerde Gemeente om tot toenadering te komen tot zowel de Vrije Gemeente, als tot de Dolerende Gemeente. In diezelfde maand vindt ook al een bespreking plaats tussen de Vrije en de Christelijke Gereformeerde Gemeente.

Ds. Stelma heeft zich intussen tot de classis Sneek van de Nederduits Gereformeerde Kerk gewend om een colloquium doctum af te leggen, dat hem toegang moet verlenen tot het predikambt binnen deze kerken. Op 8 augustus 1889 doet hij dit examen, en met goed gevolg. De volgende maand al verlaat hij Lemmer en wordt hij predikant in Wyckel. Mogelijk heeft hij hiermee geprobeerd de weg vrij te maken om in Lemmer tot vereni-! ging te komen: er was nu nog maar één predikant te Lemmer.

Pas in 1890 komt het tot nadere besprekingen tussen de drie gemeenten. Op 7 rnei komt er een brief van de classis Sneek bij de Dolerende Gemeente van Lemmer met vragen hoe men over de vereniging met de vrije gemeente denkt. Deze antwoorden hierop dat het het beste is de zaak op zijn beloop te laten. De classis is het hier niet mee eens en belegt op 22 mei een vergadering waarbij de kerkenraad van de Vrije Gemeente, de kerkenraad van de Dolerenden met hun predikant ds. Brouwer (en namens de classis) de predikanten Weijers en Stelma aanwezig zijn. Van deze vergadering is geen verslag of notulen voorhanden, maar een erg plezierige vergadering moet het niet geweest zijn. Want een week later verzendt de kerkenraad van de Nederduits Gereformeerde Gemeente een lange brief aan zijn classis. Men is over het verloop van de vergadering boos en bedroefd. De predikanten Stelma en Weijers hebben tijdens de vergadering de beschuldiging geuit dat men zich verzette tegen de vereniging; de kerkenraad van de Vrije Gemeente wilde wel ver'ënigen, maar had grote bezwaren tegen ds. Brouwer, terwijl ds. Stelma'op de hand van de Vrije Gemeentewas. Men voelde zich overvallen, 'men dacht verlost te zijn van het synodaal juk van de Nederlands Hérvormde Kerk, maar het blijkt nu. dat men zich vergist had'. Al met alV-, een vergadering die niet dichter bij het gestelde doel gebracht heeft. Vreemd moeten de Dolerendens dan ook opgekeken hebben als een ' viertal maanden later ouderling Van Keimpema bij hen köïïit met het verzoek ds. Stelma nog eens te laten preken. Aangezien hij eeff' beroep naar Voorburg heeft aangenomen, zal hij voortaan wel niet meer in Lemmer kunnen komen

preken. Graag zou men nerrt.nog f wel eens willen horen. De kerken--i? raad gaat hier (uiteraard) niet op in ^er\ verwijst Van Keimpema door naar de classis.

Ondertussen is\do, Of de S)(è< pde vanfi , „de Dolerenden eendeput^a: tschapi "inzafce Lemmer aan-, gesteld. Deze presen-^ taren in oktober 1890een-voorstel dat tot; ': vereniging moet leiden.? - De twee gemeenten ' , blijven apart, hebben - hun eigen predikantS'^ '^•plaats, maar moeten toefh als één gemeente gezien warden. Kansel ruil tussen de predikanten moet voorkomen. Met de tijd zal dan de nadere vereniging ook wel komen. In december van dat jaar vergaderen de leden van de Vrije Gemeente met elkaar. Wanneer er, na ampel beraad, gestemd wordt blijkt de verenigingsgedachte toch niet meer zo te leven: men gaat niet met het voorstel akkoord. Ouderling Van Keimpema is het hier niet mee eens en legt staande de vergadering zijn ambt neer. Hij bedankt voor het lidmaatschap en gaat over naar de Nederduits Gereformeerde Kerk. Later zal hij binnen deze gemeente nog het ambt van ouderling bekleden. De volgende maand is de weer bij elkaar gekomen gemeente wel wat bijgedraaid en stemt nu (vreemd genoeg) toch weer toe om te pogen tot vereniging te komen. Hiervan komt het echter niet meer.

