Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Heere heeft me  in alles nagelopen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Heere heeft me in alles nagelopen

22 minuten leestijd Arcering uitzetten

J. Mastenbroek

In gesprek met de heer D. van Dorp te Boskoop

Op I januari 2002 nam hij afscheid van de kerkenraad, die hij vanaf 1982 als ouderling diende. Maar ook daarvoor was hij in dienst van de gemeente. Op de dag af was hij als Koster tien jaar nauw met het wel en wee van de Gereformeerde Gemeente van Boskoop verbonden. En nog weer eerder was hij Ambtsdrager in Oudewater, eerst als diaken, later als ouderling. We kwamen op 24 december 200I in gesprek met de heer Daniël van Dorp, ruim 85 jaar geleden in Zoetermeer geboren. Er werden herinneringen uit zijn leven opgehaald, kriskras door zijn levensboek gebladerd. Bladzijden met zwarte randen, als er verdriet en zorg was. 't Was op de dag af vijf jaar geleden dat zijn vrouw werd weggenomen. Maar ook pagina's met een gouden gloed, als we horen hoe de Heere zorgde.

Als we tegenover hem zitten, verraadt weinig zijn hoge leeftijd. Zijn mobieltje ligt op tafel, naast de zojuist verschenen levensbeschrijving van ds. M. Blok. 'Mooi boek hoor, ik heb het bijna uit!' Aan de muur een tekst: Draagt elkanders lasten. Met een bijzondere helderheid weet hij feiten en gegevens uit zijn geheugen op te diepen. In zijn seniorenflat woont hij op een steenworp afstand van de kerk die hem lief geworden is, de Gereformeerde Gemeente van Boskoop. Niet dat hij kerkistisch is. Maar zijn wortels liggen zó in dit kerkverband, dat het geen wonder is dat hij deze kerk trouw mocht blijven. Als je zijn familiebetrekkingen naspeurt, kom je de namen tegen van de predikanten A. Bac, H. Paul, J. van Haaren en A. Hofman die allen in dit kerkverband dienen of gediend hebben. Sinds het overlijden van zijn vrouw op 24 december 1996 is hij alleen. Zijn vier kinderen hebben hun eigen gezin.

Zeven Danen

Het is 21 januari 1916, als Daniël van Dorp wordt geboren. Dat zijn voornaam Daniël werd, is op zich niet verwonderlijk. 'Er zaten zeven Danen in de familie, onder wie Daan van der Spek, Daan Bac, Daan Paul en Daan Oudijk. Ik ben van die generatie de enige nog. Opa Daniël van der Spek uit Moerkapelle is 71 j^^r geworden. Een stille man. Heel trouw in de kerkgang, heel nauwgezet in z'n levens-

wandel. Maar spreken over zichzelf deed hij niet. Tot op zijn ziekbed. Hij moest van een blindedarm worden geopereerd. In het ziekenhuis zeiden ze tegen hem dat de operatie goed geslaagd was. Maar hij zag het anders in. 'Al m'n kinderen moeten komen, ik wacht tot de laatste er ook bij is en dan zal ik vertellen wie de Heere voor mij geweest is en wie ik voor de Heere ben geweest', zei hij. AI zijn zeven kinderen kwamen zodoende in het ziekenhuis De Wijk in Gouda. Toen ze allemaal om zijn bed stonden, kwam hij los. Hij vertelde dat de Heere zijn God was geworden. En ook... dat de Heere de God van zijn zaad zou zijn. Ik mag geloven, vast geloven, dat die profetie waar geworden is. Dat de Heere dat aan sommigen ook bevestigd heeft.'

