Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Kees Kraak, die Van der Hoeven heette

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kees Kraak, die Van der Hoeven heette

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

Gezelschapsman en ouderling

J. Mastenbroek

Niet alleen onder zijn hoorders in zaal "De Driekoek" in zijn woonplaats Rotterdam, maar ook in wijde omgevingwas Pleun Kleijn in de eerste helft van de vorige eeuw een bekende in (on)kerkelijke kring. Mensen, die 's zondags in hun woning rond een oudvader geschaard zaten, kenden hem van de gezelschappen. Maar ook onder de leden van verschillende kerkverbanden had hij zijn vrienden. Wie meer over Kleijn wil weten, kan uitstekend terecht in het boek Pleun Kleijn, De lekentheoloog uit de Sionstraat, geschreven door F. van Holten.

Op 15 november 1949 kwam zijn Levenseinde. Op de Rotterdamse begraafplaats Crooswijk, waar zovelen van Gods kinderen een laatste rustplaats vonden, voerde ds. W.H. Blaak uit Geldermalsen het woord en na hem sprak een zekere Kees Kraak, een zielenvriend van Kleijn.

Onlangs maakte een kleinzoon van Kraak, de heer A. van der Hoeven uit Gouda, ons er opmerkzaam op, dat de eigenlijke naam van deze vriend geen Kraak was, maar Van der Hoeven. Deze mededeling was aanleiding om op zoek te gaan naar meer gegevens over Cornelis van der Hoeven, alias Kees Kraak.

“Kraak van huis uit”

Op 20 augustus 1873 werd Cornelis van der Hoeven in Oud Beijerland geboren. Zijn vader heette Hendrik, zijn moeder was Adriana Vermaas. Deze Hendrik moest al op heel jonge leeftijd zijn moeder missen. Daardoor was hij in feite

wees, want zijn vader was onbekend. Hendrik, die in het dagelijkse verkeer Hein genoemd werd, kreeg in het gezin Kraak zijn opvoeding. Vandaar dat men hem als Hein Kraak kende. En zodoende werd zijn zoon Cornells in de wandelgangen ook Kraak genoemd. Ieder kende hem als Kees Kraak. Wie het over Kees van der Hoeven had, trof een vragende blik. Overigens komt hij in kerkelijke notulen voor onder zijn "Zondagse" naam Van der Hoeven. Maar wij zullen hem in dit artikel Kraak blijven noemen.

Kees kreeg van zijn Godvrezende vader een godsdienstige opvoeding. Vader Hein hoorde kerkelijk bij de Bakkeriaanse gemeente in Nieuw Beijerland. Overigens was het in het leven van vader Hein niet zonder bestrijding. Zo werd er eens bediening van het Heilig Avondmaal gehouden. Hein had geen vrijmoedigheid om aan dat sacrament deel te nemen, waarop de predikant die hem kende, aan de tafel zei: "Hein, laatje me hier nu alleen zitten? " Dat gebeurde. Kennelijk waren er geen andere communicanten. Maar Hein kon het niet doen met wat er in zijn leven geweest was. Soms won het ongeloof het van hem. En een andere keer kon hij weer ruim spreken over wat God gedaan had. Maar Kees moest van het leven van zijn vader niets hebben. Hij leefde liever in de wereld en voelde zich daar als een vis in het water. Zijn borreltje deed hem meer dan de Bijbel en hij zag de kroeg vaker van binnen dan de kerk. Zijn wereldse vrienden stimuleerden hem in de dienst der zonde.

Kerkelijk was het in die tijd droevig gesteld in de Hoekse Waard. De meeste predikanten van de "grote kerk" gaven er blijk van dat ze van het leven dat uit God is, niets moesten hebben. En predikanten die de waarheid trouw bleven, werden in de dorpen in de buurt van Kraak niet gevraagd. Daarbij is het maar al te zeer de vraag of Kraak zijn schoenen zou hebben aangetrokken om naar de kerk te gaan, zelfs al zou er een bevindelijke prediker in de Hervormde kerk zijn geweest. Hij moest niet veel van de kerk hebben. Toch wist hij wel dat er tweeërlei mensen op aarde waren: bekeerden en onbekeerden.

