Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Gemeente in de Friese wouden

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gemeente in de Friese wouden

28 minuten leestijd Arcering uitzetten

Damwoude met een geheel eigen traditie

Ds. P. Roos

Er is wellicht geen eeuw geweest waarin zoveel veranderde als in de twintigste eeuw. Het is waarschijnlijk dat de maatschappelijke omstandigheden in het Noorden van ons land in die dagen vooral achter hieven bij de algemene levensstandaard in de restvan ons land. Dat geldt reeds van de provincie Friesland, maar het geldt meer in het bijzonder van de streek, waarin de gemeente gelegen is.

Dit gebied, genaamd "de Wouden", bevindt zich boven Drachten en Leeuwarden. De levensomstandigheden in dit gebied waren rondweg primitief. Dat kan ook weer gezegd worden van het dorp Damwoude. Vroeger had het een andere naam. De kerkelijke gemeente bevond zich in het dorp Murmerwoude. Deze naam zou kunnen herinneren aan de moord op Bonifacius, die lang gelden in deze streken plaats vond. Damwoude werd later een verzamelnaam voor de gemeenten Dantumawoude, Akkerwoude en Murmerwoude. De hoofdletters van de genoemde plaatsen brengen ons bij de naam DAMwoude.

Valt de schaduw van deze moord nog altijd niet over dit gebied? Men zou het haast denken, als we horen van een predikant, die de gemeente gediend heeft en die ooit verzuchtte: "Ze zullen het toch niet nög eens doen? " Het moeten angstige uren voor hem geweest zijn. Het geeft aan dat het Friese leven soms ruige kanten kent. En wat te denken van de volgende regels uit het gedenkboek, waarin een lid van de gemeente aan het woord komt?

“Toen in 190O de Christelijke Gereformeerde Kerk in Murmerwoude werd opgericht, was mijn overgrootvader (...) één van de mannen van het eerste uur. Het was toen allemaal ruzie in de Wouden. Dan liep mijn overgrootvader vanuit Broek onder Akkerwoude, waar hij woonde, met een bijl onder zijn jas naar de kerkenraadvergaderingen in Murmerwoude. Dit hebben mijn tantes mij verteld". Een zeer opmerkelijk en bijna ongelooflijk bericht! De tijden van Bonifatius leken toen echt te herleven. Het betreft hier dus de kerkenraad van de Gereformeerde Kerk, waar de gemeente uit voortkwam. We hopen dat de tantes van toen zich wat vergist hebben, maar dat weten we niet. Het gerucht kan waarheid bevatten. In ieder geval, en dat is al een troost, is déze bijl nooit aan de wortel der boom gelegd. Er is geen bloed gevloeid. Gelukkig!

Bonifatius

De naam van Bonifatius valt ook nog een keer in de tijd dat ds. Bokhorst de gemeente diende. Het ging toen om grensverkeer met naburige gemeenten. In Murmerwoude leefde het besef dat deze gemeente de oudste papieren had. Dat was niet onjuist. Bij een bepaalde gelegenheid riep een ouderling strijdlustig uit: "Gans de Walden hoort onder Murmerwoude. Hier is Bonifatius vermoord en niemand noch iets vermag deze gemeente iets af te nemen. Er is maar één Murmerwoude en dat strekt zich uit over half Friesland, kerkelijk bedoeld". U leest het goed: er klinkt onverholen trots in deze woorden door; de moord op Bonifatius had voor deze broeder slechts positieve kanten. Misschien vanuit een sterke tegenkanting tegen Rome?

Het waren ruwe tijden. Daarmee hebben stellig ook de volgende regels te maken: "In de tijd dat Sinia erheen ging, was het volk daar met onkruid overgroeid en ruig. Van God en Zijn gebod had men geen weet. Daarbij was het armoe troef. Huizen werden verkocht voor veertien gulden per stuk. In één van die huizen had een vrijgezel gewoond die nu gestorven was. Daar kreeg Sinia de leiding. Sinia zat er eerst over in: een volslagen onkundig volk en bij de wilde beesten af. Toch raakte hij er op dreef. De Heere gaf hem veel vrijmoedigheid. Eerst begon hij op z'n zondags, in het Hollands. Maar al gauw ging hij verder in het Fries" (G.A. Wumkes, Het Friese reveil in portretten, pag. l8l).

Verzameld tot de vaderen

Het Noorden van het land verschilt ook in andere opzichten in belangrijke mate van Holland, al is het moeilijk om daar een helder beeld van te krijgen. Er zullen meer streken zijn, waar het in die eerste dagen van de genoemde eeuw heel anders toeging dan nu. Maar het Friese kerkelijke leven heeft ongetwijfeld een eigen traditie.