Kolenboer

'Ik was oudste zoon. Vader wilde dat ik ook boer zou worden, maar er was geen boerderij te koop of te huur. Ik bèn ook boer geworden... kolenboer! Waar ik het hardst op gescholden heb, moest ik worden. Ik had zeker al bij twintig boeren geprobeerd in dienst te komen en een boerderij te runnen. Bij één boer was het bijna zover. Er moest een Van Dorp op de woning, vond hij. De notaris zat tegenover hem en mij. Hij gaf me een pen om een handtekening te zetten. Toen ging de telefoon. Er kwam wat tussen. Daardoor ging het niet door, er moest een ander op. Ik zag toen in, geen recht te hebben op twee voeten grond op deze wereld. Maar nog dezelfde middag kon ik aan de slag bij een bedrijf in Hekendorp. Ik ben anderhalfjaar bij die mensen in de kost geweest. Toch werd ik geen boer. Ik begon een kolenhandel. In Hogebrug, een buurtschap onder Oudewater. Hard werken, van 's morgens vroeg tot laat in de avond.'

Ds. Kersten

'Mijn ouders waren erg op ds. G.H. Kersten uit Rotterdam gesteld. Die kwam veel bij ons thuis. Vader was diaken. Ds. Kersten was onze consulent en als hij zondag bij ons preken moest, kwam hij soms zaterdagsmorgens al bij ons. Hij was een echte heer, maar hij hield toch van het boerenleven. Soms kwam hij op zaterdagochtend om negen uur al bij ons binnen. Dan dronk hij eerst een bakkie en wilde dan met mij mee naar het land kijken. Ik herinner me nog, 'k was toen een jaar of vijf, dat ik eens meeging. Ik gaf toen een schop tegen een bos Brandnetels. Ds. Kersten kreeg tranen in zijn ogen. 'Die staan er nu om mijn zonden', zei hij. 'k Vergeet dat nooit!

Ds. Kersten kwam dan met het treintje naar Nootdorp en ging daarvandaan lopen naar de boerderij van vader. Die lag in Zoetermeer, aan de Voorweg. Het beurde wel, dat hij dan een hele nacht niet in bed was geweest. Ik praat dan over de tijd voor de oorlog. Hij was toen nog in de kracht van z'n leven en had dan soms tot in de nacht thuis zitten vergaderen met ds. Zandt en ingenieur Van Dis, met zijn zoon Jan erbij die opschreef wat er besproken was. Heeft hij ons zelf verteld. O, als ik nog aan die tijd terugdenk! Ik voelde me al heel jong bij het kerkelijke leven betrokken. Er was toen in Zoetermeer een kerkje, achter het huis van de moeder van ds. J. Karens uit Opheusden. Dat was in 1923-Ii^ 25 werd daar een gemeente geïnstitueerd. Daar ben ik nog elf jaar orgeltrapper geweest.'

Militaire dienst

'In 1936 moest ik in dienst. Daar zag ik erg tegenop, vloeken en ruwe taal was ik niet gewend te horen. De eerste avond de beste, ik was in Utrecht, waren we met drie jongens in de kazerne. Die jongens konden niet fietsen. We zouden wat in de stad gaan lopen. Vader had me gevraagd om in Utrecht de groeten te doen bij koster L. Simon van de Gereformeerde Gemeente in de Boothstraat. Bij zijn huis gekomen, hoorde ik dat er die avond kerk zou zijn. Toen zijn we met elkaar de kerk binnen gegaan en we hebben

ds. M. Heikoop horen preken. Dat viel toch zo mee, de eerste de beste avond al in de kerk! Na een halfjaar zat mijn diensttijd er op. Maar drie jaar later moest ik v/eer opkomen voor de vóórmobilisatie. Weer naar Utrecht. Ik zag er opnieuw erg tegenop. Maar... 't viel wéér mee! Woensdag begon mijn dienst. En de eerste de beste zondag zei de kapitein dat alle jongens naar de kerkdienst in de kazerne moesten komen, of ze godsdienstig waren of niet. Daar had ik geen behoefte aan. 'Laat mij hier maar zitten, want in die dienst doen ze water bij de melk', zei ik. Meteen komt er een officier binnen die dat hoorde. Hij begreep er niets van. 'Geven ze daar melk in de dienst? ' vroeg hij. Mijn kapitein begreep het maar al te goed. Hij vroeg of ik soms liever naar een andere kerkdienst wilde gaan. Dat liet ik me geen tweemaal zeggen. Ik kreeg de vrijheid om naar de stad te gaan. Dat was verboden, de brug mocht je niet over. Maar ik mocht uit zijn koffer een gekleurde band halen en als ik die om rnijn arm zou doen, zou niemand me mogen tegenhouden. Zo ging ik de kazerne uit. Naar ds. Heikoop. Hij preekte over Psalm^ 79 = 11-Toen kreeg ik te geloven, dat ik vóór de volgende zondag weer in de ouderlijke woning zou zijn. Teruggekomen in de kazerne, vroeg de kapitein waar de dominee over gepreekt had. 'Over Psalm 79' > zei ik. Hij pakte een Bijbeltje en ging die Psalm hardop voorlezen. 'Ik begreep meteen watje bedoelde, toen je het over die melk had', zei hij. Hij vertelde dat hij tot de Oud Gereformeerde Gemeenten behoorde. En niijn wachtmeester hoorde bij ds. Kersten in Rotterdam en dan was er nog een Gereformeerde adjudant.

