Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit het levensboek

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit het levensboek

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

De kracht van Gods genade.

J.K. Brouwer

Ds. Jan van Zweden (1888-1979) lieeft meer dan zestig jaren de Amerikaanse gemeenten als predikant gediend. Veel heeft hij gepreekt, veel geschriften zagen van zijn hand het licht, soms in het Nederlands, soms in het Engels. Daarin heeft hij ook regelmatig stilgestaan bij mensen die hij tijdens zijn ambtsbediening ontmoette. Over een van hen schreef hij in een boekje met de titel Gods en zorgvolle liefde reddende omtrent eenige personen in Engeland en N. Amerika. verscheen in 1935-Het

Ds. Van Zweden schreef: 'Ik had in mijn vorige brief beloofd u het een en ander te melden omtrent die oude christin, die recht over de straat van ons woonde en met wie wij vele en aangename uurtjes hebben doorgebracht. Indien men belooft, moet men ook, indien mogelijk, vervullen. Ik wil dan, hopende dat de Heere mij Zijn indachtmakende Geest schenke, rnijn belofte gestand doen zijn.

Deze vriendin, gewoonlijk maar vrouw R. genoemd, diende met haar man voor, en enige tijd na het huwelijk, volop de wereld. Zij waren een van hart en een van keuze, maar in het dienen van satan, wereld en zonde. Zij leefden alsof er geen God leeft, Die alles ziet en hoort, ja, alsof er geen dood, eeuwigheid en gericht aanstaande was. Zij liepen beiden even hard op de brede weg die tot het verderf leidt en waren blind voor het ontzettend gevaar waarin zij verkeren. Hoe blind en geestelijk dood is de mens geworden uit kracht van die vreselijke val in Adam, zijn verbondshoofd. Wat een vreselijk kwaad is de zonde in de mens, naar het beeld van God geschapen. Terecht zegt zeker schrijver: 'Het heiligste ontziet zij niet, het liefste spaart zij niet, waar geluk telt zij niet, de hel vreest zij niet. Zij is doof voor Gods Woord en luistert naar satan, heeft een gesloten oog en hart voor de goedertierenheid en de ontferming Gods en daarentegen een open oor en hart voor de wereld en hare begeerlijkheden; zij is blind voor de rampzalige gevolgen en ziet alleen op het vleselijk genot. Terwijl zij zich vrij en onafhankelijk van God waant, valt zij onder de heerschappij en macht van satan, meent te wandelen in het rechte licht en verkeert in dikke duisternis.'

Dit is de ware aard der zonde getekend en, volgens de openbaring van hun leven, was voornoemd echtpaar op bijzondere wijze onder de macht dier zonde besloten. Zij leefden in de zonde als een vis in het water, totdat de almachtige God aan de vrouw vervulde: 'En Ik zal u een nieuw hart geven en zal een nieuwe geest geven in het binnenste van u, en Ik zal het stenen hart uit uw vlees wegnemen en zal u een vlezen hart geven. En Ik zal Mijnen Geest geven in het binnenste van u en Ik zal maken dat gij in Mijne inzettingen zult wandelen en Mijne rechten zult bewaren en doen. Dan zult gij gedenken aan uw boze wegen en uw handelingen die niet

goed waren, en gij zult een walging van uzelf hebben over uw ongerechtigheden en over uw gruwelen, ' Ezechiƫl 36:26, 27, 31.

Staande gehouden

Op wonderlijke wijze werd zij staande gehouden op het gevaarlijk pad der hel, ja, smartelijk was het, zo natuurlijk als geestelijk. Zij had een allerliefst meisje, haar oogappel, haar afgod. Dit kind werd op zekere tijd ziek en ... stierf. Zij was radeloos van droefheid en smart en zonder een God der vertroosting. Nee, zij kende die God niet, waarvan David zegt: 'In God is al mijn heil, mijn eer, Mijn sterke rots, mijn tegenweer; God is mijn toevlucht in het lijden.

Vertrouw op Hem, o, volk in smart, Stort voor Hem uit uw ganse hart: God is een toevlucht t'allen tijde.'

Radeloos wilde zij dezelfde weg opgaan als Judas. Zij dacht: 'Nu mijn kind dood is, wil ik ook niet langer leven'. Zij ging naar buiten en daar er zich naast haar huisje een diepe regenbak bevond, wilde zij zich daar voorover, het hoofd eerst, instorten.

