Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een Gereformeerde Gemeente in Duitsland

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een Gereformeerde Gemeente in Duitsland

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

Toen Duitsland in 1870 één land geworden was, groeide het in hoog tempo uit tot één van de meest geïndustrialiseerde landen van de wereld. Het belangrijkste industriegebied was het Ruhrgebied. Ook tal van Nederlanders vonden daar werk. Ze stichtten er hun eigen kerkelijke gemeenten. De enige Gereformeerde Gemeente die in Duitsland ontstond, was echter slechts een kortstondig bestaan beschoren.

A. van Geenhuizen (1848-1923) was ouderling in deze gemeente.
Hij was Arnhemmer van geboorte en smid van beroep. In augustus 1899 emigreerde hij met zijn vrouw en de twee jongste kinderen (Jannigje en Jacob) van Veenendaal naar Duisburg. Volgens overlevering was hij werkzaam in de metaalindustrie.
Zijn vrouw had al een bewogen leven achter de rug. Als zesjarig kind had ze de watersnood van 1855 overleefd. Dooiwater uit Duitsland steeg tot grote hoogte toen Rijn en Waal verstopt raakten door massa’s kruiend ijs. In de nacht van 5 op 6 maart bereikte de Rijn een peil van bijna 7 meter boven NAP. In de Gelderse Vallei luidden die nacht de klokken en klonken kanonschoten om de bevolking te waarschuwen.

Rond één uur ’s nachts kwam de ijsmassa in de Rijn plotseling in beweging. De druk op de dijken werd hierdoor te groot. In de Grebbedijk ontstond een 150 meter breed gat. Het water stroomde de vallei in. Ook de Betuwe, het Land van Maas en Waal en een deel van Noord- Brabant werden getroffen. Er kwamen inwoners om, en een groot aantal huizen werd verwoest. „Wie durft den stouten blik in zoo veel jammeren dringen?” schreef dichter Hendrik Tollens toen hij naar de gevolgen van de dijkdoorbraak bij Dreumel was gaan kijken.
De Gelderse Vallei kwam van Wageningen tot Amersfoort onder water te staan. Toen in Veenendaal de noodklok luidde, konden vele inwoners nog vluchten. Het aantal slachtoffers bleef dan ook beperkt. Op sommige plaatsen stond het water meer dan twee meter hoog.
Koning Willem III bezocht de rampgebieden. In Veenendaal doneerde hij duizend gulden.
Er kwam een landelijke inzamelingsactie op gang.
Het gezin Van Wijk voer op 8 maart in Veenendaal met een boot van de Zandstraat via de Kerkewijk richting het hogergelegen gebied. Ze wilden naar Amerongen. De aanwakkerende wind zorgde echter voor steeds meer golfslag. Uiteindelijk sloeg het vaartuig om. Vijf kinderen en grootvader Cornelis Jansen verdronken. De ouders en twee kinderen wisten zich in boomtoppen te redden. Later werden ze overgebracht naar de kerk op de Markt. Een Amsterdammer bracht tijdens een hulpactie 500 gulden bijeen voor het zwaargetroffen gezin.