Maar ik werd al heel gauw, dinsdags daarna, afgekeurd vanwege een breuk. Da's een apart verhaal. Ik was inmiddels op transport gesteld naar Den Haag. Daar kon ik 's nachts niet in de kazerne blijven wegens plaatsgebrek. Ik werd in Rijnsburg bij een particulier ingekwartierd. Overdag in Den Haag, 's nachts in Rijnsburg. Toen hoorde ik dat ik naar huis mocht wegens afkeuring. Maar dat bericht had nogal lang op zich laten wachten. Mijn geloof, dat ik nog voor de zondag bij mijn ouders thuis zou zijn, werd beproefd. Zaterdagavond was het eindelijk zover. Het was al vijf over half elf toen ik uit Rijnsburg vertrok. Ik had de hele middag op allerlei formaliteiten moeten wachten. Zodoende was het erg laat geworden en van Rijnsburg naar Zoetermeer was een heel eind. Alles was verduisterd op straat, maar ik zag in de verte lichtjes als twee gloeiende spijkers: de tram. Ik vroeg of die tram naar Den Haag ging. Het bleek dat hij kapot was geweest en net gerepareerd was. Niemand zat erin. Maar ik mocht mee tot Leidschendam. Daarvandaan zou het nog dik een uur lopen zijn. En het was intussen vijf over half twaalf geworden! De laatste bus had om vijf vóór half twaalf al weg moeten zijn. Maar in Leidschendam stond zowaar nog een bus. Het raampje ging open en achter het stuur zat een oude schoolkameraad van me. 'Daan, wat moet jij zo laat nog hier? ' vroeg hij. Ik vertelde hoe ik daar gekomen was. Hij zei: 'Ik had twee doorgebrande lampen, die moesten eerst vervangen worden, anders was ik al lang weg geweest!' Zodoende kon ik nog net instappen. Om tien voor twaalf kwam ik thuis. Achteraf hoorde ik dat moeder die avond ook mocht geloven dat ik voor de zondag weer bij haar zou zijn, ze had die woorden gekregen 'Uw zoon zal behouden wederkomen.'

Ambtsdrager

'In 1944 werd ik diaken in de Gereformeerde Gemeente van Oudewater. Ik heb dat niet gewild, maar toch gemoeten. Er was toen één ouderling, J.J. Montijn, en één

diaken, G.H. van den Brink. In 1944 was diaken G.P.P. Boer tot ouderling gekozen. Hij werd echter niet in het ouderUngenambt bevestigd. Dat gebeurde pas na de oorlog! Dat had te maken met de opstelling van de enige ouderling. Een Godvrezende man met veel gaven, maar iemand die geen ander naast zich duldde. De gemeente was enkele jaren geleden geïnstitueerd, op 8 september 1937-Ds. A. de Blois bevestigde op die datum Montijn als ouderling en Van den Brink en Boer tot diaken. Hoséa 14-:6 was de tekst. 'Ik zal Israël zijn als de dauw; hij zal bloeien als de lelie, en hij zal zijn wortelen uitslaan als de Libanon.'