Ik denk thans aan de stokbewaarder te Filippi, die met een uitgetrokken zwaard gereed stond om zich het dierbaar leven ook te benemen. Hoe na komen Gods uitverkorenen wel aan het verderf, ja tot aan de rand der hel. Maar hoe weet ook de hand van Hem, Die van Zijn hemeltroon alle dingen nauwkeurig gadeslaat, ze vandaar juist intijds weg te rukken, tot Zich te trekken en ze te bereiden voor een zalige eeuwigheid. Alzo hier.

Juist toen zij zich als een radeloze in het eeuwig verderf zou storten, werd ze er plotseling en met kracht bij bepaald dat bij de dood niet alles dood is; dat zij na de dood voor een rechtvaardig God moest verschijnen en Hem rekenschap moest geven van haar goddeloos leven. Nu kwam zij tot zichzelf, angst en benauwdheid vervulden haar ziel voor God, dood en eeuwigheid. Verschrikt keerde zij terug in haar woning en spoedig veranderde de droefheid over haar kind, die droefheid der wereld, in een droefheid naar God, die een onberouwelijke bekering tot zaligheid werkt. Nu werd vervuld: 'Ik heb u liefgehad met een eeuwige liefde, daarom heb ik u getrokken met goedertierenheid'. Als een grote zondares mocht ze genade zoeken en vinden in de ogen van een genadig en barmhartig God.

Als Abigail

Tot de ware kennis Gods gebracht, mocht zij die God nu gaan beminnen en kinderlijk vrezen. Het oude zondeleven werd begraven en zij stond op met Christus tot een nieuw leven. De Mozes-keus was nu in haar hart en kon zij met Ruth in de begeerte des harten zeggen: 'Uw volk is rnijn volk en uw God mijn God.' De Heere ontsloot een deur der hoop in het dal van Achor, zodat zij bij ogenblikken mocht hopen dat er ook voor haar nog redding en behoudenis was, hoewel dat hopen menigwerf met vele vrezen gepaard ging. Maar nu werd ook vervuld: 'In deze wereld zult gij verdrukking hebben'. Haar man werd nu een grote verdrukker voor haar en is dat min of meer gebleven tot zijn dood toe.

Toen ik deze mensen recht leerde kennen dacht ik dikwijls aan Nabal en Abigail. Er was een bijzondere overeenkomst.

Toen zijn vrouw zo schreide, zich afzonderde en satan niet meer met hem kon dienen als voorheen, werd haar man hard en woest tegenover haar. Het gebeurde toen wel dat hij met zijn makkers haar samen bespotte. Dan riep hij hun toe: 'Mijn vrouw is zot geworden en ze zal naar het krankzinnigengesticht gebracht moeten worden.' Zij mocht die bespotting geduldig verdragen en antwoordde: 'Ik ben niet krankzinnig, maar heb nu juist mijn verstand gekregen.' Dan mocht zij hen wijzen op het gevaar dat hun dreigde en hen vermanen intijds de toekomende toorn te ontvlieden. Niettegenstaande alle tegenstand en verdrukking mocht zij, door de genade Gods, staande blijven en volharden met de Heere te zoeken. Hoe meer dat zij de scheiding zag en gevoelde tussen God en haar ziel door de zonde ontstaan en de schuld die drukte, te meer had zij een dierbare Borg en Middelaar nodig tot redding van haar ziel. Davids bede werd haar bede: 'Och Heer, och, wierd mijn ziel door U gered!' De scheiding tussen God en haar ziel door de zonde was ondragelijk, de schuld drukte zwaar, de bloedwrekers dreven haar met haast naar de Vrijstad Christus. Haar hart ging schreiend en zeer begerig uit naar de witte keursteen en de nieuwe naam daarop, die niemand kent dan die hem ontvangt. Openbaring 2: II. De Heere gaf haar ziel geen rust voor ze verlost was. Niet lang na haar staandehouding kon ze getuigen: 'Gij hebt, o Heer, in 't dood'lijkst tijdsgericht,

Mijn ziel gered, mijn tranen willen drogen, Mijn voet geschraagd, dies zal ik voor Gods ogen, Steeds wandelen in 't vrolijk levenslicht.' 'Wij dan, gerechtvaardig zijnde uit het geloof, hebben vrede bij God door onze Heere Jezus Christus'.

Het was een sterke vertroosting in haar ellende God haar Vader te

kunnen noemen, Die haar beloofde nooit meer op haar te zullen toornen, noch schelden. Die zou steeds voor haar zorgen.

