Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Dordtse periode van ds. J.D. Barth (1935-1940)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Dordtse periode van ds. J.D. Barth (1935-1940)

20 minuten leestijd Arcering uitzetten

De geschiedenis van de Dordtse Gereformeerde Gemeente is zeker boeiend te noemen. Vanuit een aantal afgescheiden kerken ontstond aan het eind van de 19e eeuw een zogenaamde Oud of Vrij Gereformeerde Vereniging die kort achter elkaar een tweetal predikanten ontving, ds. Jac. van leeuwen (bekend om zijn 7 gemeenten!) en de legendarische ds. Abr. Verheij, die in 1900 naar Schoonhoven vertrok. Door onenigheid gingen in het prille begin van de 20e eeuw een aantal mensen apart vergaderen waaruit de zogenaamde Vrienden der Waarheid ontstond. Een aardappelhandelaar uit Brabant, A.W. de Rover, hield deze mensen een aantal jaren bij elkaar. Men vergaderde in het gebouw van de Dordtse Schildersbond. In 1913 trok een aantal personen zich uit deze kring terug en ging eigen samenkomsten beleggen in gebouw Patrimonium.

Al spoedig werd dit een afdeling van de Gereformeerde Gemeente van Ridderkerk. In 1918 werd de gemeente geïnstitueerd door Ds. A. Makkenze. Men kocht na verloop van tijd een kerkgebouw aan de Museumstraat. Echter, in 1922 maakte de gemeente zich weer los uit het kerkverband in verband met de overkomst van de eerwaarde heer J. van Vliet. Ze ging verder als Oud Gereformeerde Gemeente. Pas in 1930 verlieten een aantal leden deze gemeente uit ontevredenheid en gingen weer predikanten van de Gereformeerde Gemeenten uitnodigen. Daaruit ontstond de huidige Gereformeerde Gemeente die in 1930 wederom als zodanig werd geïnstitueerd. Kort daarna werd ook het beroepingswerk ter hand genomen. In juli 1935 nam ds. J.D. Barth van Borssele een beroep aan naar de gemeente Dordrecht, die toen ca. 200 leden en doopleden telde.

Beroep aangenomen

Aan de kerkenraadsnotulen van die tijd kunnen wij de informatie ontlenen dat na een kerkdienst op 19 juni 1935 waarin Ds. R. Kok van Veenendaal voorgaat, door hem een ledenvergadering geleid wordt waarin de mansleden hun stem kunnen uitbrengen op ds. Fraanje van Barneveld of ds. Barth van Borssele. Laatstgenoemde wordt met grote meerderheid gekozen, na reeds eerder diverse malen beroepen te zijn geweest. Het ontlokt ds. Kok ter vergadering de waarschuwing “dat we niet moeten speculeren op de genegenheden van een predikant voor een bepaalde plaats”, waarop een broeder ouderling opmerkt “dat juist om niet de minste invloed op de leden uit te oefenen, ds. Fraanje tegenover ds. Barth werd geplaatst”.

Er is een handgeschreven Kroniek van de Gereformeerde Gemeente te Dordrecht bewaard gebleven waarin de verschillende scriba’s van de gemeente de meest in het oog lopende dingen opschreven. Deze bestond naast de notulen van de kerkenraads- en ledenvergaderingen. Ouderling J. van den Berg (de latere predikant) was de eerste scriba die erin schreef (1930-1932), hij werd als scriba opgevolgd door diaken T. Nieuwland (1932-1936). Deze schrijft met betrekking tot het beroep op ds. Barth in De Kroniek: “Op vrijdag 5 juli 1935 mocht een zeer verblijdend bericht door ‘s Heeren goedheid door ons ontvangen worden van ds. Barth van Borssele, dat hij met volle vrijmoedigheid het beroep naar deze gemeente had aangenomen. Mocht de Heere Zelf een danktoon in onze harten leggen”. En de notulen van de kerkenraad van die maand spreken de volgende wens uit: “Moge de Heere Zijn gunst over dit besluit doen blijken. Hij stelle Zijn knecht tot rijke zegen in het midden van ons, en mocht ons met de gemeente onze onwaardigheid voor deze grote weldaad, een eigen leraar te ontvangen, recht doen beseffen”. Ook op de vergadering van de Classis Dordrecht, gehouden op 14 augustus 1935, wordt ds. Barth hartelijk welkom geheten, “verblijd dat de Heere hem ons geschonken heeft en wensende dat hij tot zegen voor onze classis moge werkzaam zijn”. De predikant bedankt de afgevaardigden voor hun hartelijke woorden van welkom en zegt “dat hij met blijdschap komt tot de plaats waarin hij tweemaal geboren is”. Hij verzoekt om medewerking gezien de vele arbeid in de classis en mede in verband met zijn “enigszins geschokte gezondheid”.