Hulp gevraagd
Cornelia behoorde tot de gezinsleden die werden gered. Ze trouwde in 1871 met Anthonie van Geenhuizen. Na de emigratie naar Duisburg werd hij daar ouderling in de Gereformeerde Kerk, die was geïnstitueerd in 1897.
In De Heraut verschenen steeds berichten over de financiële hulp die voor die gemeente werd gevraagd. „Met groote toewijding en zorg hebben onze Kerken in Gelderland, die als genabuurde Kerken daartoe het eerst geroepen waren, de zorg op zich genomen voor de verstrooide leden van onze Kerken in Duitschland,” meldde het blad in 1901.
„Honderden arbeiders, aangelokt door de hooge loonen, gaan jaarlijks den Rijn op en vinden er wel goed brood, maar derven het geestelijke voedsel, dat noodig is voor hun ziel.
Ook al leeren ze genoeg van het platduitsch om zich verstaanbaar te maken tegenover hun meesters, het Hoogduitsch, waarin gepredikt wordt, verstaan de meesten niet. En al verstonden ze het, de prediking in de Unierte Kirche is geen lokspijs voor wie aan de degelijke Nederlandsche prediking gewend is.
Onze kerken hebben daarom goed gedaan met althans op één centraal punt, te Duisburg, een geregelde Bediening des Woords te institueeren. Zoo is er onlangs uit deze arbeiders-kolonie een Gereformeerde Kerk gegroeid, die met raad en hulp wordt bijgestaan door den daartoe aangewezen consulent ds. C.L.F. van Schelven te Wageningen.
Tot dusver vergaderde deze „Kerk in den vreemde” in een turnhalle, een gymnastieklokaal.
Maar behalve dat zulk een lokaal op den duur weinig geschikt is voor een godsdienstoefening, bleken er allerlei practische bezwaren tegen deze inwoning te zijn. Met veel geduld en na langdurige onderhandelingen is het nu den ijverigen consulent gelukt een beter gebouw te krijgen.
Het presbyterium der Evangelische gemeente heeft welwillend een kerk voor den avonddienst en een gemeentehuis voor den morgendienst beschikbaar gesteld. En de vermeerderde opkomst bewees hoezeer dit aan de gemeente ten goede komt. Echter zijn de uitgaven daardoor gestegen, terwijl de inkomsten daalden door de handelscrisis die in Duitschland heerscht en de loonen naar beneden drukt.
Broeder A. Punt, die te Duisburg Am Rhein, Finkenstrasse 8, woont, roept nu de hulp in van de broeders in Nederland, die zeker wel bereid zullen zijn voor deze noodlijdende kerk een gave te offeren.”

Concurrentie
Punt was oefenaar in de gemeente. Nadat hij vertrok, liet de kerkenraad in december 1902 een nieuwe oproep in De Heraut plaatsen. A. van Geenhuizen ondertekende die als voorzitter van de kerkenraad. Vrees voor ledenverlies aan de Hervormde Kerk speelde duidelijk een rol: „De raad der Nederduitsche Gereformeerde Kerk te Duisburg c.a. (Rijn-Pruissen) heeft de eer zich tot u te wenden, met het verzoek om steun voor zijne Kerk. (...)
Met al den drang der liefde verzoekt hij u, ook van uwe zijde deze bede om pl. min. f 1200 te willen toestaan; alle kerken voor dezen arbeid op te wekken; en zoo spoedig mogelijk de Kerk van Duisburg c.a. zekerheid te geven, dat zij het werk der beroeping ernstig kan ter hand nemen. Temeer daar van de zijde der Nederlandsche Hervormde Kerk met alle kracht te Duisburg gewerkt wordt, sedert de Gereformeerde Kerk haren trouwen en ijverigen oefenaar, broeder A. Punt, heeft moeten afstaan voor eenen anderen arbeid in Nederland.” In 1904 werd zowel in Duisburg als in Ruhrort een Hervormde gemeente gesticht.

