Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Om den hemel te planten en om de aarde te gronden

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Om den hemel te planten en om de aarde te gronden

19 minuten leestijd Arcering uitzetten

Cornelis Smits als student in Apeldoorn (1924-1932)

J.M. Vermeulen

Cornelis Smits was vergroeid met de Haarlemmermeer. Daar was hij in 1898 geboren; daar woonde hij, daar was zijn werk. Daar lag ook zijn toekomst: boer worden op "Recht door zee". Een fraaie boerderij aan een lange polderweg tussen Nieuw-Vennep, Hillegom en Lisse. Hij had het landleven lief, oprecht lief. Maar in zijn hart groeide groter liefde. Een liefde tot God en Zijn zalige dienst. Had God niet tot hem gesproken: 'Ik leg Mijn woorden in uw mond, en bedek u onder de schaduw Mijner hand; om de hemel te planten en om de aarde te gronden en om te zeggen tot Sion: Gij zijt Mijn volk.' Hij was in november 1921 voorzitter geworden van de 'Christelijke Gereformeerde Jongelingsvereeniging' van Hillegom. Maar dat bedoelde het Godswoord niet. In januari 1924 werd hij diaken. Maar ook dat was de vervulling van dit woord niet. Half augustus gaf ds. A. Zwiep hem een attest om gehoord te worden in Apeldoorn. Smits werd toegelaten als student: hij kon niet afgewezen worden. Zo helder was het werk van God in zijn ziel verheerlijkt. Hij nam afscheid van jeugdvereniging en kerkenraad en reisde naar het verre Apeldoorn. Daar, in de grote stad, begon hij als polderjongen uit de Haarlemmermeer zijn opleiding tot dienaar in Gods Koninkrijk.

Studenten

Cornelis Smits was op 28 augustus 1924 in Apeldoorn om daar in het schoolgebouw aan het Wilhelminapark een toelatings-of 'admissieexamen' af te leggen. Het curatorium bestond uit de dominees T.A. Bakker, L. de Bruijne, A.M. Berkhoff, J.W. Geels, P. de Groot, A.H. Hilbers, L.H. van der Meiden, R.E. Sluiter en G. Wisse. Dit college lette vooral op 'het beginsel der wijsheid', de aanleg en de beweegreden om predikant te worden. Ook moest Smits goed kunnen lezen en schrijven, rekenen met gehele getallen en breuken, iets van de algemene en vaderlandse geschiedenis afweten, wat van aardrijkskunde kennen en vooral kennis van het Kort Begrip en de Bijbelse geschiedenis hebben.

Het curatorium kon roeping en bekering van Cornelis Smits vlot overnemen en liet hem toe tot de studie, die verdeeld was in vijfjaar literaire studie (de vooropleiding) en drie jaar Theologische studie. Deze verdeling was gemaakt voor studenten die geen middelbare opleiding hadden en eerst literair student waren. Die eerste vijf jaren richtte de aanvullende opleiding zich vooral op de talen.

Smits kwam tijdelijk in de eerste klas met L.S. den Boer en D. Henstra, die weldra werden bevorderd. Smits kreeg nu gezelschap van vier nieuwe studenten die in 1925 waren aangenomen, te weten August Dubois uit Baarn, Antoine Marie Franssen uit Rotterdam, Willem Frederik Laman uit Leiden en Willem Meijnhout van Haarlem. Later kwam daar Douwe Biesma bij.

Docenten

Smits kreeg les van vier docenten: P.J.M, de Bruin, A. van der Heijden, F. Lengkeek en J.J. van der Schuit.

Docent ds. De Bruin was toen 58 jaar oud en tot 1905 predikant geweest van Apeldoorn. Daarna was hij docent geworden. Hij was historicus in hart en nieren en doceerde met name de kerkelijke vakken, zoals archeologie. Bijbelse geschiedenis, kerkgeschiedenis, kerkrecht, encyclopedie en dogmengeschiedenis.

