Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

'Ach, die oorlog!'

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

'Ach, die oorlog!'

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

De kerkelijke pers over de Eerste Wereldoorlog

L.Vogelaar

Het was een beste kerel, die majoor Wesseling. Hij wist zijn mannen moed in te spreken. Maar hij bracKt zijn metgezellen wel in gevaar. Legerpredikant ds. H. Janssen en enkele militairen kwamen onder vuur te liggen toen de majoor zijn pijp meende te moeten aansteken. De veldprediker deed er verslag van in De Wekker.

De tijdsomstandigheden kregen tijdens de Eerste Wereldoorlog ruime aandacht in de kerkelijke pers. De gebeurtenissen binnen en buiten de grenzen werden becommentarieerd, volk en overheid opgeroepen tot verootmoediging.

'Indrukken en Ervaringen' vormde in De Wekker, het blad va de Christelijke Gereformeerde Kerk, de vaste rubriek van "De Veldprediker'. Hij vertelde in 1918 over een tocht langs de grens.

De patrouille was geen plezierwandeling. 'De jongens liepen te puffen onder de ransel. Hun gelaat was zwart van het stof.' Majoor Wesseling vuurde een soldaat aan die het dreigde op te geven. 'Geeft Jan het op? 't Is maar drie kilometer meer. Jongen, ik reken erop dat je er komt. Ik heb nog geen enkele uitvaller; zou jij dan de eerste wezen? '

Jan veerde op. "t Is weer over, majoor, ' zei hij. „En hij marcheerde of hij pas begonnen was, ' zag ds. Janssen.

'Maar diezelfde brave majoor bracht ons een paar minuten later zo dicht bij de dood als ik er nog nooit in rnijn leven bij geweest ben, ' schreef de domi­ nee. Wesseling had zin in een pijp tabak. Toen hij in het duister een lucifer ontstak, zag een Belgische patrouille dat voor het afvuren van een geweer aan. Onmiddellijk namen de Belgen de onzichtbare 'tegenpartij' onder vuur. De kogels vlogen de Nederlanders om de oren.

Majoor, dominee en al wat met hen was, lieten zich niet op de grond vallen, maar draafden weg. Achter een huis vonden ze beschutting, zonder dat er iemand geraakt was. Op het nippertje ontsnapt. De veldprediker schreef aan zijn lezers: 'Ik was dankbaar dat ik deze dingen eens meegemaakt had, maar nog dankbaarder dat wij allen als door een wonder aan de dood ontsnapt waren.'

Neutraal

De Eerste Wereldoorlog begon een maand nadat op 28 juni 1914 iïi Sarajewo de Oostenrijkse troonopvolger en zijn vrouw waren vermoord. Nederland wilde neutraal blijven, maar zat tussen twee vuren en liep groot gevaar 'in deze maalstroom te worden meegesleept, ' zoals een krant schreef. Uiteindelijk bleef ons land 'buiten de strijd, mede

dankzij de kunst van regering en koningin om te zwijgen en te zwenken, en de nodige vernederingen met beschaafd gemor te slikken, ' zoals Geert Mak schreef in De eeuw van mijn vader.

Het Nederlandse leger lag gemobiliseerd langs de grens. Zo'n 200.000 mannen waren onder de wapenen, velen van hen wel drie of vier jaar lang. Grote groepen Belgische vluchtelingen kwamen ons land binnen. In de verte was het gebulder van de kanonnen te horen. Dichterbij voelden de Nederlandse burgers de oorlog in hun portemonnee: handel met het buitenland was zo goed als onmogelijk en veel goederen werden schaars en onbetaalbaar.

Donker en schaars

Geschiedschrijver J. de Rek noteerde over de toestand in Nederland: 'Engeland verbood de uitvoer van garens en de Twentse fabrieken vielen stil. Er waren trouwens ook nauwelijks kolen meer. 's Morgens om vier uur al staan hele rijen kleumend voor de gasfabriek om een mandje cokes. De kinderen blijven maar zoveel mogelijk in bed. Ook de elektriciteit raakt op rantsoen, 's Avonds liggen steden en dorpen in het duister, slechts hier en daar gloeit een straatlantaarn. De kerken houden de avonddienst 's middags.