Geld nodig voor predikant
In 1902 was in Ruhrort een Gereformeerde Kerk geïnstitueerd (die in 1931 met die in Duisburg zou samengaan). En er waren nog meer plaatsen waar Nederlandse gereformeerden bijeenkwamen. In de Geldersche Kerkbode beschreef ds. Van Schelven zijn „eerste optreden te Essen, de stad van den kanonnenkoning Krupp, die in een halve eeuw in zielental vertiendubbelde en waar veel Hollanders werkzaam zijn.” Verder was er in Homberg een gemeente van zo’n veertig personen („boerenknechts, slechts één pachtboer”) die leesdiensten in een woonkamer hield.
Tijdens een vergadering van de classis Arnhem, begin 1904, deelde ds. Van Schelven mee „gewaarschuwd te zijn voor zekeren v. D., voormalig voorganger eener vrije gemeente, die voorgeeft giften in te zamelen voor de kerk te Duisburg.” Waarschijnlijk betrof het ds. Van Dalen, die later in dit artikel nog zal worden genoemd.
In 1904 bevonden er zich zo’n 60.000 Nederlanders in Rijn-Pruissen. Ze namen hun kerkelijk leven mee. „Hollandse preken hebben meer spieren,” zei een van hen.
In Ruhrort werkte een oefenaar.
Het vacante Duisburg had echter een predikant nodig, die dan ook de andere gemeenten zou bedienen. Om die te kunnen betalen, werd de Nederlandse gemeenten voortdurend om steun gevraagd.
„Elke Kerk verbinde zich tot eene jaarlijksche contributie. De groote en sterke Kerken mogen bedenken dat er ook Kerken zijn, te zwak om aan dit verzoek te kunnen voldoen. Maar ook zoovele particulieren kunnen vaste bijdragen schenken.” Koningin Emma, zelf uit Duitsland afkomstig, had al geld gegeven.
Daarom, schreef de classis Arnhem, „helpt, helpt snel, opdat er spoedig aan de overzijde der grenzen een schoone toekomst glore.”
Pas in 1906 werd vermeld dat „Duisberg am Rhein” het beroepingswerk had aangevat. Achtereenvolgens bedankten kandidaat A. Rolloos (Amsterdam) en de predikanten A.H. op ‘t Holt (Nunspeet), J. Veenstra (Sint Annaparochie), W. den Hengst (Veenendaal), A. Brummelkamp jr. (Vrijhoeve en ’s Grevelduin-Capelle) en opnieuw W. den Hengst. In 1907 werden ds. D.B. Hagenbeek (Fijnaart) en ds. Z. Hoek (Nieuw-Dordrecht) beroepen. Ds. Hoek nam het aan.

Een eigen predikant
Duisburg bleef hulp nodig hebben. B.H. van Geenhuizen, zoon van de ouderling, plaatste namens jongelingsvereniging Obadja een oproep in De Heraut: de jongeheren vroegen boeken voor hun bibliotheek. In 1908 werd tijdens een diaconale conferentie in Zwolle na een vraag van Duisburg genoteerd: „Een Geref. Kerk in ’t Buitenland is zelf hulpbehoevend en wordt vanuit Nederland gesteund. Haar Diaconie is niet bij machte om tijdelijk hulpbehoevenden op voldoende wijze te helpen. Op wat manier moet zij hulp zoeken en waar?”
Deze streekgemeente bestond in die tijd „uit ongeveer 90 complete en plusminus 180 incomplete lidmaten.” Uit de context blijkt dat daarmee belijdende leden en „slechts gedoopte” leden werden bedoeld. Twintig van hen zaten op zangvereniging Hosanna, „dienende om bekendheid met en liefde voor de geestelijke en nationale liederen onder Hollanders in den vreemde te onderhouden en op te wekken.”
Ds. Hoek vertrok in 1911 naar Zevenhoven. In 1912 werd ds. W.B. Renkema uit Renkum zijn opvolger. Hij stond in Duisburg tot hij op 2 januari 1919 overleed, nog geen 60 jaar oud.
Tijdens zijn periode trad een aantal leden uit en vormde een Gereformeerde Gemeente. De motieven laten zich raden; archiefmateriaal uit die periode is in de Gereformeerde Kerk in het Ruhrgebied niet bewaard gebleven.