Nu ging in die tijd niet iedereen naar de grote kerk. Er waren mensen, ook uit zijn omgeving, die naar een schuurtje in Piershil gingen om daar kerk te houden. Dat zag hij zondag aan zondag. Veelal in het zwart geHede, eenvoudige mensen met sombere gezichten. Er kon vaak geen lachje af. Nee, als dat bekeerde mensen waren, wilde hij zó niet bekeerd zijn. En het leven van zijn vader? 't Mocht wat! Niets voor Kees!

Van ’t café naar de kerk

Kees zal een jaar of dertig geweest zijn, toen hij op een keer krachtig en onverwacht bepaald werd bij Psalm 139-S "Bedde ik mij in de

hel, Gij zijt daar ". Dat was zijn eerste overtuiging. Hij kreeg te geloven aan een alziend en een alwetend God in de hemel. Of hij deze Psalm wellicht eens "toevallig" in zijn Bijbel had gelezen, of dat hij een van de spaarzamelijke keren dat hij naar de grote kerk ging, de dominee daarover had horen preken, is niet meer bekend. Maar hoe het ook zij, dit Schriftwoord liet hem niet meer los. Gods alomtegenwoordigheid vreesde hij.

Hij ging zien dat Gods oog hem overal zag, waar hij ookwas, bij alles wat hij ook deed. Ook als hij bij Besjaan (Bastiaan) Bijl in het café van Piershil de borrels dronk, meer dan goed voor hem waren. Ineens trok zijn zondig leven aan zijn geestesoog voorbij.

Volgens een overigens niet bevestigd verhaal zat hij eens in café De Roode Leeuw aan de Sluisjesdijk toen de bliksem met een geweldige klap insloeg.

Niemand raakte gewond, maar er was grote ontsteltenis. Dat zou dan de aanleiding voor hem geweest moeten zijn om anders te gaan leven, om onder zijn zondig en werelds leven een definitieve streep te zetten. Hoe dan ook. Kees Kraak werd van een cafébezoeker een kerkganger. En zo kon men hem in de oude kerk van Piershil vinden, elke zondag opnieuw. Maar heel lang duurde zijn kerkgang daar niet. Want wat hij daar hoorde, raakte zijn hart niet. Hij kreeg geen voedsel voor zijn ziel. En de dominee gaf er blijk van, ook liever de natuur in te gaan dan op de preekstoel te staan. De dorpsbewoners zagen hem op zondag urenlang wandelen. Kees voelde dat daar geen zegen op kon rusten als de predikant zijn ontspanning in de buitenlucht zocht. Het zat hem dwars. Op een keer sprak hij de dominee daarop aan. Niet uit de hoogte, maar uit bewogenheid. Maar dat pakte verkeerd uit. "Ik mag toch wel in de natuur wandelen, daar hoef jij je niet mee te bemoeien", zo zei de predikant. Kees zei toen over hem: "De koeien in de wei, de schapen in de stal, houden de Sabbat als hij”.

Zwervend

Inmiddels was Kees getrouwd met Huibertje Klokkenburg, een vrouw die de Heere vreesde. Ze was enkele weken ouder dan hij, geboren op 9 juU 1873. Op 12 mei 1898 werd hun huwelijk gesloten. Ruim zes maanden later, op 18 november 1898, werd hun eerste kind geboren, Hendrik Cornelis. Nog vier kinderen volgden, waarvan er twee slechts een enkele dag geleefd hebben. Beproeving bleef het jonge gezin niet bespaard. Maar de tegenslag dreef naar de Heere uit.

De jongste kinderen kregen geen schoolonderwijs. Voorwaarde om tot de school toegelaten te worden was het accepteren van de vaccinatie tegen pokken. Voor de god van de vaccinatie kon Kraak zijn knieën niet buigen. Met als gevolg dat er geen onderwijs via school werd gegeven. Overigens was er toen nog

geen sprake van leerplicht.

In die tijd was Kraak gewend om aan tafel bij de maaltijden een formuliergebed te doen. Totdat hij niet langer zon van buiten geleerd gebed durfde bidden en op een vrij gebed overging. Daar zag hij echter bijzonder tegenop. Als de maaltijd gereed was, moest zijn vrouw de deur op slot doen, bang als Kees was dat er iemand binnen zou komen en hem hoorde bidden.