Ik was gestemd, maar had nog niet beslist. Ik wachtte op de goedkeuring van de Heere. 'k Had een teken gevraagd: of er een ogenblik zou mogen zijn dat ik, als ik in het ouderlijk huis zou komen, mijn moeder even alléén zou mogen spreken. Daar was in een gezin met elf kinderen nooit gelegenheid voor. Wat nooit gebeurde, gebeurde toen: na het eten bleef ze alleen in de kamer zitten. Da's van de Heere, dacht ik. Ik heb verteld dat ik gekozen was, maar dat ik nog geen beslissing had durven nemen. Ze liet me uitpraten, maar zei verder niets. Er kwam geen antwoord.

Ik had het op de verkeerde plaats gezocht.

Toen ging de vraag dringen: bedanken, mag dat wel? In de nacht van vrijdag op zaterdag kwam de Heere over met de woorden 'Volg gij Mij.' Toen mocht ik het aannemen. Zondagochtend ging ik naar de consistoriekamer. 'Dus je neemt het nog aan ook? ' vroeg Montijn. Zo ging dat toen. Ondanks al zijn gaven was hij een dictator in de kerk. Tussenbeie gingen we zelfs zonder het ambtelijk gebed uit de consistorie de kerk in. Hoe kan het bestaan, vraag je je nu af. Maar na de oorlog is alles weer goed gekomen. Die ouderling heeft vergeving gevraagd en het is vlak gevallen tussen de broeders.

In 1945 was Boer de enige ouderling. In juni 1955 is hij met een treinongeluk om het leven gekomen. De gemeente was toen zelfs enige tijd zonder ouderling, tot in september D.E. van Harten werd bevestigd. Driejaar later werd ik als ouderling bevestigd'.

Bommen

'We hebben in de Hogebrug de oorlog meegemaakt. In 1944 vielen er in de directe omgeving 253 bommen. Niet één op ons huis. Wel raakte dat door de luchtdruk zwaar beschadigd. We woonden dicht bij de spoorlijn en daarop hadden de Duitse bommenwerpers het voorzien. Van ons huis waren alle pannen van het dak, de ramen en deuren waren eruit geslagen. Ja, 'k heb een hoop meegemaakt, maar we zijn gespaard gebleven. Kun je niet begrijpen, hè? Na de oorlog kwam een roomse man uit de buurt. Die zei: 'Voor vijf pond boter en vijf pond kaas zal ik je huis weer dichtmaken. Ik zet er weer glas voor je in.' Maar ik had geen boter en ook geen kaas. Ik zag geen oplossing meer. Nu had een roomse boer in de oorlog rnijn paard mogen lenen, ik had toch geen eten voor dat beest. Ik ging daar 's middags heen. "Wat kijk je sip, wat is er? ' vroeg hij. Ik vertelde dat m'n huis weer nieuwe ruiten kon krijgen in ruil voor boter en kaas, maar dat ik geen boter en kaas meer had. Toen zei die boer: 'Hoor eens, ik heb je paard mogen gebruiken. Daar wilde je niets voor hebben. Nu kan ik wat terugdoen, je krijgt tien pond kaas en zes pond boter van me.' De andere dag zat het glas er al in. Die man was 's morgens vroeg begonnen en hij was 's middags al Haar.'

Juffrouw De Bruin

'Heb je ze gekend? Een echt geoefend wijfie, door de Heere geleerd.