De gemeente heeft geen eigen kerkgebouw als ds. Barth het beroep naar Dordrecht aanneemt: men vergadert in een gehuurd gebouw aan het Kromhout, een noodvoorziening dus. Ook is er geen pastorie. Men kan ds. Barth niet meer aanbieden dan 45 gulden per week… Als ds. Barth in augustus 1935 naar Dordrecht verhuist, huurt de kerkenraad een herenhuis aan het Oranjepark voor 50 gulden per maand.

Bevestiging en intrede

De bevestiging en intrede van ds. Barth vinden plaats in gebouw “Calvijn” van de gelijknamige hervormde vereniging, eveneens aan het Kromhout, schuin tegenover de eigen plaats van samenkomst. De bevestiging vindt plaats op dinsdagavond 3 september door ds. G.H. Kersten, een boezemvriend van ds. Barth. Velen geven blijk van hun belangstelling. Als predikanten zijn o.a. aanwezig ds. Fraanje van Barneveld, ds. Ligtenberg van Lisse en ds. Lamain van Rotterdam Zuid. Ds. Kersten kiest als tekst I Kor. 3:11 t/m 13: Want niemand kan een ander fundament leggen dan hetgeen gelegd is, hetwelk is Jezus Christus. En indien iemand op dit fundament bouwt goud, zilver, kostelijke stenen, hout, hooi, stoppelen, een iegelijks werk zal openbaar worden, want de dag zal het verklaren, dewijl het door vuur ontdekt wordt; en hoedanig een iegelijks werk is, zal het vuur beproeven. In drie aandachtspunten overdenkt hij deze tekstwoorden: 1. Het fundament dat gelegd is, 2. De bouwstof waaruit dit is samengesteld, 3. De vuurproef die het zal hebben te doorstaan. Op woensdagavond 4 september doet ds. Barth zijn intrede in hetzelfde kerkgebouw. Nu zijn o.a. de predikanten ds. Van Dijke van Nieuw- Beijerland en ds. Van Neerbos uit Vlaardingen aanwezig. Nadat de predikant voor een “overtalrijke schare” de preekstoel beklommen heeft, zegt hij: “Heden is dan de ure aangebroken dat ik voor de gemeente van Dordrecht als herder en leraar zal optreden om het woord der zaligheid onder haar te prediken”. Als tekst kiest hij I Kor. 1:23 en 24: Doch wij prediken Christus de Gekruisigde, de Joden wel een ergernis en de Grieken een dwaasheid, maar hun die geroepen zijn, beiden Joden en Grieken, prediken wij Christus, de kracht Gods en de wijsheid Gods. Drie gedachten worden hierin ontvouwd: 1. Hoe ons de inhoud van die prediking werd omschreven, 2. Hoe ons die prediking wordt geleerd, 3. Hoe ons de vrucht van die prediking wordt getekend. Volgens de verslaggever van het Dordrechtsch Nieuwsblad “legde spreker in zijn met grote overtuiging uitgesproken predicatie er de nadruk op dat de enige grondslag der apostolische prediking is het vaste geloof aan de gekruisigde Christus”. Ds. Barth wordt toegesproken door ds. A. van Dijke als consulent, door ouderling Vos namens de kerkenraad en tenslotte door zijn bevestiger, ds. Kersten, die behalve een persoonlijke vriend ook mededocent van ds. Barth op de Theologische School is. Op zijn verzoek wordt ds. Barth toegezongen Psalm 132:9. Zelf geeft hij tot slot Ps. 72:11 op.