Er rijden nog slechts enkele treinen, de passagiers opgestouwd in de koude, donkere wagons. De motorolie raakt op en de veer-en beurtdiensten varen op halve dienstregeling, of helemaal niet meer. En daardoor stokt dan weer de melkaanvoer der steden.

Een koude keten van ellende. Winter 1917-1918 zijn de kolen zo schaars dat een ministeriële circulaire het middelbaar onderwijs verbiedt huiswerk op te geven. In de donkere nachten wordt veel gestolen. Lood van de daken, waterkranen, telefoondraad van de palen bij kilometers tegelijk. De gevangenissen zitten zo vol dat men honderden inbrekers weer moet loslaten. De schoenen raakten op. Menigeen klepte al op houten sandaaltjes.'

De prijzen stegen soms dramatisch. Begin 1917 ging het voedsel op de bon, met als schaduwzijden; grote ontevredenheid, zwarte handel en smokkelarij. De werkloosheid steeg snel.

Tijdpreken

Er werden tijdens deze donkere jaren vaak gelegenheidspreken gehouden. Binnen de Gereformeerde Gemeenten kwamen 4 tijdpreeken van de Zeeuwse oefenaar M. Remijn van de pers. De latere prof. G. Wisse, gereformeerd predikant in Driebergen, publiceerde er meerdere in brochurevorm: ijdrede over de hedendaagsche werel gebeurtenissen en het Gezicht der vier Paarden (Openb. 6:1-8), Gespaard maar Bedreigd — Dank-en Boetedagpredikatie (Klaagl. 3:22a en Jesaja 9: lb) en De ondergang der eerste wereld: eeld van het toekomstig eindgericht - tijdrede over de hedendaagsche wereldgebeurtenissen.

Ds. J.D. van der Velden uit Kralingen preekte op zondag 29 september 1918 over Jeremia 8:20-22. 'Wat zou ons biduur een rijke zegen afwerpen als er een verootmoedigd volk met belijdenis van zonde, met verbreking over allerlei breuk, des Heeren troon als bestormde, en de vrucht was een breken met alles wat de Heere mishaagt, een vragen naar Hem, de Heelmeester, en naar de balsem Zijns Woords, een vragen naar Zijn wegen in alle verhoudingen des levens, tot eer Zijns Naams.'

Hout en steen

In april 1917 was Amerika bij 'de Groote Oorlog' betrokken geraakt. Ds. P.J.M, de Bruin schreef in De Wekker over predikanten uit de Christian Reformed Churches in de Verenigde Staten die tijdelijk in het Amerikaanse leger werkten. 'Eén dominee en één professor van Calvin College zijn reeds in Frankrijk onder de Hollandse jongens werkzaam. Dit vredeswerk kan meer dan Amerika's schepenroof onze sympathie wegdragen.'

Ds. De Bruin vermeldde ook dat vele inwoners van Parijs zich tegen de Duitse bombardementen probeerden te beschermen door afgodsbeeldjes te dragen. 'In plaats van een levend God te zoeken, Die redden kan, vliedt men tot hout en steen.'

De oorlog dichtbij

Op 21 maart 1918 begon Duitsland een groot offensief, maar dat mislukte. Op 18 juli zetten de geallieerden de tegenaanval in, waardoor de Duitsers steeds verder werden teruggedreven.

Net als het begin van de oorlog in 1914 kon ook het eind ervan voor het neutrale Nederland gevaarlijk worden, doordat de strijd dicht bij de grenzen kwam. 'Geen neutraal land in Europa ligt nu zo gevaarlijk als 't onze, ' constateerde de commentator van het gereformeerde blad De Heraut.

