Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Dominee Kersten en  de stem des bloeds

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Dominee Kersten en de stem des bloeds

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een onopgeloste moord op een verpleegkundige

/. Mastenbroek

Wie op maandag 6 mei 1940 dagblad De Banier opsloeg, zag op de voorpagina een opvallende kop: Vermoord. Daaronder stond een foto van een vriendelijk kijkende verpleegkundige. Daarnaast een indringend redactioneel van de hand van de toenmalige hoofdredacteur ds. G.H. Kersten, getiteld: Een stem bloeds. des

Zaterdagochtend 4 niei. Een paar mannen zijn op weg naar hun volkstuintjes in de buurt van de snelweg tussen Rotterdam en Den Haag, ter hoogte van Delft, bij de Pauwmolen. Een van hen, de werkloze Delftenaar Boekee, ziet in de ochtendschemering in een bijna droge, smalle sloot een lichaam liggen, gedeeltelijk in het water. Ontzet kijkt hij om zich heen. Even later komen ook zijn plaatsgenoot Dollekens en tuinder Pronk aan. Met z'n drieën halen ze het lichaam van een jonge vrouw uit het water. Meteen constateren ze wat er heeft plaatsgevonden: hier is een gruwelijke moord begaan. Haar gezicht en achterhoofd vertonen diepe wonden, die haar met een scherp voorwerp moeten zijn toegebracht.

Modderig fietsspoor

Direct wordt de politie gewaarschuwd. Daarna wordt bekend om wie het gaat: het is de 26-jarige Greta Meiaard (geboren 17 juli 1913). Vrijdagavond vertrok zij op haar nieuwe fiets uit haar woonplaats Rotterdam naar het Sint Joris Gasthuis in Delft, waar zij als leerling-verpleegkundige werkte. Onderweg, naar schatting tussen half twaalf en twaalf uur in de avond, is zij overvallen, beroofd en misbruikt. Ze is daarna, terwijl zij nog leefde, half ontkleed in het water gegooid. Een modderig fietsspoor leidde in de richting Rotterdam. Zonder twijfel heeft de dader zich op de fiets uit de voeten gemaakt, en daarbij misschien ook haar nieuwe fiets meegenomen. Een fietspomp, die niet van haar was, werd bij de plaats van het misdrijf gevonden. Haar bruinieren tasje met daarin een zakdoekje en een portemonnee met ongeveer fl. 6, 35 werd vermist.

Bange worsteling

In zijn redactioneel commentaar gaat ds. Kersten in op de achtergronden van deze zaak. In de hem zo eigen, bewogen bewoordingen schrijft hij: 'Bij vernieuwing zijn wij ontroerd door een gruwelijke moord, die vrijdagavond op den Haagweg naar Delft aan mej. Greta Meiaard, verpleegster in de St. Jorisstichting te Delft het leven kostte. Zóó vreselijk was zij mishandeld, dat zij voor haar vader niet meer toonbaar was. Nadat hem Zaterdag de ontzettende tijding geworden was, dat zijn dochter was vermoord, en hij in het Gasthuis te Delft aandrong om zijn kind te zien, is hem dit zeer sterk ontraden. Zij was niet meer te zien vanwege de allerverschrikkelijkste misvorming. Een gat was in het achterhoofd geslagen en geheel het gelaat moet vreselijk verwond zijn.

Waarschijnlijk heeft een zeer bange worsteling plaats gegrepen, daar niet te denken is, dat de vermoorde zich zonder slag of stoot heeft overgegeven. Daar was zij de persoon niet naar.

Vrijdag had zij haar ouders bezocht in de Waterloostraat 63 te Rotterdam, 's Middags had zij met haar zieke zuster om deze te behagen, nog een kleine wandeling gemaakt. Haar ontvangen loon had zij grootendeels voor het behoeftig ouderlijk gezin afgedragen en toen eindelijk de tijd riep en de klok reeds half elf had geslagen, keerde zij naar Delft terug, naar het gesticht, waar zij sinds Januari 193^ in de verpleging was gegaan. Zij had een nieuwe fiets gekocht en daarop zou zij thans voor het eerst huiswaarts keren.