De Kroniekschrijver merkt op: “Zo mochten wij thans in het bezit zijn van een eigen herder en leraar. Mochten wij met al deze weldaden in de Weldoener eindigen”. We lezen ook iets over de eerste zondag dat ds. Barth voorging in het gehuurde kerkgebouw, Kromhout 150: “Zondag 8 september was de eerste rustdag voor onze gemeente, dat wij mochten opgaan onder het gehoor van onze eigen herder en leraar, ds. Barth. Z.E.W. sprak ’s morgens naar aanleiding van Jeremia 31:8 en des avonds over de 1e Zondag van de Catechismus. Beide keren was het gebouw overvol. Mochten er nog vruchten uit geboren worden”.

Op de kerkenraadsvergadering van 14 september 1935 wordt door de 2e voorzitter een voorstel gedaan om ds. Barth met het oog op zijn zwakke lichaamsgesteldheid voor rekening van de gemeente een auto ter beschikking te stellen om bezoeken af te leggen of vergaderingen te bezoeken. Dit wordt algemeen goedgevonden en ook door de predikant aanvaard, hoewel hij hoopt er slechts spaarzaam gebruik van te maken.

Ambtsjubileum

Nog maar net bevestigd als Dordts predikant, mag ds. Barth herdenken dat hij 25 jaar geleden als predikant werd bevestigd, zij het in het kerkverband van de Christelijke Gereformeerde Kerken. We lezen daarvan het volgende in De Kroniek: “Woensdag 16 oktober 1935 mocht onze geliefde leraar, ds. Barth, de dag herdenken waarop hij voor 25 jaren te Sliedrecht als dienaar des Woords werd bevestigd. Vanwege zijn zwakke lichaamsgesteldheid werd geen bijzondere middagsamenkomst met de gemeente gehouden, hoewel de gemeenteleden, zowel als catechisanten en naaikrans, stoffelijke blijken van waardering hebben aangeboden. In de loop van de dag kwamen de leraren Fraanje, Van Dijke, Heikoop en Lamain ds. Barth bezoeken. ’s Avonds hield ds. Barth voor een overvol kerkgebouw, waarbij ook ds. Kersten en de studenten, alsmede ouderling Vermeulen van Alblasserdam tegenwoordig waren, een gedachtenispredikatie waarin hij de weldaden des Heeren in de leiding met zijn persoon mocht roemen. Als uitgangspunt koos ds. Barth de woorden die de apostel Paulus door ’s Heeren Geest eenmaal sprak, zoals die zijn beschreven in Handelingen 26:22: Dan, hulp van God verkregen hebbende, sta ik tot op deze dag, betuigende beiden klein en groot, niets zeggende buiten hetgeen de profeten en Mozes gesproken hebben, dat geschieden zou. Deze predicatie zal in druk verschijnen. Na de dienst sprak ouderling Vos onze leraar namens kerkenraad en gemeente toe, welke toespraak grotendeels in dichtvorm geschiedde. Ook ds. Kersten hield een hartelijke toespraak, waarin hij gewaagde van de innige gemeenschapsbanden die tussen ds. Barth en ds. Kersten zijn gevallen. Mocht de Heere ds. Barth nog vele jaren in ons midden doen arbeiden tot uitbreiding van Zijn Koninkrijk”.

De genoemde Kroniek maakt ook gewag van andere bijzondere kerkdiensten waarin haar predikant mocht voorgaan. Zo wordt melding gemaakt van de eerste dankdag die ds. Barth hield als Dordts predikant: “Woensdag 13 november 1935 mochten wij voor het eerst met onze eigen leraar dankdag houden. Z.E.W. sprak ’s morgens naar aanleiding van Psalm 65: 12. In de namiddag was de tekst Ezechiël 9:4 en des avonds Zefanja 3:18 en 19. Deze predicatie, die door een talrijke schare werd bijgewoond, werd met zeer veel aandacht beluisterd. Mochten er nog vruchten uit geboren worden”.