Ook tussen de Vrije en de Christelijke Gereformeerde Gemeente komt het niet tot een vereniging. Dit zal gelegen zijn in het feit dat het tussen de Christelijke Gereformeerden en Dolerenden wel beter gaat. Behalve op lokaal niveau (contacten tussen de beide kerkenraden) is er ook in groter verband contact tussen de Nederduits en Christelijke Gereformeerde Kerk. Op synodaal niveau wordt overlegd tussen de beide kerken. Dit leidt uiteindelijk op 17 juni 1893 tot een gezamenlijke synode (de synode van Amsterdam) waarbij beide kerken zich verenigen. Plaatselijke kerken blijven dan nog wel bestaan, en krijgen ter onderscheiding een letter. Mettertijd moeten de gemeenten samengaan. Zo ontstaat in Lemmer een Gereformeerde Kerk A (= de oude Christelijke Gereformeerde Kerk) en een Gere­formeerde Kerk B (=de oude Nederduits Gereformeerde Kerk). Deze twee gemeenten smelten reeds in november 1892 samen tot één gemeente.

Ds. P. van der Heijden

De Vrije Gereformeerde Gemeente blijft dus zelfstandig bestaan.

De kerkenraad besluit dat er, zo mogelijk, weer een predikant moet komen. Na gehouden ledenvergadering beroept men ds. A. Makkenze die in Enkhuizen staat. Deze bedankt voor het beroep. Het jaar daarna (mei 1893) brengt men een beroep uit op de in Aarlanderveen woonachtige P. van der Heijden. Pieter van der Heijden werd geboren op 2 april 1865 in Waddinxveen. Bij zijn ambtsjubileum in 1918 (hij is dan 25 jaar evangelie-

dienaar) spreekt hij een feestrede uit.

Deze rede is uitgegeven. Uit het voorwoord van dit boekje citeer ik het volgende:

‘Als handwerksman werd ik opgeleid aan de hand mijns vaders, verhet reeds vroeg de ouderhjke woning en werd op zestienjarige leeüijd staande gehouden op de weg des verderfs. Na vele worstelingen en liefelijke bedruipingen des hemels werd op negentienjarige leeftijd mijn ziel uit banden verlost en leefde ik temidden der levenden in de plaats mijner geboorte, totdat ik mijn geboorteplaats verliet en op tweeëntwintig jarige .'' leeftijd mij door de band des huwelijks verbond aan de nu nog naast mij lavende echtgenoot.

Vijf jaren leefde ik stil als werkman te midden mijner omgeving en begonnen de werkzaamheden ten op-' ; zichte van het ambtelijk leven zich in mij te openbaren. Door omstandigheden van kerkelijke aard werden 'i wij genoodzaakt ons kerkelijk leven te verlaten en onder moeiten en zorgen werd mij opgebonden den eriist'' tot prediking. Te midden van de breuk der kerk, werden mijn worstelingen dagen nacht voortgezet, totdat'^' met krachtige aandrang God mij riep tot prediking. Vreeselijk was die strijd. Telkenmale weigerde ik tot zulke een arbeid over te gaan. (...)A1 deze bezwaren moesten echter overwonnen en voor mijzelf ten volle .^ aanvaard worden: God zal moed en krachten geven tot zulk een arbeid.

Het was in de m^aandjuni van het jaar l8g2, toen op Zondagmorgen enkele personen rrdjn woning biniygti^'* kwamen en mij verzochten te prediken. Onder biddend opzien tot den Almachtigen met vreeze en beve war-*^^ vuld zeide ik: 'Ik zal spreken'. Gods majesteit was echter zoo op niijn ziel gebonden, vervulde zoo mijn hart, *! dat het was alsof een zalving van de zachtste olie niijn hoofd bedrupte. Dien morgen sprak ik naar aanleiding 'i^ van Psalm l6: ^ en des avonds naar aanleiding van Job ^: I. Zes weken daarna was mijn woning van alle zijden ' te klein om de hoorders te bevatten. In het openbaar trad ik in verschillende localiteiten op, altijd nog binnen de plaats mijner inwoning. (...) Na weinige maanden werd ik geroepen in de gemeente van Ter Aar op te treden. Vanaf dit ogenblik tot 23j^i ^^93 sprak ik met grote vrijmoedigheid en rijken zegen op verschillende plaatsen van ons vaderland. In mei l8g3 werd ik in de gemeente te Lemmer als haar predikant beroepen’.

