Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De gereformeerde haat-liefdeverhouding tot de IKON

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De gereformeerde haat-liefdeverhouding tot de IKON

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het IKOR als 'Doorbraak'-product
Bij de oprichting in 1946 van een van de rechtsvoorgangers van de Ikon, het IKOR (het Interkerkelijk Overleg inzake Radioaangelegenheden) hadden de gereformeerden niet veel op met dit nieuwe instituut. Ze hadden hun eigen ncrv. Het idee tot oprichting van het ikor kwam uit de koker van de toenmalige PvdA-minister van onderwijs, de theoloog prof. G. van der Leeuw, en paste precies in de ‘Doorbraak’- ideologie van die tijd: een kerk die zich rechtstreeks tot de samenleving richt zonder de tussenkomst van christelijke organisaties. Die benadering paste niet in het gereformeerde (Kuyperiaanse) model waarin de kerk voor de vertaling van haar boodschap ook sterk op maatschappelijke organisaties rekende. Tussen het ikor en de ncrv boterde het dan ook lange tijd niet zo goed. De een vond de ander overbodig. Bovendien zagen de gereformeerden het ikor als een hervormde PvdA-club. Pas in 1976 bij de fusie tussen het ikor en het Convent van Kerken sloten de gereformeerden zich bij de nieuwe omroep ikon (Interkerkelijke Omroep Nederland) aan. Ze waren vanaf de oprichting in 19 57 lid van het Convent van Kerken en gingen nu met de fusie mee.

De IKON-doelstelling
Ook als nieuwe omroep bleef de ikon de ‘Doorbraak’-lijn van het ikor trouw. Men richtte zich bewust niet uitsluitend op zijn eigen kerkelijke achterban, maar tot heel het Nederlandse volk. Daarbij koos men in de loop der jaren steeds nadrukkelijker voor een impliciete methode van present stellen van het Evangelie. De talkshows die de ikon als eerste met Wim Neijman op de Nederlandse televisie bracht en de prachtige eenacters die onder regie van grote namen als Peter Oosthoek en Dirk Tanghe met topacteurs werden opgevoerd, werden geacht impliciet de grote, bijbelse thema’s aan de orde te stellen. Alleen via de communiqué’s van de eigen persdienst werd enige uitleg gegeven.
Over de vraag of dit genoeg was, werden binnen de eigen televisiecommissie, waarvan enkele bestuursleden en externe adviseurs deel uitmaakten, intensieve discussies gevoerd met de directeur televisie Wim Koole en de programmamaakster Mary Michon.1 Veelvuldig werden er ook ter gereformeerde synode bij de periodieke rapportages vragen over gesteld. Ik herinner me dat die vragen meestal drie issues betroffen: de te geringe gerichtheid op de eigen kerkelijke achterban, de te impliciete presentstelling van het Evangelie en het te links of te vrijzinnig karakter van de programma’s. De eerste twee punten hadden direct te maken met de ‘Doorbraak’-lijn van de ikon. De gereformeerden wilden daar ook in de jaren tachtig en negentig nog steeds niet aan. De meerderheid van de synode beschouwde de ikon primair als een spreekbuis van de kerken die zich daarom ook primair met expliciet kerkelijke of christelijke zaken moest bezighouden.

Kwesties
Het hoogst liepen de discussies meestal op bij het derde issue: het te links of te vrijzinnig karakter van de Ikon. Op dit terrein heb ik me in de jaren negentig als voorzitter van het iKON-deputaatschap met twee kwesties nadrukkelijk ingelaten: de kwestie Stolp en de kwestie in 1992 rondom het al of niet uitzenden van de film The Last Temptation o f Christ (1988) van Martin Scorsese. Naar het oordeel van veel synodeleden had iKON-radiopastor Hans Stolp zich te veel op het terrein van de esoterie begeven. De kwestie kon ter synode gesust worden door een lang betoog te houden waarvan de strekking was dat er wellicht meer tussen hemel en aarde was dan wij konden bevroeden. Dat vonden de meeste synodeleden uiteindelijk ook.
De tweede kwestie werd spannender. Vanuit evangelische hoek werd een gerichte handtekeningenactie tegen uitzending gevoerd omdat men de film een te menselijke beeld van Jezus (ten koste van zijn goddelijkheid) vond schetsen. De film was gebaseerd op de roman Christus wordt weer gekruisigd van de Griekse schrijver Nikos Kazantzakis, een boek dat in de jaren vijftig in Nederland in vijf jaar (1952-1957) elf drukken beleefde. De film behoort thans tot een van de classics op het gebied van de Jezusfilms. Het dagblad Trouw kon bijna dagelijks melden dat er weer een paar duizend tegenstemmers waren bijgekomen. De iKON-directie bleef lang aarzelen en kwam uiteindelijk met een halfslachtig besluit tot uitstel. Daar was niemand blij mee. Van uitstel kwam overigens geen afstel. Enige jaren later is de betreffende film zonder veel commotie uitgezonden. De discussie over deze film bracht ook binnen de ikon het nodige teweeg. Zo werd in 1995 besloten de vijfdelige televisieserie ‘In het teken van het hout’ uit te zenden waarin jonge creatieve theologen als Age Kramer, Chris Doude van Troostwijk en Ida Overdijk als presentatoren de kans kregen hun licht te laten schijnen over oude en nieuwe Jezusbeelden. De serie die begeleid werd met een mooie boekpublicatie1 was menig synodelid - zo bleek dat jaar uit de waarderende woorden bij de ikonrapportage - niet ontgaan.