Hartelijke verbondenheid

Anders dan in de tegenwoordige tijd, was men toentertijd als predikant al heel snel weer beroepbaar. Zo lezen we dat reeds in september 1936, net een jaar na zijn bevestiging, ds. Barth zijn eerste beroep ontvangt en nog wel van zijn vorige gemeente, Borssele. In de Kroniek lezen we daarvan: “Zondag 18 september was voor de gemeente een dag waarin zij opgeschrikt werd door het beroep dat onze leraar kreeg uit Borssele. Doch zondag 27 september werd zij weer gerustgesteld, daar onze leraar met vrijmoedigheid heeft mogen bedanken voor dat beroep. Bij die blijde tijding sprak Br. Vos namens de kerkenraad en gemeente de leraar hartelijk toe en werd staande gezongen Psalm 118:1”. Zo ging dat toen! Men beleefde het alsof de predikant weer opnieuw aan de gemeente verbonden werd. Met een zekere ondertoon van dank schrijft de scriba: “Woensdag 18 november werd alhier dankdag gehouden. Z.E.W. ds. Barth sprak ’s morgens uit de Efezenbrief, hoofdstuk 5:20, ’s middags over 2 Sam. 25:14 waar bij die gelegenheid een echtpaar belijdenis deed en hun vijf kinderen werden gedoopt, wat een indrukwekkende ure was voor de aanwezigen. Des avonds uit de profeet Jeremia, hoofdstuk 2:1 en 2. Het was een ernstige dag en ure die 18e november”. Van een sterke band tussen leraar en kerkenraad getuigt ook het volgende citaat: “Op de laatste avond van het vervlogen jaar 1936, waaraan droeve herinneringen zijn door het plotseling overlijden van onze beminde diaken, T. Nieuwland, sprak onze leraar uit I Tim. 1:17. Op de eerste dag van het jaar 1937 sprak ds. Barth naar aanleiding van Deuteronomium 33:3b: Al Zijn heiligen zijn in Uw hand. Na de dienst werd onze leraar toegesproken door ouderling Sterk die de bekende zegenbede uit Psalm 134 deed zingen”.

Kort daarna wordt de heer L. Nieuwland, zoon van de overleden diaken, in zijn plaats gekozen. Hij wordt ook benoemd tot scriba en neemt in die hoedanigheid de pen ter hand om De Kroniek te vullen. Eén van de eerste zaken waarover hij schrijft, is het huwelijk van Prinses Juliana en Prins Bernhard: “In verband met het huwelijk van H.K.H. Prinses Juliana en Z.K.H. Prins Bernhard van Lippe-Biesterfeld werd aan de vooravond van de trouwdag, nl. op woensdagavond 6 januari 1937, een herdenkingsdienst gehouden. Ds. Barth sprak over Psalm 89:50: HEERE, waar zijn Uw vorige goedertierenheden, die Gij David gezworen hebt, bij Uw trouw? Op heldere wijze deed onze leraar uitkomen wat God in de loop der eeuwen aan ons land in het huis van Oranje geschonken had, terwijl des Heeren onmisbare zegen over het vorstelijk huwelijk werd afgesmeekt”. Ook maakt hij melding van een Avondmaalsbediening: “Zondag 4 februari 1937 werd het Heilig Avondmaal in het midden der gemeente bediend. ’s Morgens sprak ds. Barth naar aanleiding van Hooglied 5:16b: Al wat aan Hem is, is gans begeerlijk. ’s Avonds in de ure van dankzegging, werd gehandeld over Psalm 4:8”.