Het heeft niet zoo mogen zijn. Eer zij Delft bereikte heeft een onverlaat haar overvallen en haar op gruwelijke wijze vermoord. Dreef hem wellust? Wees daarop het geval dat, naar van zekere zijde werd medegedeeld, enkele onderkleeren afzonderlijk gevonden zijn? Of was 't om geld te doen?

Dat had zij niet meer dan een gulden of drie. Want toen wij de ouders bezochten en haar moeder de achtergelaten tasch opende, vond zij daarin met enkele studieboeken ook het laatste briefje van f. 10, dat ze had. Niet dan een weinig zilver had zij dus medegenomen.

Eerst Zaterdag is het lijk gevonden; in een zo goed als drooge sloot, zoodat het gezicht zelfs niet onder water lag.

Welk een verpletterende tijding voor de ouders en broers en zusters, dien Zaterdagmiddag! Om nooit te vergeten! Maar ook om niet te vergeten voor ons, dewijl deze stem des bloeds ook weer roept om wrake, en de schuld des lands vermeerdert, omdat ons volk weigert naar den eisch van Gods gerechtigheid te handelen. Die stem des bloeds roept om wederinvoering van de doodstraf. Gods recht eischt die.

De Heere Zelfheeft voor alle eeuw en geslacht geordineerd: "Wie des menschen bloed vergiet, zijn bloed zal door den mensch vergoten worden; want God heeft den mensch naar Zijn beeld gemaakt".

Alzoo werd deze inzetting niet gegeven voor den tijd der schaduwen van het Oud-Verbond. Zij werd door den Heere Zelf gegrond in de schepping des menschen naar Zijn beeld; en dat feit geldt door alle eeuw, van geslacht tot geslacht.

Aan de Overheid is door God opgedragen den doodslager met den dood te straffen.

Het is er dus verre van, dat de doodstraf een barbaarsche daad zou zijn, spruitend uit de dagen van het heerschend Heidendom. God heeft deze straf geordineerd. Niet alleen onder Israël noopte Zijn wet, door Mozes gegeven, den bloedwreker haar toe te passen, maar ook onder het Nieuw-Verbond eischte Hij den doodslag met den dood te wreken. De overheid draagt naar Rom. 13 het zwaard niet tevergeefs, want zij is Gods dienaresse, een wreekster tot straf dengene, die kwaad doet. De doodstraf bleef Gods eisch, gehandhaafd tot in het laatste Bijbelboek, waar geschreven staat: "Indien iemand met het zwaard doodt, die moet zelf gedood worden".

Toen dan ook de Heere Jezus voor den wereldlijken rechter, Pontius Pilatus, stond en deze Hem er op wees, dat hij macht had Hem te kruisigen, bestreed Christus hem die macht niet, maar bevestigde Hij die veeleer, zeggende: "Gij zoudt geen macht hebben tegen Mij, indien het u niet van boven gegeven ware". Door God is de overheid macht gegeven, om te dooden, degenen n.l. die des doods waardig zijn. En dat is de doodslager.' Ds. Kersten vervolgde dit artikel met een fel pleidooi vóór de doodstraf. Hij herinnerde aan Hoogerbeets, de eerste Nederlander die ten tijde van Hugo de Groot de doodstraf bestreed. Ons land volgde andere Europese landen die tot afschaffing van de doodstraf overgingen, toen de Italiaan Beccaria in 1764 daarvoor sterk pleitte. Onder liberaal bewind werd in 1870 in ons land de doodstraf geschrapt. Ds. Kersten: 'Zonder ophouden hebben de Staatk. Geref. voor wederinvoering van de doodstraf gepleit. Bij herhaling hield met name ds.

Zandt over dit onderwerp een zeer doorwrochte rede. Maar van alle zijden kwam steeds tegenstand.