Dan was er docent ds. Adam van der Heijden, Gijaren oud. De studenten noemden hem weleens 'de oude Adam'. Hij had een tere Godsvrucht en droeg altijd een zwart, rond hoofddeksel. Hij was tot 1909 dominee in Dordrecht geweest en daarna docent gewor-

den. Hij gaf in de vooropleiding de vakken Latijn, Romeinse en Griekse antiquiteiten en mythologie. Van der Heijden gaf ook les in de 'practische theologie', zoals homiletiek, pastoraat, catechetiek en liturgie. De derde docent was ds. F. Lengkeek, 55 jaren oud, een stille man met een dichterlijke en muzikale geest. Hij was dominee geweest in Amsterdam en in 1914 docent geworden. Hij was oorspronkelijk onderwijzer geweest en gaf nu lessen in de Nederlandse taal en letterkunde. Daarnaast onderwees hij Bijbelse vakken als exegese, tekstkritiek, hermeneutiek en isagogiek. De vierde docent was ds. J.J. van der Schuit, toen 44 jaren oud, en tot 1922 dominee geweest in Amsterdam-West. Daarna was hij docent geworden en had zijn inaugurale rede uitgesproken, genaamd 'Mystiek en dogma'. Hij doceerde dogmatiek, ethiek, symboliek. In de vooropleiding gaf hij Grieks, Engels, psychologie en logica.

Ds. Wisse

Docent Van der Heijden overleed maandag 18 juli 1927-Vrijdag 22 juli droeg de gehele scholengemeenschap hem naar het graf. De synode benoemde in zijn plaats ds. G. Wisse, die al enkele jaren als lector aan de school verbonden was. De nieuwe hoogleraar Wisse, die in het hele land bekend stond als een buitengewoon redenaar, zei tegen de curatoren: Wees sober in uw verwachtingen. Immers, het grootste, het beste gedeelte mijns levens ligt reeds achter mij'. Tegen de studenten zei hij: 'Het preken kan ik u niet leren. Zelf heb ik nu dertig jaar gepreekt. Ik gevoel aan het eind van deze loopbaan, veel en veel meer nog dan aan het begin, hoe gebrekkig het is verricht. Het is ook het zwaarste werk dat denkbaar is. Vraag God om hemels onderwijs van Hem Zelf. Er is in onze donkere dagen nog en overblijfsel, ook in ons vaderland, dat vraagt naar de aloude en beproefde waarheid. De zondaar op het diepst te ver-

nederen, en God op het hoogst te verheerhjken, dit bhjve onze taak.' Bij de komst van Wisse besloot men de docenten aan te spreken als 'professor'. Wisses lessen hebben ongetwijfeld een onuitwisbare indruk nagelaten bij Smits. Dat was ook het geval bij zijn studievriend Lieven Stoffel den Boer: 'Die eerste colleges zal ik niet licht vergeten. O, wat kon hij de zaken fijn zeggen. We zagen dat we meer moesten weten dan alleen hoe God een mens bekeert. Wisse opende vergezichten, die we nooit ontdekt hadden. Soms ging het ver boven ons vermogen om hem te volgen. En dan voelde je jezelf altijd weer een stumper, die in alle opzichten geleerd moest worden. Maar aan de andere kant hadden de colleges van Wisse de wonderlijke uitwerking, datje bezield werd met des te meer energie om aan te pakken. Hij liet altijd ongemerkt zien, de grote rijkdom en betekenis van de wetenschap, die christelijke wetenschap genoemd kan worden.’

Wisse kon zich vanaf 1928 geheel aan de School geven. Met name de colleges homiletiek of de predikkunde waren aan hem toevertrouwd. En hij deed dit op een geheel eigen manier. Den Boer herinnerde zich: 'We mochten geen schets bij ons hebben. Alleen je thema en je verdeling mocht voor je liggen en verder moest het uit je hoofd. Predik het evangelie hield hij ons voor. Wanneer je dan twintig minuten je best had gedaan, dan werd je afgeklopt. Twee medestudenten gaven eerst hun kritiek.

En dan kwam het grote moment dat de prof. je preek onder de loupe nam. Hij begon meest met alle mogelijke goede eigenschappen op te noemen, die er toch wel in dat preekje waren. En daarna volgde zijn bekende manuaal: Maar... Dat 'maar' hield veel in. Hij 'pelde' dan (gelijk hij gewoon was het uit te drukken) de tekst eens uit, en dan kwam je tot het besef dat je wel heel veel gezegd had, maar toch juist dat alleen niet wat de tekst nu eigenlijk zegt! Want het was Wisse om de boodschap van het Woord te doen. We moesten leren om de Bijbel te lezen...’