Van der Heijden neemt dit beroep aan, maar wil eerst een voorbereidingsjaar. De kerkenraad stemt hier mee in, en zo wordt hij — na classicaal onderzoek— op 23 juli 1893 tot oefenaar bevestigd en het jaar daarop tot predikant. Over zijn verblijf in Lemmer zegt Van der Heijden zelf in de bovengenoemde feestrede:

‘Met aangenaamheid verkeerden wij daar ruim driejaar. Wij zullen het verblijf te dier plaatse niet in den breede schetsen, alleen aanhalen dat we daar een vaderlijke en levende broeder mochten vinden in den ouderling W.If. Poppe. We vermelden zijn naam ook als man van Goddelijke leiding. Hij was ervaren op het terrein van het kerkelijk leven, wij jeugdig en onervaren. Hij was een vader in vriendschap, wilde een leerling in Christus zijn. Wij wenschten zijn leerling te wezen, hij was altijd bereid tot hulp en raad. Genoeg. Kort mochten wij slechts bij elkander vertoeven’.

Als in januari 1896 de Vrije Gereformeerde Gemeente van Enkhuizen hem beroept, moet hij dit beroep aannemen. Op 6 september neemt hij afscheid van de gemeente van Lemmer, en op 9 september steekt hij de Zuiderzee over.

C.Densel

Na het vertrek van ds. Van der Heij-'4en komt de gemeente verschillende malen samen om een predikant , te kieken die men wil beroepen. ^Nartiéii d^e üjdèr^s jveèsdhillende vergaderingen genoemd vv^orden, zijn: ds. Van , der Heijden, ds. if' Makkenze, ds, Janse, ds.iPensel , ds. Roelofs en Steenhart.

Eind 1898 heeft m^en succes. Ot fenaar C. Dehs^l'neemt», liet beroep aan en vestigt zich met zijn .ggzin in december van dat jaar te Lemmer. Comelïs DenseJL wordt . op 26 februari 18^2 in Leiden geboren. Na zijn schooljaren wordt hij kapper. In 1890 huwt hij Geertruida Benjamina Witzand. Kort na dit huwelijk wordt hij krachtdadig tot God bekeerd. Daarna heeft hij lange tijd werkzaamheden met een roeping tot het predikambt. Hij probeert hier onder uit te komen door naar Indië te gaan. De Heere houdt hem echter staande, waarop hij zich vervolgens meldt bij de Vrije Gereformeerde Gemeente van Leiden om onderzocht te worden. Dit onderzoek vindt plaats op 13 juni 1895-Drieëneenhalf uur duurt het onderzoek. Daarna moet hij een proefpreek houden. Alhoewel deze preek slechts tien minuten duurt, was men toch tevreden: Densel wordt toegelaten als oefenaar.

In de tijd dat de gemeente van Lemmer hem beroept woont Densel in Den Haag. Voordat Densel tot predikant bevestigd wordt, moet hij weer onderzocht worden. Dit onderzoek vindt plaats op een vergadering in Enkhuizen, waar o.a. oefenaar G. van Reenen aanwezig is. De vergadering laat hem tot het predikambt toe en zo wordt hij op 16 februari 1899 door het oud-Lemster predikant Van der Heijden bevestigd. Densel heeft de gemeente van Lemmer krap tweeëneenhalf jaar gediend. Eind mei 1901 beroept de Vrije Gemeente van Vlaardingen hem. Densel neemt dit beroep aan, preekt op 14 juli afscheid en wordt een week later te Vlaardingen bevestigd.3

