Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Bij de kansel van: Raamsdonk

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Bij de kansel van: Raamsdonk

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

Toen in s-Grevelduin-Capelle een groot aantal gemeenteleden niet meekonden de PKN in, gingen zij kerken in een omgebouwde boerderij. In die boerderij moest natuurlijk ook een preekstoel komen. Die preekstoel werd gevonden. Het was een neo-gotisch meubelstuk daterend van 1878. Het bleek uit de buurt te komen. Het was namelijk de preekstoel van de oude Lambertuskerk te Raamsdonk. Daar was de kansel niet meer nodig omdat het kerkelijk leven zich op den duur aldaar meer had geconcentreerd rond de kerk van Raamsdonksveer. De oude kerk is tot een cultureel centrum geworden. Ooit was dat anders en kwam men samen rondom het Woord in de oude kerk van Raamsdonk.

De kansel die uit de kerk verwijderd is en thans in ’s Grevelduin-Capelle dienst doet is niet de enige kansel die in Raamsdonk heeft gestaan. In 1275 werd immers voor het eerst gesproken van een kerk in Raamsdonk. Van een parochie met waarschijnlijk een houten kapelletje wordt reeds 125 jaar eerder gesproken. Nu, zo oud is de kansel niet. Trouwens, de kerk was toen ook nog niet het forse bouwwerk dat het nu is. Het was een rechthoekige zaal met een rechthoekig koorgedeelte zonder toren. Die kwam er in 1347. Dat was een toren met een herenkapel waardoor men door een spitsbogig venster in de kerk kon kijken en als het ware op afstand de dienst kon volgen. De kerk van Raamsdonk doorstond de catastrofale gevolgen van de Sint Elisabethsvloed in 1421 en in 1450 werd de kerk voorzien van een nieuw ruimer koor en twee zijtransepten. Een halve eeuw later werd de kerk nog groter gemaakt. Toen werd de eenbeukige Romaanse kerk verbouwd tot een driebeukige pseudobasiliek. De herenkapel in de toren werd dichtgemetseld en werd tot een soort archiefkamer.

Raamsdonks kerk kwam vrij laat in handen van de protestanten. Dat had alles te maken met de strijd rond Geertruidenberg, dat wisselend in handen was van Spaanse en Staatse troepen gedurende de Tachtigjarige oorlog. Toen na het twaalfjarig bestand in 1609 de kerk, die gedurende de eerste helft van de Tachtigjarige oorlog zwaar te lijden heeft gehad, in handen kwam van de gereformeerden bleek deze te groot voor de kerkelijke gemeente. De koorruimte werd van het schip afgescheiden middels een stenen muur zodat als het ware een preekkerk overbleef. De eerste predikant Wilhelmus Bastingius die de gemeente van 1611 tot 1620 diende kreeg de opdracht ‘dat hij ter stondt de kercke doet zuijveren ende reijnigen van alle vestigien (kentekenen) die inde selve uijten pausdomme noch mogen wesen’. Helaas gaf zijn opvolger Elias Spranckhuysen de overwegend Rooms-katholieke medeburgers die in het verborgen bijeenkwamen geen voorbeeld van gereformeerde godzaligheid. Hij werd in 1625 afgezet vanwege zijn al te grote liefde jegens wijntje en trijntje.

In de periode van de Franse overheersing tussen 1798 en 1815 is er nog een fl inke discussie geweest of de kerk weer in handen van de Rooms-katholieken zou komen, omdat Napoleon voorstond dat de oude kerk toekwam aan die godsdienstige gezindheid die de meeste leden had in een plaats. De anderen konden dan een schadeloosstelling krijgen. In Raamsdonk was slechts 25 procent protestant. Het is met name de toenmalige predikant Samuel Magnet die Raamsdonk diende van 1774 tot 1831 geweest die alles op alles zette dat de kerk voor de gereformeerde eredienst bewaard bleef. Omdat sinds 1787 de Rooms-katholieken een eigen schuurkerk hadden waarin ze nogal hadden geïnvesteerd namen zij genoegen met een schadeloosstelling van 27.000 gulden die de protestanten zouden betalen. Er wordt wel beweerd dat die som nooit is uitgekeerd...