Zelfs in het anti-revolutionnaire kamp kwam een richting op, die

van de doodstraf maar zeer weinig weten wil. Maar God regeert. De gruweldaden zullen tot handhaving van de door Hem bepaalde straf nopen. Is het niet opmerkelijk, dat van een zijde, waarvan men het niet verwacht zou hebben, thans om toepassing van de doodstraf wordt geroepen voor landverraders? Er is een stem des bloeds, die roept! Ook nu weder! Het bloed van den vermoorde verpleegster roept. De doodstraf moet toegepast. De moordenaar worde welhaast gevonden en hij ontga zijn gerechte straf niet, opdat het land niet meer bezwaard worde met bloedschulden. Gods recht eischt wraak over de zonde. Al roept nu heel de z.g.n. beschaafde en verlichte wereld, wier zoetsappige, Gods recht krenkende ideeën bij vernieuwing als een kaartenhuis zijn ineengestort, dat de roep om wraak met den dood barbarisme is, ik beken (met Mr De Savornin Lohman) tot die barbaren te behooren, die inderdaad meenen, dat het strafrecht in het wezen der zaak niets anders is dan een wraakrecht. En voor den doodslager eischt het recht de wraak van de doodstraf. God bepaalde het alzoo en het betaamt ons Zijn recht te handhaven. Hoe lang zal Nederland nog toeven met de wederinvoering van de doodstraf? Het vergoten bloed roept!'

Militair

De volgende dag, dinsdag 7 mei, maakt De Banier er melding van dat de politie dag en nacht aan deze zaak werkt. Commissaris U. van der Zee en hoofdinspecteur Ladesteyn leiden het onderzoek. Het vermoeden is sterk dat de dader met twee fietsen is weggereden na zijn gruweldaad. Dat moet toch iemand zijn opgevallen? Ook al was het middernacht, het fietspad bij de plaats des onheils wordt altijd bereden. Bovendien wordt dit pad voortdurend beschenen door de felle koplampen van het ook 's nachts voorbijsuizend autoverkeer op de naastgelegen snelweg, zo laat de krant ons weten. Mogelijk is er verband te leggen met een aanranding, enkele weken eerder in het bijna aangrenzende Overschie.

Daar werd een jong meisje door een onbekend gebleven dader van haar fiets gerukt en eveneens met een zwaar en scherp voorwerp op haar achterhoofd geslagen. Dit liep beter af: het meisje wist zich los te rukken en de dader koos het hazenpad toen tuinarbeiders het meisje op haar roepen te hulp schoten. De gelijkenis tussen beide misdrijven is frappant. Is het dezelfde dader? Het blijft gissen. Op 8 mei is haar fiets enkele kilometers verderop door soldaten ge­ vonden. Er lag een verlofpasje bij, maar de betrokken militair van wie dat pasje was, had niets met de zaak te maken. Evenmin als de soldaat die ten tijde van de moord door een automobilist vanaf de snelweg was gezien in de bewuste nacht van vrijdag op zaterdag, om kwart voor twaalf, staande naast een op de grond liggende fiets. Ook hij was de dader niet. Wie dan wel?

Deze vraag zal altijd onbeantwoord blijven.

Honderden belangstellenden

Het is woensdagochtend 8 mei, tegen tienen. Ds. Kersten gaat de woning van de familie Meiaard binnen, gelegen aan de Waterloostraat 63a in de wijk Kralingen. Het is een eenvoudige, smalle straat, achter enkele voorname lanen. Een armoedige omgeving, maar deze straat staat evenals de Palestinastraat in dezelfde wijk erom bekend dat er kinderen Gods wonen. Voor het bedroefde en beproefde gezin houdt de predikant een meditatief woord, waarbij hij wijst op wat de mens geworden is na zijn val. Om elf uur verlaat de familie het sterfhuis om de gang te maken naar de algemene begraafplaats Crooswijk. In de stoet loopt ook dr. Beijerman mee, de geneesheer-directeur van het Sint Joris Gasthuis, en een twintigtal verpleegkundigen, collega's van Greta. Het is ruim drie kwartier lopen naar de begraafplaats. Daar hebben zich vanaf half twaalf intussen honderden mensen verzameld en hun aantal groeit met de minuut. Om half een staat de familie met de vele belangstellenden rond het open graf, waarin de kist langzaam daalt. Dokter Beijerman is de eerste spreker, die de grote plaats memoreert die Greta onder haar leidinggevenden en collega's ingenomen heeft. Hij

