Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een aantekening van Wulfert Floor over de doop in een recent ontdekt handschrift

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een aantekening van Wulfert Floor over de doop in een recent ontdekt handschrift

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

P.L Rouwendal

Een ontdekking

In een vorig nummer van Oude Paden werd bericht over de ontdekking van een aantal handschriften van Wulfert Floor. Daarin waren onder andere enkele aantekeningen te vinden over het overlijden van zijn vrouw. Achterin het schriftje met nummer 2 uit het Streekarchief van Wijk bij Duurstede is nog een aantekening te vinden die bijzonder aandacht trekt. Daarin verwoordt Floor zijn bezwaren tegen de vragen uit het doopformulier.

De aantekening luidt als volgt:

Egt afschrift van de vragen uit het oude oostfriessche doopformulier.

Eerste vraag: Bekent gij voor God en deze H. Gemeente, dat uw kind van wege de erfzonde, den toorn Gods en de verdoemenis onderworpen is, en daarom van nooden heeft, om aan God, volgens het verbond der genade, opgedragen te worden tot vergeving en dooding zijner zonde?

Antw. Ja.

Tweede vraag. Verklaart gij hier voor God en Zijn H. Gemeente, dat gij uw kind van harte aan God, in den doop, opdraagt, om uit enkele genade, om de verdienste van Christus gerechtvaardigt en door Zijnen Geest geheiligt te worden?

Antw. Ja.

Derde vraag.

Bekent gij voor God en de ff. Gemeente, dat de leer in het oude en nieuwe Testament begrepen, is de eenige volkomen leer ter zaligheid; beloofd gij uw kind, tot zijn verstand gekomen, in die leer te onderwijzen en te doen onderwijzen; belooft gij ook voor dat kind ijverig te bidden, en met een heilig voorbeeld voor te gaan, opdat het zijnen doop heiliglijk beleeve?

Antw. Ja.

Letterlijk overgenomen uit het Kort historisch berigt van de publieke Schriften — de formulieren van eenheid en liturgie — opgesteld door Dr. Johannis Ens fioogleraar in Utrecht en aldaar overleden 1729. —

Mijn bezwaren tegen ons formulier zijn, omdat ik gelooven en belijden moet wat ik niet gelooven kan, namelijk:

Ten eersten. De kinderen of het kind dat ik moet laten doopen, zijn erfgenamen des rijks Gods. Ten tweeden. In Christus geheiligd en lidmaten Zijner gemeente.

Ten derden. Dat ze door het bloed van Gods lieve Zoon vergeving hebben van alle zonden. Ten vierden. Dat ze door den ff. Geest tot lidmaten van Christus, en alzoo tot Gods kinderen aangenomen zijn.

Ten vijfde. Dat ze in Christus vatbaar zijn voor wassen en toenemen, en bijgevolg geestelijk leven bezitten; want een doode kan niet groeien.

Ten zesde. Dat God hen Zijn vaderlijke goedheid en barmhartigheid bewezen heeft.

Floor had kennelijk grote moeite met het in Nederland gebruikte doopformulier. Zozeer zelfs dat hij de voorkeur gaf aan de door hem overgeschreven vragen uit het doopformulier van Oostfriesland.

Nu is er al vaak strijd gevoerd over de vraag wat de vragen uit het doopformulier eigenlijk wilden of mochten betekenen. Niet vaak gebeurde het dat een voorganger duidelijk maakte dat hij het bekende doopformulier niet wenste te gebruiken. Deze aantekening van Floor maakt nieuwsgierig naar de achtergronden ervan.

Een eeuw van strijd

Wulfert Floor had zich aangesloten bij de afgescheiden gemeente te Utrecht. Binnen de afgescheiden kerken kwam regelmatig de kwestie van de doop naar voren. Zo vaak zelfs, dat E. Smilde er een boek over schreef dat hij met recht de titel kon geven Een eeuw van strijd over verbond en doop.

De oefeningen in het betreffende schriftje van Floor dateren allen uit 1865. Dat jaar behoorde tot een van de periodes waarin de doop een heftig bediscussieerd onderwerp was onder de afgescheidenen. In 1861 hadden K.J. Pieters en J.R. Kreulen, predikanten te Franeker en Hallum, een boek over de doop gepubliceerd, getiteld De Kinderdoop volgens de beginselen der Geref. Kerk. Daarin leerden zij dat met de eerste doopvraag een zogenaamde voorwerpelijke verbondsheiligheid bedoeld werd. Met andere woorden: men beleed niet dat de kinderen wedergeboren en in Christus ingelijfd waren, maar dat zij als kinderen van het verbond afgezonderd waren van de wereld. Pieters en Kreulen waren van mening dat het genadeverbond niet alleen de uitverkorenen, maar de gelo­ vigen en hun natuurlijke nakomelingen betrof. Het genadeverbond en de belofte daarin bestond volgens hen uit een aanbod van genade.

Tegen deze opvatting van de predikanten Pieters en Kreulen kwam verzet, onder andere in het tijdschrift De Stem. De auteurs die in dat blad schreven, waren van mening dat het genadeverbond rust op het verbond der verlossing en alleen de uitverkorenen aangaat. De belofte in het verbond is niet slechts een aanbod, maar een daadwerkelijke toezegging. De verbondsheiligheid uit de eerste doopvraag was daarom volgens hen niet een voorwerpelijke, maar een onderwerpelijke verbondsheiligheid. In andere woorden: in deze doopvraag ging het om het wezenlijk in Christus ingelijfd zijn.