Dat blijkt reeds uit de kerkbouw. Veel dorpskerken uit oude tijden worden gekenmerkt door hun geringe omvang, het smalle kerkschip en de spitse torentjes. Bijna allen worden ze omgeven door graven, die tot dicht onder de kerkmuur zich uitstrekken. Trouwens, ook het begraven gaat in deze gebieden anders toe dan elders. Bezit een familie een graf of enkele graven op "het hof bij de kerk, dan is het niet ongebruikelijk dat in hetzelfde graf van tijd tot tijd weer opnieuw begraven wordt. Het doet sterk denken aan wat we lezen in Gods Woord over het verzameld worden tot de vaderen. Verder is het nog

steeds niet ongebruikelijk dat de rouwstoet eerst om het graf heentrekt, voordat men tot begraven overgaat. Ook de paden met het gruis van schelpen spelen hierbij een bepaalde rol. Er mogen liefst geen zichtbare voetstappen achterblijven.

Ulrum en Drogeham

Een ander gegeven is het feit, dat met name de Afscheiding in deze streken veel invloed heeft gehad. We noemen daarvoor ten bewijs alleen maar de namen van Ulrum en Drogeham. In de meeste gevallen hebben de Afgescheidenen zich in 1892 gevoegd bij de verenigde Gereformeerde kerken van Kuyper. Vooral Friesland kende veel grote Gereformeerde kerken en omdat juist de Synodaal Gereformeerden in haastige spoed zijn meegegaan met de ontwikkelingen van de tijd, blijkt ook juist in dit land hoe snel een degelijk en trouw kerkvolk in enkele decennia volkomen geseculariseerd kan raken. De invloeden

van deze zich snel veranderende Gereformeerde wereld vormen een blijvende bedreiging voor de bevindelijke stroming, die in deze streken toch ook aanwezig was. Ook en toch een bevindelijke stroming? Ja, want we vergeten niet dat in vorige eeuwen veel oud-vaders verschillende gemeenten in Friesland hebben gediend. In een plaats als Leeuwarden heeft men er velen gekend; enkele bekende namen zijn dan Wilhelmus a Brakel en Hermannus Witsius. Eerstgenoemde heeft meerdere Friese gemeenten gediend.

“Woudhuisjes”

Deze bevindelijke stroming heeft zich wellicht in de Afscheiding voortgezet en heeft zich eertijds stellig ook vertakt in diverse Christelijke Gereformeerde gemeenten.

We hebben ook reeds gesproken over het zeer eenvoudige en welhaast primitieve karakter van die dagen, juist in deze buurten. De woningen waarin veelal gewoond werd, noemt men nog steeds de "woudhuisjes". Wat er nu nog van over is aan oude panden, verraadt nauwelijks nog iets van de eerste woonsteden die zo genoemd werden. Hier en daar staat nog een spitkeet, zoals men vroeger een bepaald type van deze woningen noemde.

Als een stel jonge mensen hun huwelijk lieten bezegelen op het gemeentehuis, gebeurde het wel dat de buren onderwijl de woning gereed maakten. Men diepte dan op een oppervlakte van misschien drie bij vijf meter de bodem een halve meter uit en van de plaggen bouwde men de wanden van het huis op; het geheel werd met riet overdekt. Meestal kende men slechts een woonruimte met alleen een bedstee voor de ouders. Kwamen er kinderen, dan sliepen deze onder

enkele oude dekens bij elkaar in een hoek. We hebben het dan wel over de allerarmste bewoners; zo kon het echter op de Friese heide wel echt toegaan.

“Halepaden”

In de geschiedenis van de Damwoudster gemeente treffen we veel sporen aan van het eenvoudige dorpsleven uit die dagen. De wegen waren niet verhard zoals dat in onze dagen wel het geval is. Het was verder met de verlichting buiten en binnen slecht gesteld. Dus kon huisbezoek eigenlijk alleen dan gehouden worden, als de volle maan haar heldere schijnsel wierp over de zandwegen, die niet zelden gaten en kuilen en diepe plassen vertoonden. Lichtte de maan niet bij, dan bleven de broeders thuis. Maar ook kerkdiensten in de donkere winteravond konden niet zonder het maanlicht. De kerkgangers moesten immers in het donker over de smalle paden naar de kerk komen. Deze paden noemde men de fialepaden, die dwars door het buitengebied van weiden en bossen voerde. Over deze paden trokken de kerkgangers in groepen te voet voort. Onderwijl kon men psalmen zingen als een goede voorbereiding op de kerkdienst.