wijst op de grote verslagenheid die zich van velen meester maakte. Daarna is het woord aan ds. Kersten, die op verzoek van de familie dr. Beijerman bedankt en de verpleegkundigen, ook voor de ontvangen financiële steun. Hij merkt op dat het de tweede maal binnen korte tijd is dat hij aan het open graf staat van een lid dat onder bijzondere omstandigheden uit het leven is weggerukt. Was het kort tevoren een zoon van ouderling G. Noordzij die tijdens militaire dienst was verongelukt, nu is het toch zo heel anders omdat Greta is weggerukt door de hand van een wellusteling, 'van een, die in die vreselijke daad toonde, de waar­ heid van Gods Woord, dat ons leert, dat uit het hart des menschen voortkomen doodslagen en hoererijen en allerlei ongerechtigheden. Dit graf roept om wraak voor het vergoten bloed. Dit graf roept om de wederinvoering van de doodstraf die Gods Woord eischt: Die eens menschen bloed vergiet, diens bloed zal vergoten worden. Gods Woord eischt, dat het recht worde hersteld, dat recht, dat zoolang in ons land met voeten getreden werd door hen, die van de doodstraf niet willen weten en die meenen, barmhartiger te zijn dan God. Wij zeggen dit niet uit persoonlijke wraak, maar uit eerbied voor de inzettingen des fieeren en opdat het kwaad niet voortwoekere als de kanker. Ook over deze vreselijke daad ging de regeering Gods. Er zijn menschen, die aan een graf altijd hetzelfde lied zingen: alsof alle gestorvenen naar den hemel zouden gaan. Ik kan dat lied niet medezingen. Tenzij — zoo zegt ons Gods Getuigenis — tenzij dat iemand wederomgeboren wordt, hij zal het Koninkrijk Gods niet zien. Daar is géén behoudenis voor een in zichzelf verloren menschenkind, dan in Christus Jezus. Wij moeten wederom geboren worden, zal het wèl zijn voor de eeuwigheid. Daarom gaat ook van dit graf de sprake uit: Bereidt uw huis, want gij zult

sterven. Is er dan geen vertroosting in het diepe leed dat u, als ouders en familie trof, en dat ons heeft doen verslagen zijn? Ja, daar is een groote vertroosting: een vertroosting die ons kracht geeft om zelfs den slag des doods te dragen: in vereeniging met de regeering Gods. Ouders, ik bid u toe de genade, het met God eens te worden in dezen diepen weg. Hij slaat, maar ook Zijne handen heelen', aldus ds. Kersten.

Voltreffer

Begrafenisondernemer L.J. van Bale, ouderling van de Gereformeerde Gemeente Boezemsingel, dankte namens de familie ds. Kersten en alle belangstellenden en sprak de wens uit dat uit dit droevig verlies nog eeuwigheidwinst geboren mocht worden. Diep onder de indruk verlieten de honderden aanwezigen de begraafplaats. De moord is onopgelost gebleven. Twee dagen later brak de oorlog in ons land uit, die alle aandacht opeiste. De dader is alleen bij God bekend. Is hij wellicht nog in leven, nu hoogbejaard? Of heeft hij dit gruwelijke geheim meegenomen in zijn graf? 'Mij komt de wrake toe, Ik zal het vergelden', spreekt de Heere.

De bedroefde familie kreeg precies een week na de begrafenis nog meer verdriet, toen bij het laffe bombardement door het duivelse nazi-regime Rotterdam werd gebombardeerd. Dinsdagmiddag 14 mei kwam een voltreffer op de woning van het gezin Meiaard terecht. Ternauwernood konden zij de brandende woning ontkomen, maar moesten toezien dat alle bezittingen verloren gingen. Toch plaagt God de mensenkinderen niet van harte, maar opdat zij zich tot de Almachtige zouden bekeren.

Dit artikel werd u aangeboden door: Oude Paden

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 september 2007

Oude Paden | 48 Pagina's

Dominee Kersten en  de stem des bloeds

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 september 2007

Oude Paden | 48 Pagina's