Rond die tijd brak Kraak met de Hervormde kerk. Voortaan was hij als het kerk was in de schuur in Piershil te vinden, waar hij vroeger zo laag op had neergezien. Daar kwam van tijd tot tijd ds. Hendrik Stam, "een eenvoudige man met een zwart zijden petje" uit Gapelle aan den IJssel, preken. Kraak had zijn twee oudste kinderen nog in de grote kerk laten dopen, maar zijn dochtertje Adriana Margrietha, geboren 4 juli 1908, werd door ds. Stam gedoopt.

Kerkelijk brak er voor Kraak een zwervend leven aan. Als het bid-of dankdag was, ging hij met de stoomtram naar Rotterdam om. in gebouw "De Driehoek" aan de Eleonorastraat de leesdienst van Pleun Kleijn bij te wonen. Dan was er 's morgens en 's avonds kerk en tussen deze diensten werd er gezelschap gehouden. Maar bij de avonddienst kon Kraak niet blijven vanwege de reistijd. Kleijn was overigens geen onbekende voor de familie Kraak. Er waren contacten van huis uit. Zo heeft Kleijn bijvoorbeeld de begrafenis geleid van moeder Kraak.

Leesdiensten

Het duurde niet lang, of Kraak begon voor zichzelf kerk te houden. Eerst gaf hij catechisatie, thuis in zijn woonkamer, aan zijn eigen kinderen en aan kinderen uit de buurt. Later gebeurde dat in een schoolgebouwtje naast de Hervormde kerk. Tot welke kerk zijn catechisanten behoorde, maakte voor hem niet uit. Hij behandelde het boekje van ds. Ledeboer. Soms had hij wel achttien meisjes in het zaaltje. Er waren grote gezinnen op Piershil, zoals dat van bakker Jacob Reedijk, een bekeerde man die zijn zeven dochters met vrijmoedigheid naar de catechisatie van Kraak stuurde.

In dat schooltje werden later ook leesdiensten gehouden. Uitsluitend op zondagen. Kraak las dan een oudvader. Daarmee is hij begonnen toen de leesdiensten bij hem thuis niet meer konden worden gehouden vanwege het groeiende aantal bezoekers. Voorheen ontving hij zijn hoorders aan huis, las dan tweemaal op zondag een preek en gaf tussen de diensten de "lering" aan zijn catechisanten. En na de avondpreek was er gezelschap. De mensen bleven dan zitten tot negen uur. Tot de vaste bezoekers hoorden vrouw Van der Stoep, Piet van der Jagt, Jaap Verschuure en Pleun Roest. In de winter kregen de bezoekers anijsmelk, zomers werd chocolademelk geschonken. Om aan de kost te komen pakte Kees van alles aan. Als jongeman was hij eerst tuinman bij Adriaan Goekoop, die op het Catshuis in Den Haag woonde. Daarna was hij lange tijd in loondienst als zalmvisser. Dan liep hij in de vroege morgen van Piershil naar Nieuw Beij erland, waar het bootje lag.

Naderhand verdiende hij z'n brood door met een hondenkar koopwaar aan de man te brengen: klompen, vis en sinaasappels. Toen hem dat op latere leeftijd teveel werd, begon hij een kruidenierswinkeltje.

Weduwnaar

In augustus 1926 werd zijn vrouw ernstig ziek. Ze was al vele malen ziek geweest. Ondanks een borstamputatie zette de ziekte door. Op 3 november 1927 kwam haar levenseinde. "Kinderen", zo zei ze, "bidt maar dat de Heere me gauw weghaalt, want ik heb een beter vaderland ". Op een nacht zaten haar man en kinderen rond haar sterfbed terwijl ze Psalm 138 vers 4 zongen "Als ik, omringd door tegenspoed, bezwijken moet, schenkt Gij

mij leven” . En zo ging ze heen. Kees werd weduwnaar. Had de zorg voor z'n drie kinderen. Zijn leven veranderde. En hij sloeg ook een andere kerkelijke weg in. Hij sloot zich aan bij de Gereformeerde Gemeente in Nieuw Beijerland. Kerkelijke standvastigheid was hem onbekend, en kerkelijke wispelturigheid was hem niet vreemd.