Gereformeerde Gemeente
Op 4 juni 1913 trad de meerderheid van de Gereformeerde Kerk van Veenendaal met haar predikant, ds. W. den Hengst, uit het kerkverband. De classis Barneveld liet hen op 27 augustus voorlopig toe tot de Gereformeerde Gemeenten. Kort daarna was de aansluiting definitief geregeld. Het is inmiddels een eeuw geleden.
Tijdens de eerste classisvergadering waaraan afgevaardigden van Veenendaal deelnamen, op 28 januari 1914, lag een brief uit Duitsland op tafel. Een groepje leden in Duisburg wilde ds. Den Hengst volgen in zijn overstap naar de Gereformeerde Gemeenten. De classis vroeg de Veenendaalse predikant samen met de ouderlingen A. Baan (Rijssen-Eschkerk) en D. Fikse (Kampen) „derwaarts” te gaan.
Tijdens de volgende vergadering (29 april) bleek dat de aansluiting geregeld was: „De deputaten hebben den toestand te Duisburg alzoo gevonden dat zij geen vrijheid vonden om die vrienden af te wijzen en in hun moeilijke positie te laten zitten: zijn derhalve overgegaan tot het laten verkiezen van kerkeraadsleden, waarvan één dier leden, br. M. de Waard, ter vergadering aanwezig is. Genoemde broeder wordt nu de credentiebrief afgevraagd en verkrijgt zitting in de vergadering, omdat de Gemeente van Duisburg in ons kerkverband is opgenomen.”
Inmiddels was op 26 maart een dienst gehouden waarin minstens vijf kinderen waren gedoopt.

Ledenregister
Notulen zijn niet bewaard gebleven, alleen drie smalle, langwerpige boekjes: twee kasboeken en een overzicht van „Huisgezinnen behoorende tot de Gereformeerde Gemeente te Duisburg, geïnstitueerd den 17 Februari 1914.”
In het ledenregister, opgemaakt in 1915 of 1916, staan zeven echtparen, een alleenstaande volwassene en 24 kinderen vermeld; in totaal 39 personen.
Als eerste staan Anthonie van Geenhuizen en zijn vrouw genoteerd. Ouderling Van Geenhuizen was bij de instituering 65 jaar. Zijn zoons Jan en Cornelis en dochter Jannigje behoorden met hun gezin eveneens tot de gemeente.
Jannigje was in 1909 met Willem Bremer (1887-1961) getrouwd.
Die werkte in de metaalindustrie. Ongeveer een jaar na zijn huwelijk kreeg hij daar een staalsplinter in zijn oog. Daarom moest het worden vervangen door een glazen prothese.
Naast Van Geenhuizen sr. was ook M. de Waard kerkenraadslid. Meijert de Waard (1874-1957) en zijn vrouw Grietje Bremer (1876-1948) kwamen van het eiland Texel. Grietje was een zus van Van Geenhuizens schoonzoon Willem Bremer.
Namen in het Duisburgse ledenregister die aan de Gelderse Vallei doen denken, zijn niet alleen die van het gezin Van Geenhuizen: ook de alleenstaande Hendrik Gaasbeek (1867) en het echtpaar Jan de Kleuver (1874-1960) en Aartje Middelhoven (1870; ze waren in 1907 in Ede getrouwd) werden vermeld.
Dirk Jan Groenhuizen (1874-1944) en zijn gezin behoorden eveneens tot de gemeente. Zij kwamen uit Hilversum.
In 1914 was ouderling A. van Geenhuizen voorzitter en ook M. de Waard tekende de kasboeken. Waarschijnlijk was hij diaken.
Naast A. van Geenhuizen („prezes” en nu waarschijnlijk de enige ambtsdrager) tekende in november 1915 H. Gaasbeek het kasboek van de kerk en J. van Geenhuizen „als aangewezene Visiateur” het boek van de diaconie.