“Vijftig kilo rundvet”

Ook binnen ontbeerde men het licht, dat aarzelend werd uitgestraald door een kaars of een gaskous. Een kerkenraadvergadering had daar heel wat mee te stellen. Als de verlichting begon af te nemen, maakte men meestal ook maar een einde aan het vergaderen. Trouwens, de agenda vertoonde weinig stukken van belang. Dat is nu wel even anders geworden. Soms gebeurde het in Murmerwoude wel dat men bij elkaar kwam en geen vergadering hield, omdat er geen zaken ter tafel waren. Men bleef dan nog wat bijeen om te spreken over het geestelijke leven.

Eenvoud! Dat blijkt ook uit het feit dat de diaconie jaarlijks vijftig kilo rundvet uitdeelde onder de armsten van de gemeente. Men vroeg aan de kerkenraad enige steun voor deze uitgave, maar deze kon niet veel meer doen dan vijftien gulden beschikbaar stellen. Genoeg voorbeelden die aantonen, dat het begin en het einde van de twintigste eeuw niet met elkaar te vergelijken zijn. Er is op alle gebieden enorm veel veranderd.

Stichting

De gemeente van Damwoude werd dus in 1900 gesticht. De voorgeschiedenis meldt dat in de Hervormde kerk van Dantumawoude, waaronder toen ook Wouterswoude en Driesum vielen, het vuur van de Afscheiding is ontstaan.

De beide laatste namen behoren toe aan gemeenten, die nu voluit behoren tot het Gereformeerde deel in de Hervormde kerk. Dat was toen echter niet het geval. Het is heel opmerkelijk dat na de Afscheiding diverse Hervormde gemeenten zich voegden onder de Gereformeerde prediking. Een opmerkelijk verschijnsel. Men zou de stelling hier en daar kunnen verdedigen dat de Afscheiding meer tot zegen is geweest voor de Hervormde kerk dan voor de eigen afgescheiden gemeenten. Een eerlijk onderzoek toont aan dat bij veel nazaten van de Scheiding nii weinig meer herinnert aan de beginselen van de voortrekkers, terwijl in veel achterblijvende Hervormde gemeenten een grondige bezinning op de zuivere waarheid op gang kwam.

Na de Afscheiding blijkt hier althans dat zowel binnen de gemeente Dantumawoude alsook in Driesum het roer stevig omging in de richting van de bevindelijke prediking. Toen de gemeente Wouterswoude later ook vacant werd, zeiden de leiders van de gemeente tegen elkaar: "Zo kan het niet langer; we moeten ook zon dominee hebben". Dit werd ingegeven door het feit dat elke zondag velen uit Wouterswoude naar Driesum togen. Zo is Wouterswoude aan een rechtzinnig predikant gekomen.

“Verkuikt”

De eigenlijke gang van zaken was zo, dat eerst in Driesum een afgescheiden gemeente ontstond. De later gestichte gemeente te Murmerwoude is van daaruit ontstaan. In de gemeente te Driesum heeft ook een zekere ds. Zeebuit gestaan. Een opmerkelijk man. Hij heeft eens twee uur lang gepreekt over de tekst: "Hij verkwikt rnijn ziel". Vanwege de Gothische druk las hij echter: "Hij verkuikt rnijn ziel". Daarover preekte hij, hoe weten we niet. Deze Zeebuit heeft veel zegen op zijn arbeid gehad.

Op het eerste gezicht heeft de Christelijke Gereformeerde gemeente van Murmerwoude niet zo'n beste start gemaakt. De zaak liep feitelijk om een dominee, de bekend geworden M.H.A. van der Valk. Er leken nogal wat negatieve trekjes aan zijn persoon te kleven. Men kreeg het niet voor elkaar dat hij predikant werd van Murmerwoude en dat is de feitelijke aanleiding tot de stichting van de gemeente in 1900. Deze kwestie hing toch ook wel weer samen met het beginsel, want de genoemde van der Valk had een uitgesproken voorliefde voor de Afscheiding. Zo onttrok men zich aan de verenigde kerk en stichtte een eigen gemeente.

In het vierkant

Dan komt het gemeentelijke leven op gang. Een kerkdienst in die eerste tijden verliep anders dan thans. In de oude kerk zaten de kerkenraadsleden, zoals overal, rond de kansel. In verschillende streken had men speciale namen voor het voorste deel van de kerk, waar de broeders zaten. Op het eiland Flakkee bijvoorbeeld noemt men het gedeelte rond de preekstoel de "tuun". In Murmerwoude sprak men in die tijd van het "vierkant", of, op zijn Fries: het fjouwerkant. Hiernaast werd een enkele maal ook gesproken over het doophek.

In de gemeente te Driesum heeft ook een zekere ds. ^eebuit gestaan. Een opmerkelijk man. Hij heeft eens twee uur lang gepreekt over de tekst: "Hij verkwikt mijn ziel". Vanwege de Gothische druk las hij echter: Hij verkuikt mijn zisl". Daarover preekte hij hoe weten we niet. Deze ^ee^uif heeft veel zegen op ^yn arbeid gehad.