Spaanse griep

Het waren de enige zorgen niet. Het einde van de eerste wereldkrijg ging gepaard met gebeurtenissen die de gemoedsrust van de Europese volken schokten: Revoluties zetten de verschillende bevolkingsgroepen op scherp, monarchieën spleten en een epidemie sloeg verraderlijk toe.

'Geheimzinnig in haar verschijning, heel de wereld doortrekkend, verdervend in haar aantasting, kunnen we haar een der verschrikkelijkste oordelen van de tekenen der tijden noemen, ' zei ds. G. Wisse over de Spaanse griep die wereldwijd tientallen miljoenen en in Nederland ruim 31-000 slachtoffers vergde. Kranten en kerkbladen bevatten lange rijen overlijdensadvertenties.

Het aantal sterfgevallen was zo groot doordat de griep bij veel mensen gepaard ging met longontsteking, en dat in een tijd waarin de bevolking als gevolg van de oorlog een verminderde weerstand had. En antibiotica waren er nog niet.

Belgische vluchtelingen

Net als aan het begin van de oorlog stroomden grote groepen Belgische burgers ons land binnen. 'Aandoenlijk moet het zijn, te zien hoe die ongelukkigen aankomen, ' schreef ds. J. Wisse in De Wekker. 'Zoveel zwakke, zieke en verarmde schepselen, wien het aan alles ontbreekt. Mensen die, gevlucht met achterlating van al wat zij hadden om hun leven te redden, het zich laten aanzien hoeveel zij geleden hebben. Sommigen hebben drie weken lang te voet gereisd om de Nederlandse grens te bereiken. Als men dan bedenkt dat daaronder zijn: stokoude lieden, kleine kinderen, hoogzwangere vrouwen en mensen, eigenlijk te ziek om op hun benen te staan, vraag dan eens wat een toestand dit is! (...) Wie zich enigszins weet te verplaatsen in de toestand dier vluchtelingen, die zal beseffen dat de ellende van die stumperds groot is. Een zee van jammeren is en wordt nog steeds door die geweldige oorlog veroorzaakt. Overal ziet men uit met smachtend verlangen naar vrede.'

Ook in Nederland, al was het oorlogsgeweld buiten de grenzen gebleven. 'De grote schaarste en de geweldige duurte van vele artikelen die onmisbaar

zijn, maken het leven voor veel mensen ontzettend bang. Vooral in de grote steden wordt veel geleden. Men wil alles van de regering hebben, maar deze kan ook niet geven wat er niet is.'

'Ach, die oorlog! Wat heeft die al wat ellende veroorzaakt!' verzuchtte ds. Wisse een andere keer. 'En de zonde, wat is zij vreeslijk in haar gevolgen! Er wordt thans veel gedaan om tot vrede te komen, maar er wordt, naar gedurig blijkt, nog veel meer gedaan om het oorlogsvuur telkens maar aan te blazen. Des Heeren raad zal bestaan. Hij regeert en zal over ons brengen wat Hij over ons bescheiden heeft.'

Revolutie

Ondertussen was de politieke situatie zeer instabiel. Het Habsburgse rijk (Oostenrijk-Hongarije) wankelde en in Duitsland klonk de roep om het aftreden van keizer Wilhelm II. Van Duitslands bondgenoten legde Bulgarije op 30 september de wapens neer. Turkije volgde op 30 oktober, Oostenrijk op 3 november.

In Nederland brak op zaterdag 26 oktober een oproer uit onder de gemobiliseerde militairen in legerplaats De Harskamp. Ze bekogelden de officiersverblijven met stenen, staken de kantine en enkele barakken in brand en namen zonder toestemming verlof. Voor straf werden ze overgeplaatst naar de gevaarlijke grensstreek in Brabant. 'Wat in De Harskamp geschiedde, is een boos teken van de geest van onwil en verzet die bij het leger heerst, ' vond De Heraut. 'Temeer zij er daarom bij onze christen jongemannen die in het leger dienen. op aangedrongen dat zij door deze geest van verzet zich niet laten aansteken, die zo licht epidemisch werkt, maar veeleer door trouwe plichtsvervulling een goed voorbeeld aan hun kameraden geven.'