Eerste Wereldoorlog
Toen op 28 juli 1914 de Eerste Wereldoorlog uitbrak, hield Nederland zich angstvallig buiten de strijd. Om die neutrale status te kunnen handhaven, werd het leger gemobiliseerd. Ook Nederlanders die over de grens werkten, kregen een oproep. Als ze naar de kazerne moesten, lieten ze vaak hun gezin vanuit het Ruhrgebied teruggaan naar de familie in Nederland.
Op 29 juli kwam ouderling A. van Geenhuizen naar de classisvergadering in Barneveld, maar eind oktober moest Duisburg verstek laten gaan „van wege de moeilijke reisgelegenheid.”
Op 27 januari 1915 was de Duitse gemeente opnieuw niet vertegenwoordigd, omdat „zij wegens de thans bestaande toestanden deze reis niet konden aanvaarden.” In de brief uit Duisburg werd gemeld dat de oudste ouderling, Van Geenhuizen, vrij ernstig ziek was.
Tijdens de vergadering van 14 april ontbrak Duisburg opnieuw. Ds. Den Hengst stelde voor deze kleine gemeente tegemoet te komen door als classis de kosten (f 8,80) te betalen van de reispas die ds. Den Hengst nodig had om Duisburg te kunnen bezoeken. Hij zou er de sacramenten gaan bedienen en ook „kerkficitatie” houden. Kort na de vergadering ging de predikant op reis naar Duitsland en op 18 april doopte hij daar Anton Bremer, een kleinzoon van ouderling Van Geenhuizen.
De reis andersom was kennelijk moeilijker: Duisburg was tijdens de volgende classisvergaderingen steeds afwezig. Toen in oktober 1915 een nieuwe verdeling van consulentschappen werd genoteerd, bleef de Duitse gemeente ongenoemd. Die keer werd Duisburg nog als afwezig gemeld; in januari en mei 1916 niet meer, hoewel de gemeente nog wel bestond. Behalve van ds. Den Hengst is van geen enkele voorganger bekend dat hij weleens in de Duitse gemeente heeft gepreekt.

Terug naar Nederland
Tot maart 1916 lag in de Duisburgse gemeente de opbrengst van de collecten voor de kerk nog regelmatig boven de één Mark per dienst. Daarna was het minder, waarschijnlijk doordat sommige leden al naar Nederland waren verhuisd. De gemeenteleden gingen terug naar hun plaats van herkomst: Van Geenhuizen naar Veenendaal, Groenhuizen naar Hilversum, Bremer naar Den Helder, De Waard naar Texel.
Volgens het kasboek was er vanaf 28 mei op sommige zondagen alleen een morgendienst. Dat gebeurde ook op de laatste twee zondagen waarop de gemeente van Duisburg bijeenkwam: 22 en 29 oktober 1916. Ouderling A. van Geenhuizen sloot de kasboeken op 11 november met zijn handtekening af.
„Het Gemeentje is door de thans bestaande toestanden geheel ontbonden,” meldde ds. H. Kieviet (de opvolger van ds. Den Hengst in Veenendaal) tijdens de classisvergadering van 7 januari 1917. Van Geenhuizen zou naar deze vergadering komen om een toelichting te geven en het overgebleven geld over te dragen, „doch genoemde broeder had juist enkele dagen tevoren een kwetsuur aan zijn hand bekomen.”
Eén gezin was nog in Duisburg achtergebleven. Ds. Kieviet wilde dat gezin in Veenendaal als lid inschrijven.

Afrekening
Het Veenendaalse kerkenraadslid G.H. van den Bosch betaalde Van Geenhuizen op 9 april 1917 vergoeding van de laatste onkosten uit. Op 23 mei was de oud-ouderling van Duisburg present toen de classis in Barneveld vergaderde. „Br. v. Geenhuizen haalt de overgeschoten gelden tevoorschijn. Het bedraagt voor de Diaconie 75,89 mark, voor de kerk 70,35 mark.” Die bedragen komen overeen met de eindsaldi in de kasboeken.
De kerkenraad van Veenendaal zou het geld nog drie jaar bewaren. Daarna zou de classis beslissen over de bestemming ervan.
In geval van nood mocht het diaconiegeld echter ook al eerder in Veenendaal worden besteed.
„Voorts wordt de Gemeente van Duisburg ontbonden verklaard. Br. v. Geenhuizen van zijn ambt ontslagen. De voorzitter spreekt de wens uit dat de door genoemde broeder verrichte arbeid tot een rijke zegen moge gesteld worden en wenst hem namens de vergadering het loon van een getrouwe dienstknecht. Gelden en boeken worden in Veenendaal gedeponeerd.”
De gemeente in het Ruhrgebied had dus maar enkele jaren bestaan. De classis heeft zich in 1920 niet meer over het overgebleven geld uitgesproken.