Deze benaming komt ter sprake in verband met een liturgische kwestie. Het schijnt namelijk dat in die dagen de kerkenraad niet direct na de handdruk vertrok naar de consistorie. We treffen althans de vermelding aan, dat de recent ingevoerde veranderingen waardoor de predikant met de dienstdoende ouderling direct de kerk verlaat, als stotend wordt ervaren. "De broeders prefereren in het vierkant te blijven", totdat de kerkgangers zijn vertrokken en de collectezakjes zijn geleegd. De kerkenraad bleef de wegtrekkende gemeente gadeslaan, misschien tegelijk wel beschikbaar om met deze en gene nog eens te spreken over de gehouden preek en open te staan voor een enkele navraag. Daar zit best een mooie gedachte in. De afstand tussen kerkenraad en gemeente wordt zodoende zo klein mogelijk gehouden. Zo'n oud gebruik zou best weer eens overwogen kunnen worden?

Staan tijdens het gebed?

Uit de notulen van 30 augustus 1945 blijkt wel, dat ook rond de aanvang der kerkdiensten destijds de zaken anders verliepen dan thans. Toen werd namelijk op verzoek van ds. Sobering de orde van dienst vastgesteld, zoals die nu nog in zwang is. Tevoren was het waarschijnlijk zo, dat de kerkenraad binnenkwam onder het zingen van een psalm.

Een andere zaak, waarover veel gesproken is, was de vraag, of mannen al of niet moesten staan tijdens het gebed. Deze zaak heeft zelfs onrust gegeven. We krijgen de indruk, dat de mannen inderdaad hebben gestaan tijdens het gebed. Of stond heel de gemeente? Het wordt niet helemaal duidelijk, al heeft de eerstgenoemde optie de beste papieren. Deze gewoonte is onder ds. Bokhorst ingevoerd, op verzoek van enkele broeders, alhoewel ervan meetaf andere broeders scherp gekant waren tegen deze voorstellen. Een lange zin meldt het volgende: "Hij (een ouderling) toont uit Gods Woord aan dat dit oudtijds geen gewoonte was onder Israël, dat ook de Heerejezus of Zijn apostelen dit (nl. het staan onder het gebed) nooit geleeraard hebben voor de kerk der nieuwe bedeling, dat het een uitvindsel van latere tijden is en ider invloed van het Neocalvinisme zich ook tracht in te dringen in onze kerk, en dus met het oog op al deze dingen gevoeglijk kan worden afgeschaft". Opmerkelijk dat déze gewoonte betiteld wordt als Neocalvinisme, dus als een verschijnsel uit de Gereformeerde kerken a la Kuyper. We zouden het nu in die hoek echt niet meer zoeken! Men zag hierin allerlei nieuwigheden, invloeden vanuit de Gereformeerde hoek! Er werd over zulke zaken soms stevige taal gebezigd! Maar het is waar: regels en voorschriften voor deze zaken kunnen we uit Gods Woord niet zo makkelijk halen, zodat de heersende gewoonte ook een sterk woord meespreekt.

Kletsen

Een zeer belangrijke opmerking wordt gemaakt in 1927-Een broeder in de kerkenraad is bezwaard vanwege de onchristelijke handelwijze van sommige kerkgangers, welke voor de aanvang van de godsdienstoefening over allerlei wereldse onderwerpen in de kerk zitten te praten. Een waardevolle opmerking! We kunnen leren van onze eigen geschiedenis. Er wordt daarop een mededelingenbord opgehangen met de volgende vermaning: "Een ieder bedenke dat hij in Gods huis is". Waarschijnlijk is deze slechte gewoonte nog lang niet uitgestorven.

Wanorde rond de gaanderijen

Een werkelijk probleem in de gemeente deed zich ook in dit tijdvak voor rondom de gaanderijen. Op de gaanderijen loerde het gevaar van onrust en rumoer, een verschijnsel dat niet alleen hier zich voordeed. Dus werden er door de jaren heen allerlei maatregelen genomen om de situatie daarboven te verbeteren. Men wilde de zaak in de hand houden. Het was hier en elders gebruikelijk dat er een kerkenraadslid op de gaanderij gezeten was, zodat er enig toezicht kon worden uitgeoefend.

In 1931 komt een broeder ter vergadering van de kerkenraad met een klacht over de rumoerige jeugd. De grote jongens zaten onder het gebed uit een boek te lezen, terwijl andere jongelui zaten te slapen; dat bleken dan nog kinderen van een toen fungerend kerkenraadslid te zijn! Zaken die niet vreemd klinken in de oren van hen, die wel eens op gaanderijen hebben vertoefd. Dan volgt: "Broeder X. is vooral over die laatste woorden verontwaardigd en hij zegt dat hij hoopt dat de koster voor de goede orde op de gaanderij zal waken; en

hij hoopt dat de klager er onder de preek geen gewoonte meer van zal maken om er te slapen, zoals kortgeleden, toen zijn vader hem moest wakker maken". De bal werd teruggekaatst! Het is opmerkelijk dat diverse opmerkingen in deze geest stammen uit een bepaalde periode, waarin de verhoudingen niet al te best leken te zijn.