Ze woonde in de Palestinastraat 53^ in Rotterdam-Kralingen. Ze heeft jarenlang op bed gelegen. In de oorlog was ze eenjaar en zes weken bij mijn ouders op de boerderij. Ook daar lag ze altijd op bed. Op een dag waren er vier jongemannen om eten te halen: de latere predikanten A. Vergunst, E.F. Vergunst en H. Rijksen. En een broer van Rijksen, Huib. Zonder dat we er erg in hadden, was er een razzia. De Duitsers stormden het erf op. De jongens zochten als een haas een veilig onderkomen, de een onder het stro, de ander onder een bos takken, in een zucht waren ze weg. Op de stalzolder hadden we een schuilplaats gemaakt: als je daar een paar planken wegschoof kwam je in een ruimte die van binnenuit met een knip af te sluiten was. Daar gingen er ook een paar in. Juffrouw De Bruin ('mevrouw' was er niet bij, we hadden het altijd over 'juffrouw') lag in de voorkamer. Toen moeder die kerels zag, was ze meteen in de war. Een officier kwam de voorkamer binnen, 't Was een Duitser, maar hij sprak bijna accentloos Nederlands. En nog vloeiend ook! 'Opstaan!' riep hij. Maar juffrouw De Bruin bleef liggen. Juffrouw De Bruin was onderwijzeres geweest en sprak wel een mondje Duits. 'Ich bin krank', zei ze. Ze vroeg of de officier wilde gaan zitten. Wonderwel deed hij dat. Kennelijk raakte hij onder de indruk van haar vastberadenheid. Toen ging ze vertellen wie God voor haar was en hoe Hij in haar leven was gekomen. Hoe Hij haar te sterk geworden was. De officier hoorde het even aan, liep vervolgens naar het raam, schoof dat open en floot. Meteen kwamen de soldaten aanhollen. Hij gaf ze opdracht om buiten bij het open raam te gaan staan om zo te kunnen horen wat juffrouw De Bruin ver­ telde. Dat gebeurde. Ondertussen raakte die officier van wat hij hoorde zó onder de indruk, dat tranen zijn ogen vulden. Echt, hij huilde als een kind. Toen juffrouw De Bruin was uitverteld, zei hij bewogen: 'Je spreekt net eender als mijn moeder, maar die Führer, die Führer...!'

Niemand werd gearresteerd. Ze hebben niet eens huiszoeking gedaan. De hoge Duitser ging keurig het huis weer uit, via de voordeur. Ja, die vrouw De Bruin. Daar was altijd wel gezelschap, 't Was een bekend adres voor Gods volk. Interkerkelijk, hoor! En dikwijls lieten de bezoekers dan een paar gulden achter. Die schoven ze dan onder het koffiekopje. Want die vrouw was nergens in, ze leefde uit de hand des Heeren. Als Elia. En de Heere onderhield ze. Ze had voor ieder wel een woord.

M'n zus Ger heeft haar aan haar eindje geholpen. Die spaarde het geld allemaal op, voor zover het niet nodig was om in leven te blijven. Ze is ondanks haar zwakke lichaam nog 72 jaar geworden. Toen ze op 20 maart 1961 begraven werd, waren er 23 zwarte volgauto's. Een koninklijke begrafenis, daar op Oud-Kralingen in Rotterdam. Toen kwam al dat geld goed van pas. En toen alle rekeningen betaald waren, bleef er maar één rijksdaalder over. De Heere gaf genade en ere!'

Een gezegend sterfbed

'In de buurt van ons huis woonde een gezin, dat aan God noch gebod deed. Ik bracht daar kolen. Op de pof. Betalen deden ze maar af en toe. Maar ja, je kon die mensen toch niet in de kou laten zitten? Het was kort na de oorlog. Toen ik daar weer eens met kolen kwam, lag een zoontje van elf jaar ziek op bed. Ernstig ziek. Ik zei tegen hem; 'Dat gaat niet best met je.' Ik hoorde, dat hij leukemie had. 'Nou ja, het gaat wel met me, ik ben niet bang als het verkeerd gaat, want dood is dood', zei hij. Daar schrok ik van. 'Denk je dat nu écht? ' Hij deed wel flink, maar ik merkte toch dat hij er niet zo zeker van was. Veertien dagen later kwam ik weer. Om m'n geld. Maar ik had ook wat kerkbladen meegenomen om hem wat goeds te laten lezen. Toen was hij minder onverschillig. Het zal zo ongeveer een maand later zijn geweest, toen ik hem weer eens opzocht. En wat gebeurde er? Toen ik wegging vroeg hij of ik met hem wilde bidden, 'k Wist niet wat ik hoorde! Ik heb dat toen gedaan. Bij het volgende bezoek zei hij: 'Van Dorp, ik heb de Heere gezien!' 'Dat kan niet!', reageerde ik. 'Echt waar hoor, en ik zag allemaal mensen met lange witte kleren aan en ze hadden takken in hun handen!.' Daar ontroerde ik van. 'k Besloot hem wat vaker op te zoeken. En telkens als ik kwam, vroeg hij maar of ik wilde bidden met hem. Zijn ouders waren daar niet bij. Op een

keer stond ineens zijn moeder bij de deur, toen ik een gebed deed. Toen ik Amen had gezegd, dacht ik: 'O, daar zal je 't hebben!' Ze had vorige week nog twee ouderhngen van de Hervormde kerk de deur gewezen. Die mochten niet eens binnenkomen. 'Geen godsdienst in mijn huis!' had ze gezegd. Maar ze legde mij niets in de weg, ik mocht komen zo vaak ik wilde en ze vond het goed als er een gebed werd gedaan.