Ds. P.M. van Loon

Na het vertrek van ds. Densel is de

gemeente vier jaar vacant. In deze tijd heeft men nog wel contact met Van der Heijden. Hij leidt onder andere de ledenvergadering van 1903 (Van der Heijden is dan predikant in Rijssen). Blijkbaar bevalt deze leiding de gemeente (weer) zo goed, dat men een week later een beroep uitbrengt op Van der Heijden. Deze bedankt hiervoor. Na nog een vergeefs beroep op ds. Makkenze wordt in april 1905 ds. Van Loon beroepen. Het traktement wordt vastgesteld opj 1000, perjaar.

Pieter Marcus van Loon werd gebo­ ren op 17 september 1835 in Rotterdam. Hij diende als predikant de Vrije Gereformeerde Gemeente onder het kruis te Leiden van 1893 tot 1903. In 1900 zocht hij aansluiting bij het kerkverband van de Kruisgemeenten. Hij vond echter geen gehoor; hij was 'te weinig bekend'. Van 1903 tot 1905 diende hij de Gereformeerde Gemeente onder het kruis te Enkhuizen. Bij zijn vertrek naar Enkhuizen laat hij een verlopen gemeente in Leiden achter, terwijl in Enkhuizen de verhouding tussen de predikant en de gemeente geheel verstoord raakt.

Op woensdag 7 juni wordt ds. Van Loon door ds. Densel bevestigd. Tekst van deze preek is Psalm 20:2 en 3; 'DE HEERE verhore u in den dag der benauwdheid; de Naam van de God Jacobs zette u in een hoog vertrek.

Hij zende uw hulp uit het heiligdom, en ondersteune u uit Sion.' De daarop volgende zondag doet Van Loon intrede met als tekst Efeze 6:19: En voor mij, opdat mij het Woord gegeven worde in de opening mijns monds met vrijmoedigheid, om de verborgenheid van het Evangelie bekend te maken’.

Drie maanden na de intrede van Van Loon brengt deze tijdens een kerkenraadsvergadering naar voren, dat vele leden der gemeente graag een orgel in de kerk zouden hebben, om het psalmgezang te begeleiden. Twee jongedochters willen wel de gemeente rondgaan om de benodigde gelden te verzamelen. Na ampel beraad besluit de kerkenraad aan dit verzoek geen gevolg te geven en 'het te laten zoals het was’.

Met de kerkdiensten is nog iets bijzonders aan de hand. Elke zondagmorgen wordt er een gewone kerkdienst gehouden. Een avonddienst is echter geen gewoonte. Men komt dan wel samen, maar dan in de consistoriekamer om gezelschap te houden. Wel is het zo dat men in de wintermaanden echte kerkdiensten houdt.

In het najaar van 1908 verzoekt de predikant niet meer aanwezig te hoeven zijn bij de zondagavondgezelschappen. De kerkenraad is het hier niet mee eens: de predikant moet bij deze bijeenkomsten aanwezig zijn. Als Van Loon een maand later vraagt of het niet mogelijk is om niet élke zondag aanwezig te hoeven zijn, antwoordt ook hierop de kerkenraad negatief. Misschien kunnen wij in deze vragen al aanwijzingen zien van de later ontstane moeilijkheden.­

In de gemeente worden geen bid-en dankdagen gehouden. Tijdens de periode van Van Loon komt hierin (op voorstel van de predikant) verandering.

In januari 1909 blijkt de financiële toestand der gemeente niet best. De nood wordt zo groot dat .! er iets moet gebeuren. Er wordt gedacht aan een extra collecte of een vergadering met alle leden, zowel mannen als vrouwen. Zover komt het echter niet. De kerkenraad besluit (na overleg met enkele leden) te bezuinigen op de kosten van de redikant. De plannen bestaanb uit:

— Het traktement van de predikant te verlagen;

— De predikant weer in de oude pastorie te laten wonen.