“Ite, ite, missa est”.

Een ander opmerkelijk gegeven uit die dagen heeft te maken met Avondmaalsdiensten. Het was heel gewoon dat voor de eigenlijke bediening van het sacrament een deel van de gemeente naar huis ging. Dat betrof hen die nog geen Belijdenis des geloofs hadden afgelegd. Hieronder zal blijken dat dit een behoorlijk aantal was. Ds. Bokhorst was het er niet mee eens. Dus besloot men de deuren vooraan af te sluiten, zodat men gedwongen werd binnen te blijven. Het gebeurde echter eens dat een kerkganger toen uit protest de hele kerk weer doorliep om via de zijdeuren het gebouw te verlaten. Maar de gesignaleerde gewoonte verdient onze aandacht. In de eerste eeuwen van de kerkgeschiedenis, in de dagen van de kerkvaders, werden de catechumenen naar huis gezonden voor de aanvang van het sacrament, met de woorden: “Ite, ite, missa est”.

Er heersten verder ook oude doopgebruiken. Lieten ouders hun kinderen Dopen, dan deponeerden zij hun gaven in het doopvont en niet in de collectezak. Een plaatselijke gewoonte, die later werd afgeschaft.

Doopledenstelsel

Een gemeente in de Friese Wouden was toen en soms ook nu nog anders opgebouwd dan de overige gemeenten in het land.

De gemeente in Murmerwoude bestond uit drie geledingen. Er waren

belijdende leden, die echter slechts een gering deel van de gemeente uitmaakten. Daarna kwamen de doopleden, die verreweg het grootste deel van de gemeente vormden. Tenslotte was er nog een bepaalde groep, namelijk de ongedoopten. Men deed niet snel belijdenis. Dat kwam niet zonder meer voort uit een zekere vrije en onkerkelijke houding. Doorgaans leefde men trouw mee met het kerkelijke leven. Maar men had een hoge opvatting van de openbare geloofsbelijdenis. Men deed dat niet tenzij men zekerheid kende aangaande de eigen zaligheid. Dat was een lange weg. Het was dan ook gebruikelijk dat men belijdenis deed op latere leeftijd, soms zelfs in de hoge ouderdom. Dat had iets moois. Men kon spreken van geestelijke beleving van de waarheid en daar werd ook terdege naar gevraagd. Belijdenis der waarheid was absoluut niet aan de orde. Het is bij sommigen nog steeds zo dat een gewone belijdeniscatechisatie toch eigenlijk maar een verdacht verschijnsel is. Geloof kan men niet leren. Er moet een wonder met een mens gebeuren, een groot wonder en dat gaat niet zo maar en het is zeker niet aan de leeftijd gebonden. Kon men daar geen verslag van doen, dan deed men geen belijdenis. Werden er dan kinderen geboren in een huwelijk, dan mochten doopleden onder bepaalde voorwaarden hun kinderen laten dopen. Dat is nóg zo.

Dopen

Hierdoor wordt het grote aantal doopleden enigszins verklaard. Nog in 1959 w^s ^^^ ^o "i^t er 165 belijdende leden waren, terwijl daartegenover stond een aantal van 432 doopleden. In de overige gemeenten liggen de verhoudingen geheel anders. Maar dan de derde groep, de ongedoopten. In 1959 bedroeg dat aantal 175-Dat is onbegrijpelijk veel. Tegenwoordig is dat wel wat minder, maar het ver-

schijnsel doet zich nog steeds voor. Hoe staat het met deze mensen? Het is waarschijnlijk dat velen niet alleen een huiver hadden om belijdenis te doen, maar ook om hun kinderen ten doop te houden. Dopen was toch ook eigenlijk een vorm van belijdenis? Kan men het een niet dan laat men ook het andere na. Velen bleven zodoende ongedoopt. Misschien spelen hier ook wel doperse invloeden mee. In Friesland zijn veel Doopsgezinde gemeenten, die Menno Simons als hun geestelijke vader erkennen. Misschien spelen er invloeden uit die hoek mee. Belijdenis doen op latere leeftijd ging vaak samen met de volwassendoop.

Belijdenis des geloofs

De notulen geven een vrij duidelijk beeld van de manier waarop men belijdenis deed. Er klinkt in door hoe men de zaken geestelijke beleefde.