Vrede met God

Anno Domini 1928. Smits had reeds grote geestelijke zaken mogen beleven. Hij was ingeleid in het bitter borglijden van Christus. Hij had geleerd dat in Christus' wonden verberging was, 'een deur der hoop voor al rnijn zonden, in Jezus' diep doorboorde wonden.' Hij had de Middelaar gezien als een vernederde Borg, maar was nog niet statelijk met God verzoend. Dat gebeurde in 1928. Smits vertelde: "Wij werden 29 jaar, toen de kracht en troost uit al het voorgaande weg was en dat we geen bestaan voor God hadden, en dat ik zag dat al mijn godsdienst en al wat ik was te kort was om voor God te bestaan en wij lagen in de banden van dood en

hel. Al mijn godsdienst was niet meer dan een Judas' godsdienst, ach daar was geen hope, daar werd alles afgesneden. Maar eeuwig wonder. Waar alle hoop mij gans ontviel en niemand zorgde voor mijn ziel. Toen de Vader, Christus Jezus ontdekte en Zijn gerechtigheid aan mijn arme ziel werd toegerekend met de woorden: Zijn Naam is Wonderlijk, Raad, Sterke God, Vader der eeuwigheid. Vredevorst. En de Heere mij inleidde en doorleidde in de 32ste en 34ste Psalm en het zwaard der gerechtigheid in Christus Jezus' dierbaar bloed stomp geworden was ook voor mij. Want het was deze gezegende Zoenborg, Die al het mijne nam en het Zijne er voor in de plaats stelde. Waar we het mochten ervaren: O, eeuvnge liefde Gods. Dat God Zijn toorn had afgelegd in die dierbare Zoenborg Christus Jezus, en ik een recht ontving ten eeuwigen leven. Och, wat een weldaad. Wat een vrede. Wat een blijd­ schap. Want was er voor die tijd zulk een ontzaggelijke verschrikking, een geopende hel, het zwaard der gerechtigheid boven mij en geen ontkoming. Vanuit het eeuwig welbehagen Gods nu een toegepaste en geschonken Christus. O, dierbare gift des Vaders, dat dierbare Godslam, die gezegende Borg die daar tussen trad. Met zijn dierbaar bloed. Immers, hij spreekt de tale des hemels, de taal van het recht. Maar ook de taal der aarde, waar Hij het wenend oog vestigt op Hemzelve op Zijn bloed en wonden tot rechtvaardigmaking de zondaars voor God. Om te troosten met hetgeen er in God is voor een arm verloren zondaar. De ene zoete belofte na de andere vloeide in mijn ziel. Ik stond alsof ik nooit zonde gekend of gedaan had. Ja, de hemel zelf daalde in mijn ziel. En werd verzekerd dat ik met rnijn Schepper en Maker verzoend was en Hij voor tijd en eeuwigheid in Christus mijn God geworden was. En ik zal het nooit vergeten: Toen was het of de Heere tot mij sprak, ook met het oog op rnijn ambt: 'En waar ge nu ooit staat of gaat, ge hgt eeuwig voor mijn rekening.' Die bhjdschap, die vrede, die hefde, de zahgheid die daar afstraalde van het Goddelijke Wezen in mijn ziel, kan ik niet in woorden uitdrukken. Daar zal de eeuwigheid voor nodig zijn.

Het waren deze woorden uit de 32ste Psalm: 'Ikzal raad geven, Mijn oog zal op U zijn.' Deze woorden waren geen versje, waarop zovelen hun zaligheid gronden, alleen maar op de blote letter en als er eens een tekst voor hun aandacht komt, maar het waren zaken die ik mocht ervaren in de levende kracht der godzaligheid.’

Bij deze grote weldaad kreeg Smits ook onderwijs ten opzichte van het preken: 'De Heere verzekerde me krachtig, dat Hij voor me in zou staan, wat mijn werk betrof en dat Hij me zou onderwijzen.’

Studentenverenging

De studenten werden Hdmaat van de gemeente Apeldoorn in de Marialaan (thans Canadalaan). Ze moesten vanaf het tweede studiejaar om de beurt voorlezen in de kerk, waarvan ds. J.W. Geels predikant was. In de wachtkamer van de school hing een rooster, waarop iedere student kon lezen wanneer hij aan de beurt was.