'De mensen denken dat de revolutie hun heil zal aanbrengen, ' schreef ds. J. Wisse in De Wekker. 'En de wereld wil bedrogen zijn. Heeft men aan de ellende van Rusland nog niet genoeg? Ook in ons land zijn de oproermakers druk in de weer. De zonde van Godsverlating wreekt zich. Moge de Heere ons genadig bewaren voor de verwoestingen die men elders kan gadeslaan.'

De keizer naar Nederland

In Duitsland was een matrozenopstand in Kiel begin november het startsein voor een politieke omwenteling. De republiek werd uitgeroepen en op lO november vluchtte keizer Wilhelm 11 naar Nederland. Hij sleet zijn laatste levensjaren in Huize Doorn.

In een treinwagon in het Franse Gompiègne werd op maandag II november de wapenstilstand

tussen de geallieerde mogendheden en Duitsland ondertekend. De commentator van De Heraut verblijdde zich, ook over 'de bevrijding van het diep ongelukkige België.'

'Welk een ontzaglijke verandering, en dat in enkele dagen!' schreef ds. J. Wisse. 'Gelukkig heeft het moorden dan nu toch voorlopig opgehouden. Laat ons hopen dat de vrede spoedig zal volgen. Zoals te begrijpen is, zijn de voorwaarden voor wapenstilstand en vrede voor Duitsland hard.'

Oostenrijk-Hongarije viel in meerdere landen uiteen. 'Zo zal door deze oorlog heel de kaart van Europa tot onherkenbaar wordens toe worden veranderd. De splijtzwam heeft de machtigste rijken aangetast en doen uiteenvallen, ' observeerde De Heraut.

Troelstra

In Nederland dacht socialistenleider mr. P.J. Troelstra op lO november dat de tijd rijp was voor een revolutie. In de dagen die volgden, riep hij in hartstochtelijke redevoeringen de regering op af te treden. 'Als God het niet genadig verhoedt, zal de burgeroorlog losbarsten, ' vreesde De Heraut. 'Wat in Rusland en Duitsland nog begrijpelijk was, omdat daar door de schuld der machthebbers het volk in al de ellende van de oorlog was gestort, zou in ons land een onvergefelijke misdaad wezen. Onze regering heeft al gedaan wat ze kon om ons volk buiten de oorlog te houden, en onze vorstin ging in zelfverloochening heel ons volk voor.'

De Wekker plaatste een oproep 'Aan alle Onderofficieren van het Nederlandsche Leger' het recht te handhaven, 'opdat niet door een minderheid van anderswillenden de zegen van de vrede voor vaderland en volk verloren ga.'

Ds. H. Janssen vertelde in De Wekker over 'de verhitte en op vernieling beluste bende' revolutionairen die naar de kazerne van het Amsterdamse garnizoen stormde. Daar vond zij "een schildwacht die zijn plicht deed. Wat heeft die ene schildwacht op die avond de eer van het leger, van het vaderland, van de regering en van het Oranjehuis hoog gehouden! Wat heeft die man aan zijn land een onschatbare dienst bewezen! Want hij schoot, gelijk de stellingcommandant van Amsterdam het heel geestig tegenover mij opmerkte, de revolutie in elkaar. Inderdaad, het ene schot dat daar viel, is noodlottig voor de gehele revolutionaire onderneming geworden. Want verschrikt stoof de opgewonden menigte uiteen. Op zulk een ontvangst hadden zij niet gerekend. En toen onmiddellijk daarop de cavalerie opzat en de commando's der superieuren gehoorzaamde, was de zaak beslist. Het avontuur van Troelstra, zo groots van opzet, was mislukt.'

Naar ket Malieveld

Toen massale steun voor Troelstra's plannen uitbleef en ook een groot deel van zijn eigen achterban aarzelingen toonde, moest hij terugkrabbelen. Al na een dag of drie, vier stortten zijn revolutieplannen als een kaartenhuis in elkaar.