Men vroeg bij het belijdenis doen metterdaad toegang tot de sacramenten. In 1926 kwam er een zuster ter vergadering van de kerkenraad met het verzoek belijdenis te mogen doen. Zulke bezoeken werden vanzelfsprekend met spanning afgewacht. De broeders verheugden zich erin, als er tekenen van geestelijk leven mochten worden gevonden in de gemeente.

De bewuste zuster uit 1926 mocht met vrijmoedigheid toegelaten worden tot de Bondszegelen. We lezen daarover: "De voorzitter spreekt met haar over het beginsel des geloofs en of zij hier ook iets van kent. Deze zuster verklaart dat zij dit niet durft te ontkennen en gelooft dat de Heere dit in haar heeft gewerkt en dat ze na veel strijd en smart over de zonde deze belofte van de Heere heeft ontvangen: Mijn genade is u genoeg en Mijn kracht wordt in zwakheid vol-

bracht”. Ze wordt dan ook met algemene stemmen toegelaten tot de Openbare Belijdenis.

Dat moet een goede ontmoeting geweest zijn. Men wist dat men persoonlijk weet moest hebben van het werk des Heeren in het hart. Maar hoe kon men dat weten? Deze vrouw kreeg een belofte van de Heere. De Heere had haar deze blijkbaar met extra kracht en overtuiging op haar ziel gebonden. Maar dat wordt nu gewerkt na veel strijd en smart over de zonde. Hier ligt heel eenvoudig uitgedrukt wat de weg en het beginsel van het geloof is. Het leert ons dat ook in onze tijd dezelfde lijnen moeten en mogen worden getrokken.

Vijf weken licht

Eens kwam een broeder ter vergadering met het bekende verzoek. Deze broeder verklaarde in druk te zijn geweest, maar toen kreeg hij gemeenschap met God; na de duisternis waarin hij verkeerde, ontving hij vijf weken geleden licht en had daarom nu begeerte tot Gods Koninkrijk. Deze broeder werd door de kerkenraad behoorlijk ondervraagd over de noodzakelijkheid van Schriftonderzoek en over de oorzaak der benauwdheid en wat te doen in benauwdheid en duisternis, over de schuld tegenover God, over de drijfveer tot het doen van belijdenis. De antwoorden waren niet bevredigend. Het leek toen de raad het beste dat deze broeder de zaak nog eens voor de Heere neerlegde en dat hij ook eens wilde spreken met Gods volk over deze zaak. Nadat deze broeder weer ter vergadering werd geroepen om hem dit mee te delen, werd het besluit van de kerkeraad hem bekend gemaakt "wat hem zichtbaar ontroerde”.

Deze broeder komt kort daarop weer ter vergadering. Dan heeft de kerkenraad geen vrijmoedigheid hem af te wijzen, omdat hier het Geesteswerk "ritselt". Toch bleek kort daarop weer, dat er zaken voorvielen, die de kerkenraad maanden tot omzichtigheid. Men besloot toen toch dat deze broeder noe wat moest wachten

om belijdenis te doen. Er waren uitingen van een zekere overspannen geest. Men trachtte deze dingen dus duidelijk te onderscheiden.

In dankbaarheid stil

Er mocht menigmaal duidelijke en heldere taal klinken in de bijeenkomsten der broeders. Er kwam er één, die door Gods genade zichzelf als zondaar had leren kennen en die tevens kennis had aan de vergeving der zonden in Christus' bloed. In dezelfde vergadering kwam een andere broeder die mocht roemen wat God aan zijn ziel gedaan had. Hij mocht uit genade Christus omhelzen als zijn Borg en in Zijn bloed van zonden vrij zijn. In deze bewoordingen, die we hier hebben weergegeven, sprak men over de diepten van het persoonlijke leven, ffet gebeurde eens dat een zuster hartelijk en vrijmoedig haar ziel mocht vertolken, "zodat we in dankbaarheid stil wer­ den". Wat opvalt, is de grote mate van zekerheid, die in deze woorden naar voren komt.

Een ander getuigenis: "Deze zuster komt na jaren van stille begeerte thans tot de volle drang door Gods liefde, onder het volle besef van schuld en zonden, doch pleitend op Christus' liefde-offer, haar Jezus te belijden voor kerkeraad en gemeente”.

Melk op zondag

Een zaak, die in dit verband heel vaak aan de orde komt, is de melkleverantie op de dag des Heeren. Een probleem, dat te maken heeft met die andere tijd, waarin we ons verdiepen. Men was toen op dit verschijnsel uiterst alert. Bepaalde geruchten over een melkleverende boer werden nauwkeurig nagetrokken. Men zag hierin duidelijk een ernstige zonde. Dat laat zich ook wel voorstellen. Men kon dit bijna wel gelijk stellen met handel drijven op zondag of de winkel die dag open zetten voor het publiek en daar zouden we ook nu nog bezwaard over zijn. Anderzijds kon de nood ertoe dringen en dat mogen we ook weer niet vergeten. Er werd dus echt tucht uitgeoefend als men de melk op zondag afleverde. Deze zaak blijft ook in later jaren telkens weer terugkomen op de kerkelijke agenda’s.