Na het overlijden van ds. Anne Saris Nanninga, die van 1832 tot 1859 Raamsdonk had gediend, raakte de gemeente vacant. In die periode gingen ringpredikanten voor. Een daarvan was ds. A. P. A. du Cloux uit ’s Grevelduin-Capelle. Op 15 juli 1860 preekte hij in Raamsdonk over 2 Kronieken 33:13b: ‘Toen erkende Manasse, dat de Heere God is’. In die preek -die hij later ook persklaar maaktewees hij op de noodzaak van waarachtige bekering. In de toepassing trok hij daarbij ook lijnen naar het heden. Hij wees er op dat vele vorsten van het Oranjehuis geen voorgangers en handhavers meer waren van de instellingen der vaderen. Hij hield de gemeente voor dat ook de koning van Nederland wederkeren moest tot Gods getuigenis. In het dankgebed droeg hij ook het koninklijk huis op aan de Heere en smeekte om hun bekering. Bij verschillende modernen in de gemeente van Raamsdonk viel deze preek niet in goede aarde. Hij werd dan ook aangeklaagd vanwege openlijke belediging van de koning en het Oranjehuis. Op 29 september startte een hulpoffi cier van justitie een gerechtelijk onderzoek tegen Du Cloux. Omdat er bijna tweehonderd ondertekende verklaringen binnenkwamen van getuigen die de beschuldiging onjuist achtten, omdat ze zelf bij die kerkdienst aanwezig waren, werd Du Cloux ontslagen van verdere vervolging. In een nabeschouwing over dit gebeuren schreef Du Cloux in het Kerkelijk Tijdschrift: ‘Dat is zeker, in het koffi jhuis werd het plan beraamd om mij, ware het mogelijk, te beschuldigen dat ik den koning en zijn huis openlijk beleedigd had, niet uit den ware liefde voor den Vorst, maar uit bittere haat tegen mij en de waarheid, omdat ik haar pligt en roeping, het openbaar kermis houden op den Zondag, en het bezoeken der herbergen met ernst had bestraft, en zulks een openbaar dienen van den duivel genoemd had’.

Hoewel er in de gemeente leden waren die het modernisme waren toegedaan, begeerde de kerkenraad een predikant van beslist gereformeerde beginselen. In het verleden was men door de ambachtsheer en vrouwe daarbij wel eens gehinderd. Zo werd in 1767 een beroep, dat de kerkenraad wilde uitbrengen op Barthold Ouboter te Giessen-Oudkerk die een driedelige catechismusverklaring naliet, door huize Van Son afgekeurd. Ouboter kwam toen in Woubrugge terecht waar de ambachtsheer een gereformeerde prediking voorstond. Zo werd Oubouter daar opvolger van Alexander Comrie. Het eerste beroep na het overlijden van ds. Nanninga dat op ds. H.J. den Boer uit Opheusden werd uitgebracht, resulteerde in een bedankje, maar het volgende beroep, dat werd uitgebracht op Joan Jacob Gobius du Sart te Bleskensgraaf, werd door de beroepene aangenomen. Niet dat iedereen zo enthousiast was. Dat schreef ds. A.P.A. du Cloux in het Kerkelijk Tijdschrift in de dagen toen hij zelf beticht werd van majesteitsschennis. ‘Alles vereenigt zich daar, om de gemoederen in beweging te houden: want men zegt dat diezelfde liberale partij die mij wenscht te vervolgen, alles in het werk stelt om onder het voorgeven van nog eene kerk te Raamsdonksveer te willen bezitten, de komst van den beroepen leeraar Gobius du Sart zoekt te bemoeilijken’. Voor Gobius du Sart was het blijkbaar geen verhindering om te komen, Gobius du Sart heeft Raamsdonk gediend van 14 april 1861 tot 4 december 1870. Het beroep werd uitgebracht in augustus 1860 en het kan haast niet anders of de kerkenraad moet daartoe besloten hebben nadat Du Sart in diezelfde maand een voorrede had geschreven op Kohlbrugge’s verklaring van Mattheüs 1, een boek dat in de kerkelijke pers nogal stof deed opwaaien omdat Kohlbrugge beticht werd van antinomianisme. Gobius du Sart, die eerder reeds zijn nek had uitgestoken voor Kohlbrugge en zorgde dat hij benoemd werd tot erelid van de Zuid-Hollandse vereniging van vrienden der Waarheid, trok zich er niets van aan. Had hij zelf in ’t verleden ook geen moeite gehad met Kohlbrugge’s opvatting? Hij schreef in het voorwoord op Kohlbrugge’s Mattheüs 1: ‘Zelf heb ik een tijd gekend dat ik van de leer van dr. Kohlbrugge zei: hoe kan dit waar zijn? Moet er dan bij mij, indien ik werkelijk wedergeboren ben, niet een toenemen zijn in het afl eggen van zonden, in het meer en meer bevinden dat ik van heiligmaking tot heiligmaking ben voortgegaan? Moet de nieuwe mens dan niet groter, niet heerlijker, niet heiliger worden? In een woord: Ik kon niet geheel instemmen met de opvatting der menselijke ellende ook na zijn wedergeboorte uit de Heilige Geest, totdat mij de ogen werden geopend en ik onder het lezen van vele geschriften van dr. Kohlbrugge eerst recht het heerlijke en zalige der waarheid leerde kennen, dat het Woord vlees werd, dat Jezus Christus in de wereld is gekomen, niet om rechtvaardigen maar zondaars zalig te maken, en dat wij behouden worden niet door de werken maar door geloof, uit vrije genade’. Du Sart was een echt Kohlbruggiaan en heeft zelfs gezorgd dat Kohlbrugge ook voor mocht gaan in de Raamsdonkse kerk. De periode dat hij in Raamsdonk de herdersstaf opgenomen heeft is niet ongezegend geweest. Toen vier maanden na zijn vertrek visitatie werd gehouden werd gerapporteerd: ‘wat het godsdienstig-, kerkelijk- en zedelijk leven betreft behoort Raamsdonk tot de meest bevoorrechte gemeenten der gehele streek.’