Nieuw kerkgebouw

Intussen zijn onderhandelingen gaande over een nieuwe plaats van samenkomst. In februari 1937 wordt besloten tot aankoop van een bouwterrein aan het Kasperspad. Er wordt opdracht gegeven voor het ontwerp van een kerkgebouw van ruim 600 zitplaatsen met bijbehorende dienstwoning en vergaderlokalen. Zaterdagmiddag 5 juni 1937 wordt door ds. Barth de eerste steen gelegd voor dit nieuwe kerkgebouw. Hij spreekt bij die gelegenheid naar aanleiding van Genesis 28:22a. Velen wonen deze plechtigheid bij.

Op zondag 25 juli 1937 wordt voor het laatst in het noodgebouw het Heilig Avondmaal bediend. ds. Barth spreekt bij die gelegenheid over Matth. 22:4b: Alle dingen zijn gereed, komt tot de bruiloft. In de dankzeggingsdienst spreekt hij naar aanleiding van Efeze 5:1.

Zondag 24 oktober 1937 wordt na een zesjarig verblijf de laatste dienst gehouden in het gebouw Kromhout 150. ’s Morgens spreekt ds. Barth over Zach. 1:8 t/m 13, terwijl ’s avonds de catechismusbehandeling wordt voortgezet.

Woensdagavond 27 oktober 1937 wordt het nieuwe bedehuis aan het Kasperspad 18b (later 28), in gebruik genomen. We lezen: “Een talrijke schare was opgekomen, o.a. de burgemeester, alsook de leraren ds. G.H. Kersten van Rotterdam en ds. J. v.d. Berg van Krabbendijke. Ds. Barth had tot tekstwoorden gekozen 2 Tim. 2:19. Na de predicatie werd nog het woord gevoerd door ds. v.d. Berg en door ds. Kersten”.

Woensdag 17 november 1937 wordt de jaarlijkse dankdag gehouden, nu voor het eerst in het nieuwe kerkgebouw. We citeren: “Ds. Barth had ’s morgens tot tekstwoorden gekozen Job 34:23. ’s Middags werd verhandeld over 1 Sam. 2:1, terwijl in de avonduren onze leraar sprak over een “hopende klager” naar aanleiding van Klaagl. 3:21”.

Toenemende gezondheidsklachten

Nadat ds. Barth het jaar 1937 besloten heeft met een preek over 1 Joh. 2:18a: Kinderkens! het is de laatste ure, preekt hij op de eerste dag van het nieuwe jaar 1938 over 2 Kor. 5:17. We lezen: “Na de predicatie richtte ouderling Sterk zich met enkele welmenende woorden tot onze leraar om hem met zijn huisgenoten namens kerkenraad en gemeente des Heeren zegen toe te bidden. Gezongen werd nog na deze toespraak Psalm 134:3”.

Over de dag daarna, zondag 2 januari, lezen we dat de predikant door een plotseling optredende lichaamszwakte, ’s avonds niet in staat is de dienst waar te nemen. Het is het begin van een steeds verder toenemende verzwakking van zijn gezondheid.

Nog enkele bijzonderheden uit De Kroniek van die tijd: “Woensdagavond 2 februari 1938 herdacht ds. Barth de weldaden die de Heere ons vorstenhuis en volk schonk in de geboorte (op 31 januari) van onze Prinses Beatrix Wilhelmina Armgard. De tekstwoorden voor deze gelegenheidsdienst waren genomen uit Psalm 95:6 en 7a. Zondag 27 februari 1938 werd het Heilig Avondmaal in ons midden bediend. Ds. Barth sprak over Luk. 22:14. In de dankzeggingspreek had ds. Barth tot tekst gekozen 1 Joh. 2:6”.