Een groot deel van de kerkelijke verschillen van de twintigste eeuw gaat terug op dit meningsverschil onder de christelijk afgescheidenen: het aanbod van genade, twee of drie verbonden, voorwaardelijk of onvoorwaardelijk het heil verkondigen, veronderstelde wedergeboorte en de vraag of onbekeerde (doop)leden nu wel of geen bondelingen zijn. Het meningsverschil tussen ds. Kersten en ds. Jongeleen, de strijd om het aanbod van genade, resulterend in de scheuring van 1953» maar ook de strijd om verbond en doop, resulterend in de vrijmaking van 1944> wortelen inhoudelijk grotendeels in het afgescheiden conflict over de doop. Toch kunnen de partijen van de 19 eeuw niet vereenzelvigd worden met die in de 20 eeuw. De posities onder de afgescheidenen waren zodanig dat veel be-

vindelijk-gereformeerden in onze tijd zich onmogelijk bij één van die twee posities aan zouden kunnen sluiten. Ruwweg kan gezegd worden dat er twee partijen waren, elk met een combinatie van opvattingen. Om het niet ingewikkeld te maken, laat ik nuanceringen thans achterwege. De ene groep leerde twee verbonden, waarvan het genadeverbond alleen was opgericht met de uitverkorenen. De verbondsbelofte was een daadwerkelijke, onvoorwaardelijke toezegging die uit zou lopen op de zaligheid van de bondeling. Deze groep hield vast aan de onderwerpelijke verbondsheiligheid en leerde dus een vorm van veronderstelde wedergeboorte. De gemeente was een gemeente van Gods kinderen.

De andere groep leerde drie verbonden, waarvan het genadeverbond was opgericht met de gelovigen en hun natuurlijk nageslacht. De verbondsbelofte was een aanbod van genade, die afgewezen kon worden en dus niet zonder meer uitliep op de zaligheid van de bondeling.

Deze groep wees de veronderstelde wedergeboorte af en zag de gemeente als een vergadering van bekeerden en onbekeerden. Deze strijd woedde vooral vanaf 1861, het jaar waarin Pieters en Kreulen hun boek publiceerden. Synodes in 1863 en 1866 brachten geen duidelijkheid. Deze vergaderingen durfden het niet aan een keuze tussen de twee verbondsopvattingen te maken.

De reactie van Floor

Wulfert Floor nam een positie in die niet met die van een van de bovengenoemde partijen overeenkwam. Enerzijds was hij er kennelijk van overtuigd dat het 'in Christus geheiligd' zijn uit de eerste doopvraag sloeg op het daadwerkelijk, onderwerpelijk, in Christus zijn. In dat opzicht was hij het niet eens met voorgangers als Pieters en Kreulen. Maar met deze opvatting kon Floor nu juist niet uit de voeten. Uit de kritiekpunten op de doopvraag die hij opsomt, blijkt duidelijk dat hij geen wedergeboorte wilde veronderstellen. Hij ging in zijn kritiek zelfs verder dan Pieters en Kreulen, die wilden spreken van een uitwendige of voorwerpelijke heiligheid. Floor gaf echter de voorkeur aan de Oost-Friese formulering dat de kinderen in Christus geheiligd moeten wórden.

In de oefeningen van Wulfert Floor zijn vrijwel geen sporen te vinden van de dogmatische strijdpunten van zijn dagen. Het verbond en de verkiezing zijn geen thema's die hij vaak ter sprake bracht. Deze aantekening over de doopvraag is echter een duidelijk bewijs dat hij zich wel met de vraagstukken van zijn dagen bezig hield. De reden daarvoor is waarschijnlijk dat hij gedwongen werd over de doop na te denken omdat hij in deze periode kinderen kreeg die gedoopt moesten worden. In 1862 werd Maria geboren, in 1865 Wulpherd en in 1867 Jacoba.

Voor die tijd had hij enkele kinderen gekregen die niet gedoopt waren. Zijn oudste kinderen Trijntje (1856) en Maria (1858) waren gedoopt door de afgescheiden predikant H.J. Budding.

Wulpherd (geboren en na 48 dagen overleden in 1857) bleef waarschijnlijk ongedoopt. Wellicht kon Floor zich later niet meer in de opvattingen van Budding vinden, want de volgende kinderen Jacoba (1859) ^^ Maria (1862) bleven ongedoopt. Zijn bezwaren tegen de eerste doopvraag zouden hier echter ook een belangrijke rol in gespeeld kunnen hebben.

Het ongedoopt zijn van zijn kinderen liet hem echter niet met rust. Die onrust werd versterkt door het kort na elkaar overlijden van de oudste Maria en Jacoba in i860. Hoe dat zij. Floor liet zijn jongste twee kinderen wel dopen. Dat gebeurde niet in een afgescheiden gemeente of door een afgescheiden predikant, maar door de predikant van Nederlandse Hervormde Domkerk te Utrecht, ds. H.C.G. Schijvliet.

Floor zelfwas bij deze plechtigheid niet aanwezig. Wellicht was daarvoor de oorzaak dat hij geen 'ja' meende te kunnen zeggen op de vraag of hij geloofde dat zijn kinderen in Christus geheiligd zijn.

Dit artikel werd u aangeboden door: Oude Paden

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 september 2009

Oude Paden | 64 Pagina's

Een aantekening van Wulfert Floor over de doop in een recent ontdekt handschrift

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 september 2009

Oude Paden | 64 Pagina's