Op 22 mei 1878 ging de kerk vanwege blikseminslag in vlammen op. Daarbij ging naast het schitterende Naber-orgel, de kansel en ook het ooievaarsnest op de kerk teloor. In het Nieuwsblad voor het Kanton Oosterhout is betreffende het ooievaarsnest het volgende te lezen: ‘Roerend was het schouwspel van een paar ooievaars, die in groote kringen in het brandende gebouw rondvlogen en bij herhaling pogingen aanwendden om door de vonkenmassa heen te dringen en hun nest te bereiken waar een der jongen, weerloos aan rook, hitte en vonken blootgesteld, ieders medelijden opwekte. Eindelijk bereikte een der trouwe dieren het nest, legde zich er op neder en was weldra door een dikke rookwolk aan ieders oog onttrokken. Nog tot laat in den nacht omzwierf een eenzame ooievaar de door rook en vlammen fantastisch verlichte steenmassa’. Het heeft nog heel wat voeten in aarde gehad voordat de kerkvoogdij overging tot herbouw van de kerk. Dit had met name te maken met het feit dat de woonkern van Raamsdonksveer veel groter was dan die van Raamsdonk. Zeker in een tijd waarin men voornamelijk gebruik moest maken van de benenwagen was het voor heel wat mensen gunstiger als er een kerk zou komen aan het veer. Desnoods op een lokatie tussen de afgebrande kerk en Raamsdonksveer. Een veertigtal gemeenteleden hield een handtekeningenactie daartoe. Besloten werd evenwel de kerk weer te restaureren en ook in Raamsdonksveer een nieuwe kerk te bouwen –de Emmakerk genaamd– zonder het splitsen van de kerkgoederen en kerkenraad en het beroepen van een gezamenlijke predikant. Gerrit Klaarhamer was de eerste predikant die als zodanig de gemeenten Raamsdonk en Raamsdonksveer diende. Hij was vanuit De Meern naar Raamsdonk gekomen en was aanvankelijk rondreizend evangelist.