Het was niet meer noodzakelijk om de revolutie tegen te houden, maar voor de duidelijkheid hield de Bond van Regeeringsgetrouwen op l8 november toch nog een grootscheepse manifestatie op het Malieveld in Den Haag. Ds. Janssen deed er enthousiast verslag van in De Wekker. Vele duizenden mensen juichten koningin Wilhelmina, prins Hendrik, prinses Juliana en de ministers toe.

De socialisten hadden hun ware aard laten zien, vond De Heraut. 'Hoe nodig ook de sociale hervormingen zijn waarop ons volk wacht, wie daardoor zich verlokken laat om op het socialisme te steunen, geeft zijn christelijk beginsel prijs.'

Nederland moest dankbaar zijn dat het buiten de oorlog gebleven was, schreef ds. J. Wisse. En er is iets hogers te verkrijgen dan wankele aardse vrede: 'Vrede met God te genieten zegt in één woord alles wat tot onze ware troost in leven en sterven nodig is.'

Zowel in De Wekker als in De Heraut werd een verband gelegd met een andere strijd; drie eeuwen eerder was de nationale synode gehouden waar de remonstrantse dwaling het moest afleggen tegen de gereformeerde leer.

Biddag

De kerken waardeerden het dat de regering voor 28 november 1918 -in de dankdagmaand- een Nationale Biddag uitschreef en daarvoor alle ambtenaren vrijaf gaf. Al was het revolutiegevaar afgewend, de noodzaak van een biddag was er niet minder om, schreef De Heraut: 'We leven in een tijd die zo vol verandering is, dat we geen dag zeker zijn wat morgen kan geschieden. En bovenal mag er wel een vurig gebed opgaan dat God de fleere de epidemische krankheid, waarmede ons volk zo zwaar bezocht wordt en die zo menig gezin in rouw dompelt, van ons wegneme.'

Volgens De Standaard zou het in deze ernstige tijden gepast zijn elke week een bidstond te houden.

De preek die ds. G.H. Kersten op deze dag in de Gereformeerde Gemeente in Yerseke hield over Psalm 60:6, werd op de drukpers gelegd onder de titel Een banier tegen de revolutie.

Sprekend is de tekst die ds. J. Vreugdenhil in de Christelijke Gereformeerde Kerk van Sliedrecht koos: 'O, onze God, zult Gij geen recht tegen hen oefenen? Want in ons is geen kracht tegen deze grote menigte, die tegen ons komt, en wij weten niet, wat wij doen zullen; maar onze ogen zijn op U' (2 Kron. 20: I2).

Wraakzucht

Begin 1919 constateerde ds. J. Wisse een lichte verbetering in de levensomstandigheden. 'Er komt langzamerhand toch wat verandering in de bange nood en de dringende behoeften welke reeds zo lang vele gezinnen in druk en kommer deden verkeren.'

Van de vredesconferentie had hij niet zo'n hoge pet op: 'Het gaat nu als met een erfenis: ieder grijpt wat hij grijpen kan.'

De wijze waarop de geallieerden de Duitse verliezer behandelden, kon de commentator in De Heraut niet bekoren. De Duitsers moesten een roemloze vrede accepteren.

'Er is bij de overwinnaars een geest van wraakzucht opgekomen, die zelfs de verslagen vijand nog schendt.' Zeer onchristelijk, vond De Heraut. 'En hoe zal, wanneer die wraakzucht is botgevierd, nog aan een verbroedering der volkeren kunnen worden gedacht? ' De sancties die Duitsland in de volgende jaren kreeg opgelegd, vormden de voedingsbodem voor een tweede wereldbrand.

Dit artikel werd u aangeboden door: Oude Paden

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 maart 2009

Oude Paden | 48 Pagina's

'Ach, die oorlog!'

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 maart 2009

Oude Paden | 48 Pagina's