Onder ds. A. van Dijke, die van 1928 tot 1936 deze gemeente voor de tweede maal diende, kon hij goed kerken. Hij kreeg er voedsel voor zijn ziel. Maar toen ds. Van Dijke overleed, zei hij, overigens zeer ten onrechte: "Al het leven is nu uit de kerk verdwenen" en zo verliet hij de gemeente om zich aan te sluiten bij de plaatselijke Oud Gereformeerde Gemeente. Een ambt leek niet voor hem te zijn weggelegd. Het deed hem bij ogenblikken wel eens zeer dat hij nog nooit gekozen was. Dat bleek onder meer uit het feit, dat hij zijn vaste plaats in de diakenbank had. Het was namelijk zijn gewoonte om pas in de kerk te komen als er geen plaatsen meer vrij waren dan alleen in de kerkenraadsbank. Maar men accepteerde dat van hem. En in zijn omgeving droeg hij achting weg. Later is hij toch nog ambtsdrager geworden, toen ds. W.H. Blaak hem tot ouderling bevestigde in de Oud Gereformeerde Gemeente van Nieuw Beijerland.

Leven van de raven

Vaak werd hem gevraagd om leiding te geven aan begrafenissen. Dan sprak hij een stichtelijk woord. Het gebeurde wel, dat er mensen overleden die aan de hervormde gemeente hoorden en daar toch niet meer met hart en ziel aan verbonden waren. Als er dan een begrafenis plaats vond, leidde de soms vrijzinnige of ethische dominee de plechtigheid. Wanneer deze dan van het graf meteen naar huis ging, vroeg men Kraak om de nabegrafenis op het sterfhuis te willen leiden. Ook wel kwam het voor, dat Kraak langs zo'n sterfhuis reed met zijn honden-of hittenkar vol koopwaar en dat men hem plotseling vroeg om "een woord op zijn tijd" te spreken. Kraak zette z'n kar vast en ging naar binnen. Als hij dan thuis kwam zei hij wel: "'k Heb in m'n blauwe kiekje gesproken en het ging nog goed ook!" Wanneer men hem van te voren vroeg om de ge­ hele begrafenis te leiden, deed hij die dag geen dagelijks werk. Dat betekende dat hij dan ook geen inkomsten had uit zijn handel. Terwijl hij die zo hard nodig had. Maar als hij dan aan het einde van de dag weer thuis kwam en zijn zwarte pak werd afgeborsteld, zat er soms een rijksdaalder in de zak van zijn jasje. Stilletjes erin gedaan door een van de vrienden.

Het was voor Kraak hard werken, lange dagen maken, door weer en wind eropuit en soms nog maar

met moeite de financiële eindjes aan elkaar kunnen knopen. Toch had hij geen gebrek aan enig goed. Ooit vroeg een rijke boer hem eens: "Kees, waar leef je nou toch van? " en dan was zijn antwoord: "Van de raven, net als Elia!" In die tijd heerste er grote armoede in de Hoekse Waard. Enkele liberale boeren waren steenrijk, maar de arbeiders hadden het vaak moeilijk. Wat was Kraak dan weer blij als hij van die of gene biest kreeg.

Kanaän in plaats van Canada

In igSé overleed zijn oudste zoon Hendrik Cornelis. Plotseling, door een ongeval, nog maar 55 j^^r oud. Zijn vrouw bleef met zeven kinderen achter. Hij was op 14 april 1954 op het vliegveld Ypenburg bij Rijswijk bezig met het verplaatsen van stalen buizen. Met twee collega's zat hij op een vrachtwagen, waarop vijf buizen van elk circa 300 kilo waren geladen. Drie buizen lagen op de laadvloer, en daarboven lagen de twee andere. De drie mannen zaten op de buizen. Door onbekende oorzaak raakte de zijklep van de auto los. De buizen begonnen te rollen en Henk kreeg ze over zich heen. De beide collega's zagen kans om van de wagen af te springen, maar voor hem was het te laat. Zijn borstkas werd ingedrukt en de artsen in een Voorburgs ziekenhuis, die tot de volgende middag voor zijn leven hebben gestreden, moesten 's avonds om acht uur de dood constateren. Aan een zeer werkzaam en ook zeer zorgzaam leven kwam onverwacht een einde. De plannen waren zo heel anders: als vader van zijn grote gezin was hij bezorgd voor de toekomst van zijn kinderen. Hij was kort na de tweede wereldoorlog bang dat een derde wereldoorlog zou uitbreken.