Nadat Gerrit Klaarhamer naar Montfoort vertrok, en daar enkele jaren later met de Doleantie meeging, werd Benjamin Lütge predikant in Raamsdonk. Hij had als geboren Elberfelder bij Kohlbrugge op catechisatie gezeten. Een aardige anekdote uit zijn jeugd heeft zijn dochter eens verteld: ‘Eens kwam Benjamin na kerktijd in de pastorie. ‘Nu Benjamin, wat is de weide waarop Christus Zijn schapen weidt?’ vroeg Kohlbrugge. Prompt volgde het antwoord: ‘De vergeving der zonden’. ‘Je hebt goed opgelet, mijn jongen’, zei de dominee. In het gebed had hij namelijk gezegd: ‘Weid Uw schapen op de weide van de vergeving der zonden’. Kohlbrugge troostte de kleine Benjamin met de woorden: ‘Jongen, als je dat vasthoudt tot aan je levenseinde, dan weet je en heb je genoeg’. Lütge was wars van elk afscheidingsdenken wat in die dagen her en der in de lucht hing. Hij was daarin een evenbeeld van zijn broer H.A.J. Lütge te Amsterdam, die tot Abraham Kuyper de gevleugelde woorden sprak: ’Wat jij moet doen, Kuyper? Jij moet ophouden het zelf te doen en jij moet het aan God overlaten’. Hij bevestigde Benjamin op 9 november 1884 in Raamsdonk met de wooren ‘Ga heen in deze uw kracht’ (Richt. 6:14). Op 12 augustus 1888 deed hij in verband met zijn vertrek naar Groningen afscheid met de laatste woorden van het Onze Vader: ‘Uw is het Koninkrijk en de kracht en de heerlijkheid, in der eeuwigheid, amen’.

Iemand die een groot stempel gelegd heeft op Raamsdonk was Johan Coenraad Valentijn Meischke. Evenals Du Sart en Lütge was hij een echte Kohlbruggiaan. Raamsdonk was de enige gemeente die hij diende. Dat waren zesentwintig jaren, namelijk van 1888 tot 1914. Dit betekende niet dat hij geen mogelijkheden had om elders de herdersstaf op te nemen. Negenmaal werd een beroep op hem uitgebracht. Drie jaar na zijn komst in Raamsdonk waren het de gemeenten Biervliet, Veen en Echteld. Een jaar later Moerdijk. Ik 1893 volgde een beroep naar Oud-Vossemeer en een jaar later een naar Oudega-Kolderwolde. In 1896 volgde een beroep naar Lunteren, in 1904 Jutphaas en in 1906 Papendrecht. Hij meende evenwel Raamsdonk trouw te moeten blijven.

In zijn tijd kwam er het verzoek van een achttal lidmaten in 1896 om te breken met de besturen en reglementen van de hervormde kerk. Omdat deze lidmaten zich persoonlijk niet wilden verantwoorden voor de kerkenraad maar zich er van af maakten door het overhandigen van een brochure getiteld ‘De Reglementen voor de Nederlandsche Hervormde Kerk en Gods Woord’ vermaande Meischke hen ernstig zich te bekeren en merkte op dat zij wel met het gezag van de auteurs van de brochure kwamen, maar niet met dat van Gods Woord. Ook legde hij de nadruk op het verband tussen belijdenis doen en deelname aan het Heilig Avondmaal. In de notulen van februari 1909 lezen we Meischke’s verantwoording: ‘omdat de gehele daad van het doen van geloofsbelijdenis zonder betekenis is, indien zij niet gevolgd wordt door het gebruik maken van het Heilig Avondmaal’. Volgens Meischke maakt men zich anders schuldig aan een vreselijke zonde van onwaarheid tegenover God en de gemeente. ‘Even goed als men zich een oordeel kan eten en drinken, kan men zich een oordeel belijden. Is men niet in staat aan de tafel des Heeren aan te zitten, dan mag men ook geen belijdenis des geloofs afleggen.’