Onder Gods volk

Sinds de Heere haar de blinde zielsogen had geopend, had zij een sterke begeerte om de dienst des Heeren bij te wonen en met Gods volk om te gaan. Maar o, wat een tegenstand in deze! Niemand van 's Heeren kinderen mocht de eerste jaren het huis binnenkomen. Een enkele keer vermocht ze eens deze of gene opzoeken en dat waren dan zeer verkwikkende ogenblikken voor haar. De Heere gaf haar ook moed en doorbrekende genade om zich bij de Gemeente Gods te voegen en haar dierbare Koning openbaar te belijden. Des morgens mocht zij niet meer naar de kerk, maar daar haar man des zondagsmorgens gewoon was een clubhuis te bezoeken, durfde zij het toch wel te wagen Gods huis te bezoeken. Wanneer hij tegen twaalf uur thuiskwam en bemerkte dat zij de godsdienstoefening had bijgewoond, gebeurde het wel dat hij de tafel, met alles wat er op stond, omver wierp en de ketel met soep door de kamer wierp, zodat zelfs de muren van het vet dropen.

O vrienden! Wanneer ik deze geliefde vriendin nu en dan hoorde spreken over al de druk-en kruiswegen die zij had moeten bewandelen, was het mij dikwijls een wonder dat zij niet was bezweken en moet ik bewonderen de krachtige hand Gods, Die haar steeds staande hield en haar zalig vertroostte in droefheid en smart.

Wel mocht ze met David getuigen: 'Ik werd benauwd van alle zijden, En riep de Heer ootmoedig aan. De Heer verhoorde mij in 't lijden. En deed mij in de ruimte gaan.

De Heer is bij mij-, 'k zal niet vrezen, De Heer zal mij getrouw behoen. Daar God mijn schild en hulp wil wezen.

Wat zal een nietig mens mij doen.' Wat was zij geoefend tot lijdzaamheid in die wegen van druk en ellende! Romeinen S'3'4f en 5 was in haar waarheid geworden. 'En niet alleenlijk dit, maar wij roemen ook in de verdrukkingen, wetende dat de verdrukking lijdzaamheid werkt en de lijzaamheid bevinding, en de bevinding hoop en de hoop beschaamt niet, omdat de liefde Gods in onze harten uitgestort is door de Heilige Geest, Die ons is gegeven.' Op zekere zondagmorgen was zij in haar woning bijzonder hemels gestemd. Zij mocht Avondmaal vieren en door een gelovige werkzaamheid der ziel het vlees van de Zoon des mensen eten en Zijn bloed drinken. Ze kon getuigen met de bruid: 'De Koning heeft mij gebracht in Zijn binnenkameren; ' ja: 'Hij voert mij in het wijnhuis en de liefde is de banier over mij: 'Ik ben mijns Liefsten en Zijn genegenheid is tot mij.' 's Middags kwam zij in de kerk en hoe verwonderd was zij toen er een nabetrachtingspreek gehouden werd, daar 's morgens het Avondmaal gevierd was. Zij

had daar niets van geweten. Zo wilde een dienende Jezus haar ook zalig en troostrijk met Zijn volk bedienen.

Blind en verduisterd

Naarmate haar man ouder werd, werd hij meer verdraagzaam en liet hij meer toe. Het volk des Heeren mocht vrij aan huis komen, hoewel hij wel zorgde dat hij in zijn kleine winkel verbleef, terwijl er in huis gesproken werd over de dingen Gods. Hij wilde niet aangesproken zijn over het heil van zijn ziel. Zij durfde het ook zelden meer wagen om hem op het ene nodige te wijzen, daar hij het dan niet ontzag te vloeken en dat sneed haar door de ziel. Het was steeds als paarlen voor de zwijnen geworpen.