Opnieuw lezen we over een verhindering om te preken op zondagavond 3 april 1938, gevolgd door de zondagen 10 april en Goede Vrijdag 15 april. “Op zondag 17 april, 1e Paasdag, mocht onze leraar echter met veel opgewektheid beide keren het Woord bedienen. ’s Morgens werd gesproken over Mark. 16:6b en ’s avonds over Luk. 24:34, deze woorden: en is van Simon gezien. Op 2e Paasdag, 18 april, moest weer leesdienst worden gehouden, omdat ds. Barth ten gevolge van zijn arbeid op de voorgaande dag, te vermoeid was voor ons op te treden”. Dit herhaalt zich na zondag 24 april en dan zelfs voor een drietal weken. Voor herstel verblijft ds. Barth enige tijd in Ouddorp. De Kroniekschrijver verzucht: “Mocht de Heere hem weder oprichten”. Half mei keert de beminde leraar weer terug in de gemeente. Maar de zorgen zijn niet weg. We lezen ervan: “Zondag 31 juli 1938 zou het H. Avondmaal in het midden der gemeente bediend worden. Helaas kon deze bediening ten gevolge van een plotseling opgekomen ongesteldheid van onze leraar niet doorgaan. Er moest derhalve een predicatie worden gelezen. ’s Morgens werd zulks verricht door br. Van Driel en ’s avonds door br. Van As. Door ’s Heeren goedheid was onze leraar weer zover hersteld, dat de bediening van het H. Avondmaal op zondag 7 augustus kon plaatshebben. Was een woord van voorbereiding gesproken over Psalm 130:3, thans werd gehandeld over Psalm 130:4a: Maar bij U is vergeving. In de nabetrachting werd een predicatie gehouden over Psalm 130:4b: opdat Gij gevreesd wordt”.

In de loop van 1938 nemen de gezondheidsklachten weer toe, zodat ds. Barth regelmatig elders verblijft. Op de kerkenraadsvergadering van 29 augustus die geleid wordt door ouderling Sterk, wordt uitvoerig over deze materie gesproken naar aanleiding van een brief die ds. Barth geschreven heeft dat hij zijn dienstwerk niet langer kan waarnemen. De 2e voorzitter heeft in verband hiermee zelfs ds. Kersten geconsulteerd, die de kerkenraad de raad gegeven heeft haar predikant voor dit moment van de verplichtingen van zijn beroepsbrief te ontslaan. “Alle broeders drukken hun leedwezen uit dat onze leraar niet langer op deze wijze aan doorgaan, doch zij zijn ervan overtuigd dat zijn krachten zodanig afnemen dat ds. Barth dringend verlichting van zijn arbeid moet hebben“. Vanaf donderdag 22 september 1938 worden de catechisaties waargenomen door de heer A. van Bochove, hoofdonderwijzer en docent aan de Theologische School te Rotterdam.

De predikant is wel in staat om op de jaarlijkse dankdag op 9 november driemaal voor te gaan. Maar kort daarna lezen we in De Kroniek over anderen die de preekbeurten waarnemen terwijl ds. Barth in Zeeland verblijft: “Zondag 20 november trad voor de gemeente op de Eerw. Heer T. Dorresteijn, student te Rotterdam. Met veel vrijmoedigheid mocht hij ’s morgens spreken over Kolossenzen 2:13 en ’s avonds over Jesaja 1:27a. Ds. Barth vertoefde die dag te Waarde. Zondag 4 december was in ons midden ds. A. van Stuijvenberg te Benthuizen. ’s Morgens sprak Z. Eerw. over Maleachi 4:2, ’s avonds over Efeze 2:19. Ds. Barth vervulde die dag een vacaturebeurt te Oosterland”.

Emeritaatsaanvraag

Over de Nieuwsjaardag 1939 lezen we: “Zondagmorgen 1 januari 1939 predikte ds. Barth in verband met de eerste dag van het nieuw begonnen jaar over Jesaja 26:8b. Na de dienst werd onze leraar hartelijk toegesproken door ouderling Sterk, die de bekende zegenbede uit Psalm 134 liet zingen”. Daarna moet de predikant weer diverse zondagen verstek laten gaan. Op de kerkenraadsvergadering van 10 maart dient een schrijven van ds. Barth waarin hij meedeelt per 1 mei 1939 zijn emeritaat aan te zullen vragen, mede op advies van zijn arts. Nog tijdens deze vergadering komt het bericht van de predikant dat hij zijn beoogde aanvraag voorlopig intrekt. Het geeft wel aan hoe wankel zijn gezondheidssituatie is.