Smits was ook lidmaat van de Studentenvereniging van Apeldoorn die D.I.N.D.U.A. heette. Dit was de afkorting van 'Door Inspanning Nuttig, Door Uitspanning Aangenaam'. Later werd de naam veranderd in 'Per Fidem Studiumque Ad Rostra'. Dit betekent 'Door de weg van geloof en studie tot de kansel.' Het doel was de spreekvaardigheid van de studenten te bevorderen. Men lette op voordracht en stijl en spaarde elkaar bepaald niet. In 1931 werd het korpslied geïntroduceerd; de tekst was van M.W. Nieuwenhuijze en de muziek van M. Baan. Dan was er ook nog een leesgezelschap met de Latijnse naam: 'Multa Lectio Erudit'. Dit betekent 'Veel lezen maakt wijs'. Student Willem Laman was er voorzitter van.

Smits stond ingeschreven op de Badhuisweg 109 te Apeldoorn. In die plaats woonde een oude bekeerde vrouw, waar de studenten vaak te vinden waren om te luisteren naar haar geestelijke lessen. De vrouw vroeg de studenten ook wel om zelf eens iets uit hun leven te vertellen. Alle studenten zaten zich dan erg uit te sloven en haalden alles uit de kast om hun roeping en bekering zo indrukwekkend mogelijk te laten klinken. Smits liet zich daarin niet meeslepen en vertelde kort en krachtig wat de Heere in zijn leven gewrocht had. Waarop de oude vrouw treffend tot hem zei: 'Smits, ik ben jaloers op je eenvoud.’

Hij ontmoette bij vrienden in huize Parkzicht te Hillegom een meisje, dat hem danig imponeerde. Zozeer, dat hij haar adres vroeg. Haar naam was Helena Catharina van Vuuren. En ze woonde in Rotterdam, en was geboren in Capelle aan den IJssel. Cees besloot haar te schrijven en ... raakte de juiste snaar. Vader en moeder Van Vuuren moesten aanvankelijk niet veel van het kerkelijke leven hebben en zeker niet van dat van Cornelis. Ze stonden aanvankelijk op het standpunt dat er geen bekeerde dominees meer waren. Maar zijn persoon viel in de smaak en weldra was ook zijn godsdienst geen punt meer. Later zouden ze zelfs zeggen: Toch nog een echte bekeerde dominee!

Theologische studie

Smits was inmiddels vijfjaar literair student geweest en werd op II juli 1929 toegelaten tot de theologische studie. Hij had met goed gevolg examen gedaan in de vakken Nederlandse taal, stijl en letterkunde, algemene en vaderlandse geschiedenis, psychologie, logica, recitatie, Latijn, Grieks, Hebreeuws en filosofie. In december van dat jaar hield hij in zijn vroegere gemeente Nieuw-Vennep een rede voor de jeugdvereniging over 2 Samuel 3: I-IO.

In de loop van 1930 werd docent Lengkeek ziek. Hij had een ernstige vorm van suikerziekte en moest een rustkuur ondergaan in Zwdtserland, maar kwam als een gebroken man terug. Ondertussen naderden de examens theologie A. De studenten moesten hiervoor slagen, voordat ze tot 'semi-kandidaat' werden bevorderd. Pas dan mochten ze de gemeenten in, om in de kerst-, paas-en zomervakantie te gaan preken.

Smits slaagde voor dit examen en werd bevorderd tot semi-kandidaat. Hij preekte met de kerstdagen van 1930 in Kampen over Lukas 2:7• 's Avonds behandelde hij de verzen 15 en 16 van dit hoofdstuk. Op Tweede Kerstdag sprak hij over Maleachi 4 = 2: lieden daarentegen, die Mijn Naam vreest, zal de Zon der gerechtigheid opgaan, en er zal genezing zijn onder Zijn vleugelen.' De volgende zondag leidde hij de beide diensten in zijn eigen vertrouwde gemeente Hillegom. Het was een aangrijpende ure waarin hij sprak over Jesaja 64: Och, dat Gij de hemelen scheurdet...' Met de jaarwisseling was hij in Gorinchem en Schiedam.

De eerste zondag van 193^ preekte hij in Delft en op de Paasdagen preekte hij viermaal in Urk. Hij ging als semi-kandidaat meer dan zeventig keren voor in gemeenten die verspreid waren door het hele land. Zo preekte hij in de tweede helft van 1931 in de gemeenten Leerdam, Den Haag, Haarlem, Middelharnis, Amsterdam, Harlingen, Hillegom en Den Helder.

Kandidaatsexamen

Het volgende jaar gaf eenzelfde beeld te zien. De eerste twee zondagen was hij in Arnhem en Aarlanderveen. De paasdagen was hij in Drogeham en de zondag erna in Middelharnis. Op 24 april preekte hij 'thuis' in Apeldoorn.