Het zal niet zoveel later zijn geweest, toen ik op een zondagochtend in de kerk een preek moest lezen. Onder het lezen kon ik die jongen maar niet kwijtraken. De hele dag liep ik met hem te tobben. Ik ben er meteen maandagochtend naar toe gegaan. Toen ik binnenkwam, zag ik dat het niet meer zolang zou kunnen duren. Hij was helder bij kennis. 'O Van Dorp, wat ben ik blij dat je er weer bent. Ik heb de Heere gebeden of u vandaag mocht komen. Want vandaag ga ik sterven, hoor. En nu heeft de Heere rnijn gebed verhoord!' Nooit zal ik meer vergeten hoe ik naast zijn sterfbed zat. Hij hield mijn hand vast. Toen ik wegging en afscheid nam, geloofde ik dat ik hem niet meer levend zou terugzien. Diezelfde avond ging de telefoon, tegen zevenen. Het leven was eruit, hij was eeuwig Boven!

Brand

'Heb ik nu al over die brand verteld? Op 26 juli 1962 is de grote schuur afgebrand, die tegenover ons huis over de weg stond. Ik was veertien dagen tevoren al erg benauwd. Voelde, dat er wat stond te gebeu­ ren. 'Jij hebt ook altijd wel wat ook, ' zei rnijn vrouw. Om tien uur 's avonds sloegen de vlammen eruit. Nooit heb ik geweten wat de oorzaak was. Er lag tachtig ton kolen, tien ton stro en vijf ton hooi opgeslagen en er stonden twee trekkers met aanhangers en twee meststrooiers in. Alles verbrand. Er was veel volk op de been, dat kun je begrijpen. Iemand zei: 'En goed verzekerd zeker.' 'Geen gulden, man', zei ik. En daar gaf de Heere me toch zoveel vrijmoedigheid om te vertellen van het geloof in Gods voorzienigheid, ik wou dat ik daar nu nog eens zo ruim over spreken mocht. Ik was toch zo makkelijk gesteld. 'Al komt er niet één steen meer op de andere, het is goed wat God doet!' De Heere maakte het waar, 'de vettigheden der aarde zullen uw woningen zijn, en van de dauw des hemels van boven af zult gij gezegend zijn.' Hoe dat zou gaan, kon ik toen niet bekijken. De andere dag kwam ds. H. Rijksen, onze consulent, al kijken. Hij heeft toen via de kerkelijke weg hulp geboden. Er heeft nog een oproep in De Saambinder gestaan. Er kwam een roomse man. 'Ik hou niet van je opvattingen, maar ik heb hier twee­ honderd gulden. Die moet ik kwijt', zei hij. Er waren mensen die zomaar duizend gulden gaven. En we kregen negen brieven met een papieren rijksdaalder erin. Van weduwen die het zelf niet breed hadden. Daar ontroerde ik bijzonder door. Een paar dagen later was ik op de markt in Gouda. Ik moest even opbellen en voelde in mijn jaszak of ik een dubbeltje had. Daar voelde ik ineens een hele bos bankbiljetten zitten. Die had een man erin gestopt zonder dat ik het gemerkt had. Hij had hier en daar geld voor ons opgehaald. Van de burgemeester kregen we ook alle medewerking, hij is wel vijf of zesmaal komen kijken. En wat denk je? Drie maanden later stond er een nieuwe schuur en er was nog wat geld over. De Heere had uitkomst gegeven. Maar schrijf nu maar niet alles op, het is net of ik mezelf maar bedoel. En dan komt God niet aan Zijn eer.'