Ds. Van Dalen
In Duisburg was in 1916 een predikant die zich bij de Gereformeerde Gemeenten wilde aansluiten. De kerkenraad van De Lemmer had een brief van de eerdergenoemde ds. Van Dalen ontvangen. Ouderling L. Visser had geantwoord dat hij zich bij de classis diende te vervoegen.
Tegelijk had hij hem alvast maar uitgenodigd in mei te komen preken. „De classis, deze zaak niet vertrouwende, adviseert ouderling Visser zijn uitnodiging in te trekken en deze leraar te verwijzen naar de classis. Hij kan voorlopig bij ds. Kieviet inlichtingen bekomen.”
De volgende maanden kreeg De Lemmer nog meer brieven van ds. Van Dalen, die toch in de Friese gemeente wilde voorgaan.
Ds. H. Kieviet had echter van gemeenteleden in Duisburg inlichtingen ontvangen die „alles behalve gunstig” waren. De classis besloot dan ook niet verder op de verzoeken van de Duitse prediker in te gaan.
In 1919 zocht ds. Van Dalen echter opnieuw toenadering. Ds. Kieviet wees erop dat onderzoek had uitgewezen dat op leer en leven van de Duisburgse voorganger nogal wat aan te merken was.
Of hij doelde op de mededelingen uit 1916 of op een nieuw onderzoek, wordt niet duidelijk.
De classis besloot in elk geval opnieuw om niet op het verzoek van ds. Van Dalen in te gaan.

Nieuwe bestemming
De geremigreerde gemeenteleden zullen een nieuw kerkelijk onderdak hebben gezocht. De meesten kwamen op plaatsen terecht waar nog geen Gereformeerde Gemeente bestond. De familie D.J. Groenhuizen was naar Hilversum teruggekeerd.
Daar werd kort daarna een tweeling geboren, van wie één kind nog diezelfde dag overleed.
Het voormalige kerkenraadslid M. de Waard vestigde zich weer op Texel. Net als zijn vrouw en enkele kinderen ligt hij daar begraven in De Cocksdorp. Een van de dochters overleed in 1963 op Vlieland.
De gemeenteleden zochten in hun vaderland ook een nieuwe werkkring. Willem Bremer keerde eind november 1916 naar Den Helder terug, waar hij met zijn gezin tijdelijk bij zijn moeder introk. Een week later ging hij aan de slag op Rijkswerf Willemsoord, waar hij in dienst bleef tot 1 januari 1946.
De inwoning bij zijn moeder duurde maar anderhalve maand; toen kon hij een eigen huis aan de Westgracht betrekken. Daar kwamen zijn schoonouders, oud-ouderling Van Geenhuizen en zijn vrouw, eind april 1919 bij hen inwonen. Uit die periode is de anekdote bekend dat Van Geenhuizen zijn vrouw, die inmiddels blind was, meenam naar het strand. Toen hij daar enkele badgasten waarnam, zei hij tegen zijn vrouw: „Het is maar goed dat je niet ziet wat hier rondloopt.”
In 1921 vestigden Van Geenhuizen en zijn vrouw zich in (Gelders) Veenendaal (gemeente Ede), waar ze na enkele jaren zijn overleden. Ze werden begraven in wat toen het Stichtse Veenendaal (in de provincie Utrecht) werd genoemd, op de begraafplaats aan de toenmalige Achterkerkstraat.
Een deel van hun nageslacht was in de Gereformeerde Gemeente van Veenendaal terechtgekomen. Hun zoon Jan werd daar ouderling. Jans drie dochters, die ook tot de gemeente in Duisburg hadden behoord, trouwden met de broers Cornelis, Jan en Barend Versteeg, van wie eerstgenoemde diaken en laatstgenoemde ouderling was.
Tijdens hun ambtsperiode sloot het merendeel van de Gereformeerde Gemeente in Veenendaal zich met ds. R. Kok aan bij de Christelijke Gereformeerde Kerken.

Dit artikel werd u aangeboden door: Oude Paden

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 september 2014

Oude Paden | 48 Pagina's

Een Gereformeerde Gemeente in Duitsland

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 september 2014

Oude Paden | 48 Pagina's