Naast de kerk is namelijk een wo-

ning die als pastorie is gebruikt door Van Veen en Van der Heijden. Stelma heeft in een ander huis (dat de kerkenraad huurde) gewoond. Waar Densel gewoond heeft is niet bekend. Van Loon echter woont in een huurwoning aan de Lange Streek. De oude pastorie is in gebruik als kosterij.

De leraar gaat niet met deze voorstellen akkoord. Hij wil wel helpen, maar hij zal nooit met zijn dochter (zijn vrouw is al in 1906 overleden) in de kosterswoning gaan wonen. Tenslotte heeft een leraar een andere stand dan een arbeider uit het. volk. Hij zal dus nooit in zo'n steeg gaanwonen. Wel wü hij omzien naa3reenandere, goedkopere woning.

Ook met de verlaging van het trak^ tement gaat Van Loon niet akkoord. 'Ik zal mij houden aan wat in de beroepsbrief staat; daarbij komt dat ik al 74 ben.’

Hij stelt vervolgens voor elkaar te ontslaan van wederzijdse verplichtingen, waarbij de kerkenraad een jaartraktement aan de leraar ter hand zal stellen. De kerkenraad vindt dat bedrag te hoog en stelt een lager bedrag voor. Na overleg en een persoonlijke gift van P.M. de Vries komen de twee partijen tot een vergelijk. Er wordt een afscheidsdatum afgesproken. Van Loon vertrekt rond 14 juli 1909 met zijn dochter naar Amsterdam, waar hij zich vestigt aan de Jan Steenstraat 48. Op I januari 1912 overlijdt hij in Voorburg.

De periode 'Van Loon' is voor de gemeente geen goede tijd geweest. De kerkenraad deelt hierover in 1910 het volgende mee:

’...inzonderheid hoe zij er ingelopen zijn met het beroepen van Van Loon van Enkhuizen, hoe treurig zijn dienst was, en hoe ze van hem afgekomen zijn’.

Naar de Gereformeerde Gemeenten

In het jaar 1910 sluit de Vrije Gemeente van Lemmer zich aan bij het verband der Gereformeerde Gemeenten. Daarmee eindigt een bestaan van eenendertig, jaar als zelfstandige gemeente.

Daar over de jaren 191O-I914 geen notulen bestaan van de vergaderingen die te Lemmer zijn gehouden, weten we niet precies hoe de gemeente van Lemmer in contact is gekomen met de Gereformeerde Gemeenten. Alleen uit de notul^ van de classis Barneveld kuniien wV', iets te weten komen.

Op 23 maart 1910 vergadert de classis Barneveld is preses. Op deze vergadering is een schrijven binnengekomen van Lemmer (in de notulen aangeduid als ‘Oud Gereformeerde Gemeente’).

Deze gemeente wil aansluiting bij het verband der Gereformeerde Gemeenten. Men besluit dat ds.

Kersten in gezelschap van een ouderling er eens heen zal gaan om nader kennis te maken met de gemeente aldaar.

Op lO november vergadert de classis weer (maar nu te Kampen). Op deze vergadering doet ds. Kersten verslag van het bezoek. Dit verslag wordt als zeer gunstig aangeduid met als gevolg dat de gemeente van Lemmer zich mag aansluiten bij de Gereformeerde Gemeenten. Wanneer dit besloten is, mogen de ouderlingen P.M. de Vries en L. Visser (die blijkbaar buiten de vergaderzaal zaten te wachten) binnenkomen en zitting nemen in de vergadering. Het blijkt echter dat ze geen lastbrieven hebben. Hierover worden ze ingelicht. Voor de vergadering verder gaat, vertellen beide ouderlingen uit Lemmer het een en ander over hun toestand. Ze zijn herderloos en willen meeleven met de Gereformeerde Gemeenten inzonderheid vanwege de prediking.

Vanaf die dag tot op heden is de gemeente aangesloten bij de Gereformeerde Gemeente. Na ds. Van Loon heeft men echter geen eigen predikant meer gehad.

Dit artikel werd u aangeboden door: Oude Paden

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 juni 1999

Oude Paden | 56 Pagina's

‘It lytse tsjerkje op it ein’

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 juni 1999

Oude Paden | 56 Pagina's