Meischke werd opgevolgd door ds. C.B. Holland. Hij kwam in de zomer van 1915 vanuit Driesum naar Raamsdonk. Of zijn bediening net zo zegenrijk was als in Driesum weten we niet. Daar ontstond als het ware een complete opwekking. Dit had ook te maken met het verschil van prediking van Holland en diens voorganger Woldringh die meer een wetsprediker was. De schapen stonden als het ware voor de deur, schreef hij. Hij hoefde de deur maar te openen en de schapen vielen naar binnen. Het verschil tussen Holland en Meischke was veel minder groot dan tussen Holland en Woldringh, of het moet het talent sprekersgaven zijn geweest dat Holland onmiskenbaar had. De bevestiging van ds. Holland vond plaats door zijn schoonvader Joh. Oosterhuis in de Lambertuskerk, maar zijn intrede deed hij in de Emmakerk te Raamsdonksveer. Over de periode dat hij Raamsdonk en Raamsdonksveer diende is nog te melden dat er in 1917 een zondagsschool werd opgericht die in beide kernen werd gehouden. Ook vermeldenswaard is dat er destijds een evangelisatielokaal in Geertruidenberg was waarvan leden toegang vroegen tot de bediening van het Heilig Avondmaal in Raamsdonk, als het daar werd gehouden. In de periode dat hij Raamsdonk diende ontviel hem een dochtertje van slechts negen jaar. Nadat ds. Holland op 17 maart 1918 naar Kampen vertrok, na afscheid gedaan te hebben met Psalm 105:3 en 4, werd onder presidium van consulent J.H. Koster uit ’s Grevelduin-Capelle na een viertal bedankjes -o.a. van ds. P. Zandt te Ede- ds. D.J. van de Graaf uit Nieuwpoort beroepen. Deze nam dat beroep aan en werd op 24 november 1918 door zijn zwager, ds. I. Kievit uit Benschop, bevestigd in de Lambertuskerk. Hij verloor in Raamsdonk zijn vrouw. Zij leed aan de Spaanse griep. Haar graf ligt naast de Lambertuskerk. Van haar ging een goed getuigenis uit. Toen ds. Van de Graaf tien dagen na haar begrafenis voorging preekte hij over Openbaring 22:5: ‘En aldaar zal geen nacht zijn, en zij zullen geen kaars noch licht der zon van node hebben, want de Heere God verlicht hen; en zij zullen als koningen heersen in alle eeuwigheid.’ Hij hertrouwde met zijn schoonzuster, de weduwe van ds. T. Hoekstra. Een jaar later kreeg hij een beroep naar Ridderkerk en nam dat aan. Hij nam afscheid van de gemeente Raamsdonk en Raamsdonksveer op 21 januari 1923. In dat jaar trad hij ook toe tot het hoofdbestuur van de Staatkundig Gereformeerde Partij. Dit bleef hij tot 1945.

Tussen 1922 en 1929 werd de kerk binnen en buiten grondig gerestaureerd. Jammer is dat men toen de ranke spits die lange tijd de kerk had gesierd, verwisselde voor een veel lager pyramidedak. Aan het eind van de Tweede Wereldoorlog werd de kerk ook aanzienlijk beschadigd maar de toestand was niet zo hopeloos dat er nieuwbouw gepleegd moest worden, zoals in vele gemeenten in de nabijgelegen Bommelerwaard en het land van Heusden en Altena. Bij een grote opknapbeurt tussen 1953 en 1955 werd de afscheiding tussen koor en schip afgebroken. Deze werd verplaatst naar het midden van de kerk. Dit had vooral te maken met het feit dat het aantal kerkgangers drastisch was verminderd omdat de meeste gemeenteleden te Raamsdonksveer woonden en daar kerkten.

De kansel heeft na Van de Graafs vertrek nog vele jaren mogen dienen als spreekgestoelte voor de Raamsdonkse predikanten, zoals ds. P. Kolijn, die sedert het vertrek van ds. Ewoldt van 1960 tot 1964 de enige is geweest die verwant was met de Gereformeerde Bond, ds. A. van de Beek, de latere hoogleraar aan de V.U. te Amsterdam, gedurende 1979-1981 en ds. H. Rijksen die vanuit de Gereformeerde Gemeenten overkwam naar de Nederlandse Hervormde kerk van 1982 tot 1984. Omdat na het vertrek van ds. H. Ewoldt naar Bergambacht in 1931 het er niet naar uitzag dat predikanten de gemeente zouden gaan dienen die verwant waren met de Gereformeerde Bondsmodaliteit, werd in Raamsdonksveer de Hervormde evangelisatie ‘Eben Haëzer’ opgericht. Vanwege gebrek aan belangstelling sloot in 1998 deze evangelisatie haar deuren. Zelf heb ik daar ook verschillende diensten geleid.

De kansel van de Lambertuskerk uit Raamsdonk staat dus tegenwoordig in de Hersteld Hervormde kerk te ’s Grevelduin-Capelle. Gelukkig dat dit kerkmeubel aan de vergetelheid is ontrukt en nog functioneren mag met het doel waartoe het gemaakt is, namelijk de prediking naar Schrift en belijdenis. Dat had gezien de toenemende secularisatie en ontkerstening heel anders gekund.

Dit artikel werd u aangeboden door: Oude Paden

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 juni 2011

Oude Paden | 64 Pagina's

Bij de kansel van: Raamsdonk

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 juni 2011

Oude Paden | 64 Pagina's