In de maand maart van dat jaar kan hij wel het Heilig Avondmaal bedienen en biddag houden:

“Zondag 12 maart 1939 werd voorbereiding voor het H. Avondmaal gehouden. Ds. Barth sprak over Johannes 19:25 t/m 27. Woensdag 15 maart hield ds. Barth de jaarlijkse biddag. ’s Morgens was de tekst I Koningen 17:2 t/m 4 en ’s middags I Petrus 4:7b, terwijl onze leraar ’s avonds sprak over Mattheus 14:24 en 25. Zondag 19 maart 1939 werd het H. Avondmaal in ons midden bediend. Ds. Barth sprak ’s morgens over I Korinthe 5:7b: Want ook ons Pascha is voor ons geslacht, namelijk Christus. De dankzegging ’s avonds werd gehouden aan de hand van Galaten 2:20”

In de zomer van 1939 wordt opnieuw het Heilig Avondmaal bediend: “Zondag 9 juli 1939 werd voorbereiding voor het H. Avondmaal gehouden naar aanleiding van Zacharia 13:7 laatste gedeelte. Zondag 16 juli werd het H. Avondmaal bediend. De tekstwoorden waren Jesaja 55:2b: Laat uw ziel in vettigheid zich verlustigen. In de avonddienst hield ds. Barth een nabetrachting aan de hand van Johannes 6:5b”.

In het najaar van 1939 gaat het weer mis en moet de predikant regelmatig verzuimen. Het leidt uiteindelijk tot een zwaarwegende beslissing. We citeren uit De Kroniek: “Woensdag 15 november 1939 werd de jaarlijkse dankdag gehouden. Daar ds. Barth te zwak was om zijn diensten te verrichten, had hij de Heer Van de Woestijne, student te Rotterdam, verzocht die dag bij ons voor te gaan. De Heer Van de Woestijne sprak ’s morgens over Micha 6:3, ’s middags over Exodus 3:2 en ’s avonds over Genesis 19:14 t/m 16. Zondag 19 november hield ds. Barth, ofschoon zeer zwak, een korte predicatie over 2 Korinthe 5:1 en 2. In deze dienst werden ouderling Sterk en de diakenen De Weerd en Nieuwland bevestigd. ’s Avonds moest door ouderling Prince een predicatie worden gelezen. Zaterdag 2 december 1939 wordt een kerkenraadsvergadering gehouden waarin een zeer gewichtige beslissing moest worden genomen. Ds. Barth deelt namelijk schriftelijk mee dat hij op de eerstvolgende classis zijn emeritaat wegens voortdurende lichaamszwakte moet aanvragen. De kerkenraad besluit, met diep leedwezen, daarin te bewilligen. Moge de Heere Zich in deze weg over Zijn knecht en ook over onze gemeente ontfermen”. Hetgeen lang werd gevreesd, wordt nu werkelijkheid. Ds. Barth is 68 jaar als deze beslissing valt.

Afscheid

Over de laatste zondagen van 1939 lezen we: “Zondag 17 december was onze leraar te Benthuizen, terwijl ds. A. van Stuijvenberg van Benthuizen hier de dienst van ds. Barth waarnam. Ds. Van Stuijvenberg sprak ’s morgens over Micha 5:1 en ’s avonds over Jacobus 2:23b: En hij is een vriend Gods genaamd geweest. Zowel op zondag 24 december als op de daarop volgende Eerste Kerstdag mocht onze leraar weer met blijmoedigheid en met vurigheid van geest het Evangelie verkondigen. Ook op de laatste dag van het jaar, zondag 31 december 1939, mocht ds. Barth weer tweemaal voor de gemeente voorgaan. Als grondslag voor de Oudejaarsavond predicatie was genomen Psalm 90:1”.

We lezen verder: “Op de eerste dag van het nieuw begonnen jaar 1940 sprak ds. Barth over Psalm 73:24a: Gij zult mij leiden door Uw raad. Na de dienst sprak ouderling Sterk namens kerkenraad en gemeente enige hartelijke woorden tot onze leraar. Deze toespraak werd beëindigd met het zingen van de bekende zegenbede uit Psalm 134:3”.