Koster

"Nog weer even terug in de tijd. Ik

was dus kolenboer geworden. In Hogebrug. Eerst met paard en wagen, naderhand kocht ik een auto. Een rijbewijs had ik niet. Daar was nooit van gekomen en ik reed alleen maar wat in de buurt, 'k Heb 25 jaar zonder rijbewijs rondgereden, ben drie keer aangehouden en nog nooit bekeurd. Ik heb dat bedrijfje tot 1971 gehad. Toen ben ik gesaneerd. De mensen Stookten geen kolen meer, maar gingen op aardgas over. Toen kwam het bericht van de eerste sanering. Dat ging toen in groepen. Ik zat dus bij die eerste groep. Maar ik was er voor mezelf niet uit: mocht je nu wel of niet saneren?

In die tijd was ik in Oudewater nog ouderling en bij ons logeerden de dominees als die een zondag over waren. Want zo je weet is Oudewater altijd vacant geweest. Ze hebben nooit een dominee gehad, daar was de gemeente te klein voor. Ik dacht om de eerste de beste predikant die over kwam, eens om advies te vragen. Toen ik m'n verhaal verteld had, zei hij: 'Altijd doen. Van Dorp. Als je goed geld kunt krijgen voor je bedrijf, dan zou ik het maar gauw verkopen! Je mag dat gerust aanpakken.' Maar ik bleef aarzelen. Een paar weken later kwam ds. Chr. van Dam. Die stelde ik dezelfde vraag. En weetje wat hij zei? Luister. Hij zei: 'Jochie (moetje nagaan, ik was toen al 55-)' j^ weet de weg toch!' Hij bedoelde: Je moet bij mij niet zijn, je moet daarmee op de knieën! Toen heb ik het aan de Heere mogen voorleggen. Ik vroeg of, als het in Gods gunst mocht zijn, er een koper voor de auto zou komen die niet zou afdingen. Die kar was nog goed, maar ja, als je 'm voor de deur laat staan gaat hij hard achteruit. Vrijdags kwam mijn knecht thuis die 17 jaar en zeven maanden bij mij gewerkt had. Hij zei dat er een man kwam die in de auto ging zitten. Hij schopte eens tegen de banden, keek eens onder de motorkap en zou over mijn vraagprijs nadenken. De waarde was toen 2I.OOO gulden, maar ik dacht hem te verkopen als ik er zeventien of meer voor zou krijgen. De volgende ochtend was de auto verkocht. Ik vroeg achttienduizend en zonder afdingen werd de bieder koper. De andere dag gaat de telefoon. Iemand van de ker-kenraad uit Boskoop. 'We hebben gehoord dat je ermee ophoudt, wdj zoeken een koster. Wil je solliciteren? ’

Ik ben niet zon schrijver. Als de dag van gisteren herinner ik me dat ik een briefkaart nam en daarop schreef: 'Bij dezen solliciteer ik naar het kosterschap.' Meer niet. Dat was op I mei 197'• De andere avond moest ik al op de kerkenraad komen. Ik kon I juli al beginnen. Mijn enige vraag was, of het in de weg des Heeren mocht zijn. Dat heb ik vast mogen geloven. Er was een kosterswoning in de kerk, ik kreeg een aanstelling voor 22 uur per week, maar dat werd natuurlijk al gauw meer. De overige tijd werkte ik in de groenvoorziening. Op de dag af ben ik tien jaar koster geweest. Toen ging ik met pensioen.

In 1982 werd ik ouderling. En dat ambt mag ik volgende week aan de Heere teruggeven. En nu ik bijna 86 jaar ben, kan ik niet anders zeggen als ik op mijn leven terugkijk, dat de Heere me met alles heeft nagelopen. Dat mag ik zeggen als ik op de Heere mag zien. En zie ik op mezelf, dan ben ik snel uitgepraat. Dan moet ik er met schuld onderuit!'

Dit artikel werd u aangeboden door: Oude Paden

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 maart 2002

Oude Paden | 52 Pagina's

De Heere heeft me  in alles nagelopen

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 maart 2002

Oude Paden | 52 Pagina's