Ook in deze periode, evenals in de tijd ervoor, heeft men veelvuldig te maken met de zonde tegen het zevende gebod. Een kwestie, die in onze dagen minder op de agenda van de kerkenraad voorkomt, al is daarmee zeker niet gezegd dat allerlei zonden op dit terrein minder voorkomen. Integendeel!

In later jaren lijkt het standpunt ten aanzien van de melkleveranties op zondag enigermate soepeler te zijn geworden. Er waren toen, anders dan tegenwoordig, tamelijk veel veehouders in de gemeente. Men was erg gesteld op een vroeg aanvangsuur van de kerkdiensten, in verband met de verzorging van het vee.

Toch zat men er in latere tijden ook nog wel mee. Doet de kerkenraad daar wel genoeg aan, zo vroeg iemand jaren later op een ledenvergadering. De raad beriep zich op het standpunt van de classis, die had bepaald dat iemand die met een vrij geweten zijn melk levert op zondag, om die zaak niet mocht worden uitgesloten van het Koninkrijk Gods. Men zal dit mede wel gefundeerd hebben op de overweging, dat ook de koeien hun melk leveren, zeven dagen per week. Maar deze zaak hield de voor-en tegenstanders danig bezig. De broeders vonden ook wel, dat een dergelijke vraag niet thuis hoorde op een vergadering met de manslidmaten. De kerkenraad besloot verder maar af te wachten of men nog terug zou komen op de kwestie. Op de volgende kerkenraadsvergadering wordt het nog vigerende besluit, dat iemand die melk levert op zondag geen lid van de gemeente kan zijn, ingetrokken. Dat was in I950-De knoop werd toen doorgehakt.

Het probleem werd dus in de loop der jaren als minder ernstig opgevat. Maar die broeder, die toen de vraag stelde, verklaarde enkele jaren later dat hij geen Avondmaal kon houden met broeders, die op deze wijze de dag des Heeren ontheiligden. Niettemin blijft de kerkenraad op zijn eerder ingenomen standpunt staan.

In 1967 werd een aparte vergadering gehouden waarin gesproken werd over het melk leveren op zondag. We lezen een deskundige beschrijving in de notulen van het probleem. Melk is een kwaliteitsproduct, zo heet het en de melk heeft een grote vijand, namelijk de bacterie, waarvan de aanwezigheid leidt tot veel kwaliteitsverlies. De melk kan 's zomers maar beperkt goed gehouden worden op de boerderij. De gedachte wint veld, dat de melk van de zondagavond niet behoeft vervoerd te worden naar de fabriek, maar de melk van de ochtend van die dag wel. Dat wordt dan de algemene opinie. Een brede bespreking is er die avond gehouden. Men vroeg zich ook wel af of we de economie zo niet laten heersen over de principes, maar de raad liet zich toch

overtuigen op dit punt.

Er werden ook bezwaren ingediend tegen een andere broeder die op de kandidatenlijst voor de kerkenraad voorkwam. Hij bediende de brandspuit op zondag, maar daartegen had de kerkenraad geen bezwaar. De kandidatuur werd gehandhaafd.

Predikanten in de auto

De zondagsheiUging brachten de broeders ook in verband met predikanten, die op zondag reisden. We geven dit hier weer om aan te tonen dat er ook op dat terrein heel veel veranderd is. Het was voor de kerkenraad een ongepast gebruik dat een predikant op zondag met de auto naar Murmerwoude kwam om daar het Woord te bedienen. In dat kader verzocht men de predikant uit Drachten om niet 's zondags, maar een avond in de week voor de gemeente "op te treden". Maar dat was dan ook in het jaar 1928. Vergeet hierbij ook vooral niet dat de auto een zeer ongebruikelijke en vreemde verschijning was. Gemotoriseerd verkeer was nog bij lange na niet ingeburgerd en algemeen aanvaard. Het is te begrijpen dat men daar vreemd tegenaan keek. En inderdaad heeft de auto de zondagsheiliging zeker niet in positieve zin beïnvloed!

“Noodhuwelijk”

Ook in deze periode, evenals in de tijd ervoor, heeft men veelvuldig te maken met de zonde tegen het zevende gebod. Een kwestie, die in onze dagen minder op de agenda van de kerkenraad voorkomt, al is daarmee zeker niet gezegd dat allerlei zonden op dit terrein minder voorkomen. Integendeel!