Op zekeren dag zijn winkel binnengaande, bemerkte ik dat hij ziekelijk was en zich zeer zwak voelde. Ik kon het thans niet nalaten de gelegenheid waar te nemen hem te wijzen op het ontzettend gevaar waar hij zich in bevond. Maar nee, niets vond ingang bij hem. Hoewel hij bewaard werd voor vloeken, moest ik toch de vreselijke taal horen: 'Als ge zo spreekt, gaat dit het ene oor in en het andere uit. Ook is er nog nooit iemand opgestaan om te zeggen dat er een hel is en hoe het daar is, maar als ik eens een week of drie dood ben geweest, dan zal ik U wel eens komen zeggen hoe het daar is.' Hoe hard en verhard, hoe blind en verduisterd! De duivelen geloven en zij sidderen, maar de verharde mens beeft niet voor God en het oordeel. Later werd hij hard ziek en zijn einde scheen met rasse schreden te naderen. Nogmaals probeerde ik aan zijn ziekbed gekomen, met hem te spreken over het heil zijner ziel, maar ook thans in het zicht van de dood en eeuwigheid wilde hij daar niet van horen. Hij keerde zijn aangezicht naar de wand en deed alsof hij sliep. Toen ik terugkwam van een reis naar het verre Westen, was hij weer hersteld en hij leefde nog menig jaar. Toen hij mij zag, zei hij: 'Ik heb hard gevochten en ik heb hem overwonnen. Nee, hij krijgt mij nog niet.'

Hemels gesteld

Het gebeurde ook kort voor dezen, dat zij ernstig krank was. Er werd niet anders gedacht of zij zou spoedig de eeuwige heerlijkheid ingaan. O, hoe verlangde zij om ontbonden en met Christus te zijn, als zijnde verre het beste. Op zekere avond bezocht ik haar met een paar broeders ouderlingen uit het Westen eer wij ter gezelschap gingen. Dat bezoek zal ik nooit vergeten, alsook die broeders niet die bij mij waren. Later mochten wij er nog al eens over spreken. Wat was zij hemels gesteld en de hemeltaal die zij sprak vervulde ons met verwondering. Niemand had een woord te zeggen, de heerlijkste taal met goddelijke wijsheid vloeide maar gestadig over haar lippen. En dat van een naar de wereld ongeleerde vrouw, door de wereld niet gekend of geacht.

Onverwacht viel ons oog op haar man die aan tafel zat. Hoe bleek zag hij er uit en hoe vreemd deed hij. Hij kreeg het zo moeilijk en benauwd dat hij het spreken van zijn vrouw niet meer kan aanhoren. Daarna riep hij uit: 'Gij maakt mijn vrouw erger dan zij is; gij maakt mijn vrouw dood, ' enz. Toen hebben wij opgemerkt dat de hel het bij de hemel niet kan uithouden; dat een goddeloze, hoe gaarne hij ook wel van de straf wil ontheven zijn, het echter nooit in de hemel zal kunnen uithouden. Nee, de hemel is voor 's Heeren kinderen, die hier op aarde betrekking krijgen op dat heerlijke Paradijs en hier in beginsel hemelwerk mogen verrichten en hemelse genietingen mogen smaken. Bevreesd zijnde dat hij zou gaan vloeken, zijn wij toen maar vertrokken, hoe graag wij ook nog wat hadden willen blijven. Haar tijd om heen te gaan was echter nog niet aangebroken. Ze moest in de grijze ouderdom nog vet en groen zijn om te verkondigen dat de Heere goed en recht is. Hoewel zij begeerde heen te gaan voordat de Heere haar man zou wegnemen, zo behaagde het de Allerhoogste echter hem eerst door de dood van deze aarde weg te nemen en hij stierf als een onboetvaardig en verhard zondaar. De Heere beliefde haar onder dat alles bijzonder te sterken en te bemoedigen. Ze mocht God in Zijn Soevereiniteit en rechtvaardigheid billijken. Hij had geen onrecht gedaan en wat zou het een wonder zijn als zij het hemels Kanaan zou mogen binnengaan.

Naar het einde

Aangenaam was het, haar kortgeleden een bezoek te kunnen brengen. Gemeenschap der heiligen werd enige ogenblikken zoetelijk gesmaakt. Zij is nu in haar gie jaar en ziet uit naar haar opneming. Zij zei; 'Ik zit hier soms zo eenzaam in rnijn kamertje, maar dan kijk ik nog al eens door het raam naar de Hemel en zeg dan: 'Heere ik zit hier eenzaam, daal weer eens neder, breng mij weer eens een bezoek en verkwik mijn ziel.' Zo gaat zij het einde van haar aardse loopbaan tegemoet, om op Gods tijd de kroon der heerlijkheid te ontvangen en altijd bij haar Verlosser te zijn. Welgelukzalig is het volk wiens God de Heere is.

Dit artikel werd u aangeboden door: Oude Paden

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 september 2008

Oude Paden | 48 Pagina's

Uit het levensboek

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 september 2008

Oude Paden | 48 Pagina's