Op de classicale vergadering van 4 januari 1940, onder leiding van ds. Kersten en waar ook ds. Lamain aanwezig is, wordt aan ds. Barth met ingang van 1 februari 1940 eervol emeritaat verleend. Ds. Barth voelt zich niet meer in staat de resterende tijd de weekdiensten in de gemeente waar te nemen. De kerkenraad besluit om verschillende predikanten uit te nodigen om in weekdiensten voor te gaan. Voor de jaarlijkse biddag op 27 februari wordt ds. Kersten verzocht. Met Goede Vrijdag en Pasen gaat ds. Barth wel voor. “Zondag 31 maart was het de laatste rustdag dat onze leraar voor de gemeente voorging. ’s Morgens preekte hij over I Kor. 15:33 t/m 37, terwijl ’s avonds Zondag 24 van de Catechismus werd verhandeld”.

Over de afscheidsdienst lezen we: “Donderdag 4 april 1940 sprak ds. Barth een afscheidswoord tot de gemeente over Jesaja 26:4. Een talrijke schare was aanwezig, alsook ds. Kersten, ds. Van Stuijvenberg en de studenten Van de Woestijne en Bel. Na de dienst werd de scheidende leraar toegesproken door ds. Kersten als vriend, door ds. Van Stuijvenberg uit naam van de classis en van de door ambtsbezigheden verhinderde consulent ds. Lamain, en tenslotte door ouderling Sterk namens de kerkenraad. Ds. Barth hoop zich in de loop van deze maand te Nieuwerkerk in Zeeland te vestigen”. Daarmee is na nog geen vijf jaar een einde gekomen aan de ambtsperiode van ds. Barth in Dordrecht. De gemeente is in die tijd gegroeid tot ca. 450 leden.

Thuisgehaald

Nog een enkele maal gaat ds. Barth in een weekdienst in de kerk aan het Kasperspad voor. Op woensdag 24 april 1940 preekt hij over Romeinen 5:2b. Ruim een jaar later, op 23 juli 1941, spreekt hij over Psalm 116:15: Kostelijk is in de ogen des HEEREN de dood Zijner gunstgenoten. Opmerkelijk genoeg is dit zijn laatste preek in de Dordtse gemeente. Op 28 oktober 1942 komt het levenseinde van de beminde oud-leraar van Dordrecht. We lezen daarover in De Kroniek: “Hij was op reis van Zeeland naar Katwijk aan Zee, waar hij ’s avonds hoopte voor te gaan. Op het station Feyenoord (Rotterdam) zakte hij, nadat hij een spoorkaartje gekocht had, plotseling ineen en was niet meer. Ingevolge zijn meermalen geuite verlangen werd hij te Dordrecht begraven. De begrafenis vond op zaterdag 30 oktober 1942 plaats. Te 12 uur op de middag werd een samenkomst in ons kerkgebouw gehouden. Ds. Kersten sprak daarbij over 2 Timotheüs 4:7 en 8, over welke tekstwoorden ds. Barth jl. zondag nog had gepreekt. Deze plechtigheid werd door vele leraars en afgevaardigden en talrijke belangstellenden bijgewoond. Ook op de begraafplaats, waar ds. Van de Woestijne en ds. Lamain het woord voerden, waren honderden personen tegenwoordig. Mocht de Heere, Die één van Zijn bekwaamste dienaren thuis haalde, weer nieuwe arbeiders uitzenden en alzo de ledige plaats vervullen”.

De grafsteen van ds. Barth en van zijn weduwe, Adriana Smouter, op de Dordtse begraafplaats “De Essenhof”, die onderhouden wordt door de plaatselijke Gereformeerde Gemeente, is tot op de dag van vandaag een stille getuige van deze rechtvaardige wiens gedachtenis ook nu nog tot zegening is.

Dit artikel werd u aangeboden door: Oude Paden

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 december 2011

Oude Paden | 64 Pagina's

De Dordtse periode van ds. J.D. Barth (1935-1940)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 december 2011

Oude Paden | 64 Pagina's