De week van 4 juli was de examenweek, waarin de semi-kandidaten Biesma, Dubois, Franssen, Laman, Meijnhout en Smits hun kandidaatsexamen theologie B aflegden. De week werd geopend met een 'ure des gebeds' in de kerk aan de Marialaan. De president-curator ds. De Bruin van Veenendaal hield een preek over 2 Kronieken

20: I2b: 'Maar onze ogen zijn op U.' Hij herdacht ook professor Lengkeek, die op II mei was overleden en op dit uur gewoonhjk achter het orgel zat: 'Zijn ledige plaats sprak bij vernieuwing een ontroerende taal.’

De volgende dag vergaderden curatoren en hoogleraren. Ds. S. van der Molen had de plaats ingenomen van ds. G. Salomons, die naar Amsterdam was vertrokken. Het eigenlijke examen begon na de lunch, die van 12 tot 2 uur geduurd had. 'Met een preekvoorstel door een ieder der candidaten wordt het onderzoek ingezet.' Smits kreeg als tekst I Timótheüs 1:1: Paulus, een apostel van Jezus Christus, naar het bevel van God onzen Zaligmaker, en van den Heere Jezus Christus, Die onze hoop is.' Met name het laatste gedeelte van deze tekst vroeg zijn aandacht. Voor de exegese Oude Testament werd Psalm 73 behandeld, 's Avonds om g uur was de eerste examendag ten einde.

Woensdag begon het examen 's morgens om g uur met de exegese van Eféze 2. Daarna werd onderzoek gedaan naar de kennis van de dogmatiek; 's middags naar theologie naturalis, dogmengeschiedenis, vaderlandse kerkgeschiedenis, homiletiek, symboliek en apologetiek. Ds. Wisse sloot de vergadering 's avonds om g uur met een dankgebed.

Donderdag 7 juli was de laatste examendag. De kandidaten werden nu persoonlijk onderzocht naar hun verhouding met de Heere en het staan naar de dienst des Woords. Allen werden bevorderd tot 'kandidaat in de Heilige Theologie.' De president-curator deelde het besluit van de curatoren mee en verbond er zijn gelukwensen aan. Zes nieuwe kandidaten waren beroepbaar gesteld. Alle aanwezigen zongen staande de zegenbede uit Psalm I34. Curator ds. Van der Meiden dankte de Heere voor Zijn geschonken weldaden.

Nieuwpoort

Smits werd op 8 juli bij acclamatie beroepen te Nieuv^rpoort, op g juli te Maassluis, 21 juli te Schiedam, I augustus te Vianen, 2 augustus te Meerkerk en Soestdijk. Later kwam ook een beroep van Papendrecht en Delft. Kandidaat Laman ontving elf beroepen, Smits werd tweede met zes en later nog twee, Biesma kreeg er vijf, Dubois vier en Franssen twee.

Smits kreeg werkzaamheden met Nieuwpoort, waar hij de laatste paasdagen driemaal gepreekt had. Hij had met veel opening mogen spreken over de woorden: 'Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde' en de opgestane Levensvorst in al Zijn schoonheid de gemeente verkondigd. Daarin was ook liefde tot de gemeente gewekt en versterkt. Hij gevoelde zich van Gods­ wege aan deze gemeente verbonden en nam het beroep onvoorwaardelijk aan.

Trouwdag

Cornells Smits en Helena Catharina van Vuuren trouwden op ig oktober ig32 in de Christelijke Gereformeerde Kerk te Rotterdam-Zuid aan de Goede Hoopstraat, waar ds. W. Hendriksen die tijd twee jaar de dominee van de bruid was. Dit keer echter was het ds. L.S. den Boer, studiegenoot van Smits, die de dienst leidde.

Nadat alle aanwezigen hun plaatsen hadden ingenomen, kwam het bruidspaar de kerk binnen. De organist speelde Psalm 121. Onder het zingen van deze Psalm leidde ds. Hendriksen ds. Den Boer naar de preekstoel. Achter hen liepen ds. Van Ree van Barendrecht en ds. De Jong uit Rijnsburg. Ds. Den Boer ging voor in een kort gebed, sprak de zegen uit en las Psalm 128. Na een korte voorrede las hij de

trouwtekst uit Deut. 31:8: De Heere nu is Degene Die voor uw aangezicht gaat; Die zal met u zijn, Hij zal u niet begeven noch u verlaten.' Hij nam als thema: De veilige Gids op een onbekend pad.' Twee gedachten:

Een gids die u voorgaat; En gids die u bij de hand neemt en nimmer verlaat.