Zonde tegen het zevende gebod kan zich op allerlei manieren openbaren, maar in die dagen was er rond het zevende gebod meestal sprake

van een “gedwongen huwelijk”. In de notulen is ook een enkele maal sprake van een "noodhuwelijk". Deze laatste uitdrukking is misschien typerend en bepalend voor deze streken in het Noorden. Men ging in deze zaken ook gedegen te werk. Dat kon men ook doen, omdat er meestal sprake was van "bewezen zonde", die vanzelf openbaar kwam. "Komt in rondvraag of de ouders, die een kind wensen te dopen, dat niet in de door God geordende weg geboren werd, volstaan kunnen met een schuldbelijdenis voor de kerkeraad of ook voor de gemeente? Besloten wordt, dat waar het een zonde is, die wegens de natuur der zaak openbaar wordt, voor de gemeente de schuldbelijdenis moet herhaald worden".

Het is voor ons besef een harde aanpak, als "geëist" wordt van hen die hierin hebben overtreden, dat zij openbare schuldbelijdenis afleggen, vóór in de kerk. In de veertiger jaren heeft men eens een besluit genomen hiervan af te stappen, maar na korte tijd keerde men al weer terug tot de oude gewoonte: schuldbelijdenis voor heel de gemeente. Ook al komt déze zonde en dit kerkelijke straffen nu veel minder voor, het samenwonen, een typisch modern verschijnsel, roept toch om andere maatregelen dan die welke meestal genomen worden, of die soms helemaal niet genomen worden. Het is vreemd dat op dit terrein de kerk te vaak zwijgt. Nu betrof het zo geheten noodhuwelijk meestal jonge mensen, die overigens heel ernstig en goed meeleefden met het kerkelijke leven. Het samenwonen van deze tijd komt vaker voor bij diegenen, die toch al niet meer zo'n sterke band hebben met de kerk en dat maakt het toepassen van een bepaalde tuchtoefening nog te meer noodzakelijk.

Handel en bedrijf

Er ontstonden ook veel moeilijkheden rond handel en bedrijf. Ook dat laat zich nu nauwelijks meer voorstellen. Er waren binnen de gemeente in die tijd altijd wel enkele middenstanders en kruideniers; in onze tijd van supers zal dat voor de jeugd bijna onbegrijpelijk zijn. Er waren toen geen grootgrutters; het was nog echt detailhandel. Men had een speciale groentezaak, of men had een kruidenierszaak. Men verwachtte dan wel, dat de eigen parochianen, kerkelijke medebroeders en zusters dus, hun inkopen deden bij de eigen mensen. Maar dat gebeurde lang niet altijd. Wat te doen als de kerkelijke broeder merkbaar duurder was dan zijn collega, die dan misschien wel Gereformeerd was, of onkerkelijk? In zo'n geval had men een probleem.

Nu, zulke zaken kwamen dan naar de kerkenraad toe. Of de broeders dat maar even wilden regelen. Op zich is het mooi dat we weldoen, inzonderheid aan de huisgenoten des geloofs; maar dan moet die huisgenoot natuurlijk ook op zijn beurt wel het welzijn en het voordeel van zijn broeders bedoelen. Dat gebeurde lang niet altijd.

Deze vragen uit oude tijden gaan tegenwoordig misschien in een ander vorm terugkomen, als straks steeds meer winkels opengaan op zondag en daardoor het billijke verzoek zal gehoord worden dat we als kerkmensen hen moeten bevoordelen, die hun winkels dichthouden op de dag des Heeren.

Damwoude-Sliedrecht

De gemeente heeft in haar geschiedenis een duidelijke periode gekend van heroriëntatie. Toen veel gemeenten in de omgeving op afstand toch meegingen met hun tijd, bleef deze gemeente wat zij was. Dat ging door de jaren heen betekenen dat men zich duidelijker profileerde als een gemeente waar de schriftuurlijkbevindelijke prediking in ere werd gehouden. In deze tijd zelfs nog meer dan in het verleden soms het geval was.

Ook over de geschiedenis van het kerkverband heeft het bovenstaande ons iets te zeggen. Wie de beroepenlijst van Damwoude vergelijkt met die van een gemeente als Slie-drecht, ziet tot een bepaalde periode twee totaal verschillende naamlijsten. Al heel lang geleden waren de Christelijke Gereformeerde kerken ook onderling al verschillend. Men sprak dan van het Noorden en het Zuiden. Er werd ook wel onderscheiden in de voorwerpelijken en de onderwerpelijken. Toch kon men elkaar vinden in het ene Woord van God.

Dit artikel werd u aangeboden door: Oude Paden

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 september 2001

Oude Paden | 56 Pagina's

Gemeente in de Friese wouden

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 september 2001

Oude Paden | 56 Pagina's