Veertien dagen later, op I mei, zou het gezin naar Canada emigreren. Vanzelfsprekend was alles voor deze reis geregeld. Maar er moest een andere reis worden gemaakt. Doch niet onvoorbereid.

Vanaf zijn tiende jaar tot zijn 45 werkte hij als arbeider bij boer Arie Bouwman in Piershil. Daar in de vrije natuur leefde hij dicht bij de Heere. Men kon hem nogal eens zien zitten onder een koe, terwijl hij uit de volheid van zijn gemoed zong "Als een hert gejaagd o Heere dat verse water begeert"(Psalm 42:1 in de berijming van Petrus Datheen), of uit Psalm I16 "God heb ik lief”.

Aan het einde van de oorlog werd het gezin geëvacueerd. Hij kreeg werk bij een boer op Ypenburg, die echter door de uitbreiding van het vliegveld steeds meer land kwijtraakte en daardoor moest Henk naar een andere werkkring omzien. Het laatste halfjaar van zijn leven was hij in de wegenbouw werkzaam. Het was een dagelijkse kwelling voor hem om met het ruwe volk om te moeten gaan, en hij wist niet hoe hij dat vol zou moeten houden. Maar de Heere besliste anders en nam hem op zo'n aangrijpende wijze uit dit leven weg. Ds. K. de Gier uit Den Haag leidde de begrafenis uit Psalm 39-De nacht daarvoor kwam de Heere over bij Kraak. Hij werd ten aanzien van zijn zoon bepaald bij Maléachi 4.: "Ulieden daarentegen die Mijn Naam vreest, zal de Zon der gerechtigheid opgaan". Op de dag van de begrafenis vertelde Kraak daar iets over. Hij zei: "Hou nou eens stil, Henk wilde naar Canada en hij moest naar Kanaan". Er lag beslag.

Levenseinde

Na deze droevige gebeurtenis keren we terug naar Kees Kraak, die met het sterven van zijn zoon Henk onder God mocht buigen. Kraak was inmiddels ingetrokken in de royale woning met onderhuis van bankier G.J. Hage, die aan de Boerenleenbank te Zuid Beijerland was verbonden. Vanuit dat huis werden de bankzaken geregeld. Deze man diende de plaatselijke hervormde gemeente als ouderling en had achting voor de eenvoudige Kraak. Toen Hage moest worden opgenomen in een ziekenhuis vanwege galstenen, vroeg hij of Kraak zolang op zijn huis wilde passen.

Kraak had jarenlang gevent, maar bij het ouder worden was hij een winkeltje in kruidenierswaren begonnen. Hij woonde toen bij zijn zoon Cornelis in. Nog weer later betrok hij een klein huisje aan de Kaai in Piershil. Hij woonde daar naar tevredenheid, maar toch was het aanbod van de heer Hage hem welkom. Zo nam hij zijn intrek in het grote huis aan de Sluisjesdijk 39-Zolang het ziekenhuisverblijf van Hage zou duren, was de bedoeling. Dat zou een week of drie zijn. Maar Kraak bleef er de rest van zijn leven, nog zes jaar. Want toen Hage weer thuis kwam, mocht Kees er blijven inwonen zolang hij wilde. Kraak werd er goed verzorgd en had er zijn thuis. Dit huis zou ook zijn sterfhuis worden. In januari 1957 werd hij ziek. Hij kreeg problemen met zijn hart. Van deze ziekte zou hij niet meer herstellen: op maandag 4 februari 1957 kwam er een einde aan een bewogen leven. Hij was ruim 83 jaar oud toen hij overleed. Op zijn rouwkaart werd vermeld: "Zijn begeerte is vervuld; hij had begeerte om ontbonden te zijn en met Christus te wezen". Ds. Joh. van der Poel, predikant bij de Oud Gereformeerde Gemeente te Ede, leidde de begrafenis. In de schaduw van de Hervormde kerk van Piershil rust zijn lichaam tot aan de morgen der opstanding.

Dit artikel werd u aangeboden door: Oude Paden

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 juni 2001

Oude Paden | 56 Pagina's

Kees Kraak, die Van der Hoeven heette

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 juni 2001

Oude Paden | 56 Pagina's