De aanwezigen zongen na de preek Psalm 147 vers 7 en de dominee las het formulier. Bruid en bruidegom beantwoordden de vragen, waarna ds. Den Boer de gemeente verzocht te zingen Psalm 134. vers 2. Onder het zingen knielden beiden bij het begin van de derde regel plechtig neer. De belangstellenden zongen nu staande het derde vers van deze Psalm.

Ds. Den Boer sprak in een kort persoonlijk woord; 'Geacht bruidspaar. Wat zullen velen denken, nu wij hier uw huwelijk bevestigen. Het is mij een blijdschap en voorrecht dit te mogen doen. Er ligt dienaangaande een stuk levensgeschiedenis achter ons. De God aller genade geve u wijsheid om als een kleine jongen vlak bij de Heere te zijn en te blijven. Dan ziet de gemeente niet u, maar alleen Christus, opdat Hij verheerlijkt worde. Lieve broeder, geve de Heere dat gij het niet zult kunnen, opdat gij Hem in elke weg en omstandigheid moge nodig hebben. Gij kunt op God rekenen.

Geliefde bruid. Wij kennen elkaar nog niet zo lang. Ik wens u toe, dat ge een Abigail mag zijn. Abigail mocht de voeten der knechten des Heeren wassen. Dat gij dan ook alzo de voeten der knechten des Heeren moogt wassen en huis en hart moogt open hebben om het volk van God te ontvangen. Zet de deur der pastorie maar Vkdjd open voor het volk, dat goed van de Koning komt spreken.’

Ds. Den Boer gaf nu ds. Hendriksen de gelegenheid om namens de kerkenraad 'iets' te overhandigen, waarna ds. Hendriksen sprak: 'Zeer geachte bruidegom en bruid. Als voorzitter van de kerkenraad van Rotterdam-Zuid heb ik een aangename taak te vervullen, namelijk u een Bijbel te overhandigen. Er werd al gezegd: Moeten wij nu een vakman zijn gereedschap nadragen? Ik zeg: 'Ja.' Een predikant heeft veel Bijbels nodig. Bij al die Bijbels is echter nodig de bede: 'Geef mij verstand, met Goddelijk licht bestraald.' Een dominee heeft niet alleen een Bijbel nodig in zijn huis, maar ook in zijn zak. Laatst was ik op een predikantenvergadering en niet één der predikanten had een Bijbel in zijn zak. Ik zei: 'Dat zal mij niet meer gebeuren.' Broeder Smits, bezoek geen enkele kerkelijke vergadering zonder Bijbel in uw zak. En nu heeft u niet alleen een Bijbel nodig in uw huis, in uw zak, in uw hoofd, maar bovenal in uw hart. Bij de goede woorden die gesproken zijn en toegewenst, voelde ik aanknoping in mijn ziel. (...) Het huwelijk is mede een overgeschoten bloem uit het paradijs. Het is waar, al is er ook geen roos zonder doornen. De Heere geve u samen dan ook één van hart en één van zin, te lopen de loopbaan die u is voorgesteld. Aardse banden zullen verbroken worden, maar een ander verbond zal nooit verbroken kunnen worden, wanneer de Heere zegt; 'Ik zal u ondertrouwen in geloof.' Bruid en bruidegom, namens de kerkenraad bied ik u hartelijk de hand en wensen wij u 's Heeren zegen rijkelijk toe. Dat zij zo.’

Ds. Den Boer las het laatste gedeelte van het formulier en eindigde de dienst met dankgebed. De gemeente zong Psalm I2I:4.

Het nieuwe paar werd hartelijk gelukgewenst door de kerkenraad van hun nieuwe gemeente Nieuwpoort. Daar waren schoonmaaksters volop aan de gang geweest om de pastorie op te knappen. Ook was er geld opgehaald voor een mooi cadeau. Enkele weken later begonnen Gornelis en Lena een nieuwe levensfase in, zoals de dominee later zei: 'Het stedeke Nieuwpoort aan de Lek.’

Dit artikel werd u aangeboden door: Oude Paden

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 juni 2000

Oude Paden | 52 Pagina's

Om den hemel te planten en om de aarde te gronden

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 juni 2000

Oude Paden | 52 Pagina's