De geldkraan
Wanneer de discussies ter synode hoog opliepen, werd vroeg of laat altijd de geldkwestie aan de orde gesteld. Laten we de geldkraan dichtdraaien, stelde dan menig synodelid voor. Mijn voorganger als deputaatschapsvoorzitter, prof. I.A. Diepenhorst, was er een meester in dergelijke kritiek te pareren. Meestal vroeg hij dan de betreffende vragensteller rechtstreeks: “Weet u hoeveel de Gereformeerde Kerken aan de ikon meebetalen?” Als dan de vragensteller het antwoord schuldig moest blijven, riep hij triomfantelijk uit: “Natuurlijk weet u dat niet. Want het antwoord is: Geen cent!” Omstandig legde hij vervolgens dan in lange volzinnen uit, dat de ikon voor honderd procent door de overheid gefinancierd werd en dat de overheid dus jaarlijks bereid was vele miljoenen aan deze vorm van christelijke presentie te spenderen. Zijn betoog liep dan meestal uit op de vraag: “Wat wilt u? Beter niks dan de ikon? Of beter de ikon dan niks?” Uiteraard vonden de iKON-medewerkers dat niet de meest hoogdravende verdediging van hun beroepsmatige inzet, maar de ikon kwam er altijd wel goed mee weg.

Tweesporenbeleid
Als deputaten voerden we in die tijd (de jaren negentig) vaak een tweesporenbeleid. Enerzijds dachten we intensief mee over de invulling van een zinvolle christelijke presentie op radio en tv. Anderzijds wisten we ook dat binnen de ikon niet iedereen de noodzaak van die presentie zo sterk beleefde. De ikon had zowel op het terrein van de radio als op dat van de televisie een reputatie van grote professionaliteit opgebouwd en een aantal medewerkers vond dat als nastrevenswaardig ideaal wel voldoende. Dat bleek pijnlijk toen zich op 17 maart 1982 de moord op vier iKON-journalisten in El Salvador voltrok. Ze werden door het Salvadoriaanse leger in een hinderlaag gelokt toen ze contact zochten met de bevrijdingsbeweging. Al snel werd duidelijk dat het een doelgerichte actie van het leger betrof om westerse journalisten af te schrikken. Uit de persverslagen achteraf over de motivatie van de iKON-journalisten drong zich een zeer gevarieerd beeld op. Een beeld dat zich lang niet altijd naadloos in de expliciet christelijke iKON-doelstelling liet passen. Overigens heeft heel lang het effect van deze moord binnen de ikon nog nageijld. Het stimuleerde de onderlinge saamhorigheid en deed het besef groeien samen ergens voor te staan. Ter synode verstomde enige jaren de discussie over het linkse karakter van de ikon. Of dat voortkwam uit louter piëteit voor de slachtoffers of ook uit toegenomen respect voor hun keuzes laat ik graag in het midden.
Diezelfde spanning tussen officieel doel en interne motivatie kwam ook tot uitdrukking bij de vele discussies binnen het bestuur over het ikonpastoraat. Het pastoraat werd gefinancierd vanuit speciale vluchten van ‘De Wilde Ganzen’ . Op een gegeven moment kwam de vraag op naar meer speciale vluchten van ‘De Wilde Ganzen’ in verband met de noodzaak een tweede pastor te benoemen. Het werk groeide de bestaande pastor boven het hoofd. Het is echter in mijn tijd als bestuurslid nooit gelukt de beheerder van ‘De Wilde Ganzen’- financiën van het belang van een dergelijke uitbreiding te overtuigen. Hij besteedde het geld liever aan sociale dan aan pastorale projecten.

Haat-liefde verhouding
In de jaren negentig was de positie van de ikon eigenlijk nooit onomstreden, niet van de zijde van de kerken, maar ook niet van de zijde van de overheid. De positie van de zogenaamde ‘kleine omroepen’ stond politiek continu ter discussie. De toenmalige directeur algemene zaken, dr. R.L. Haan, heeft heel wat zeilen bij moeten zetten om de vele bedreigingen het hoofd te bieden. Opvallenderwijs werd hij daarbij altijd con amore door de deelnemende kerken en met te vergeten de Raad van Kerken in Nederland gesteund. De kerken hebben nooit hun handen van de ikon afgetrokken.
Met de naam van Roelf Haan is een van de vele gereformeerden genoemd die nauw met de ikon verbonden zijn geweest. Dat begon al met de gereformeerde predikant en latere hoogleraar, dr. G.N. Lammens, die als directeur van het Convent van Kerken nauw bij de fusie met het ikor betrokken was. Hij stimuleerde sterk de theoretische reflectie op de rol van de kerken in de massamedia.3 Daarnaast kunnen ook de namen van drs. Jan Greven, de eerste iKON-directeur algemene zaken, en dr. Sijbolt Noorda, de voorzitter in de jaren negentig, worden genoemd. Hun inzet en die van veel gereformeerde ikonpersoneelsleden (Mary Michon en Jakobine Geel zijn daarvan het bekendst geworden) legde een typisch gereformeerd karaktertrekje bloot. Als gereformeerden zich uiteindelijk met een zaak inlaten, ook als die ideologisch hun hart eigenlijk niet heeft, dan doen ze dat voor de volle honderd procent. Naast de ‘haat’ (zie boven) was er toch altijd ook sprake van veel liefde en trots op de ikon (zeker wanneer er weer eens prestigieuze mediaprijzen werden gewonnen). Gereformeerde plaatselijke kerken stonden ook altijd te dringen om hun kerkdiensten op zondagmorgen bij de ikon uitgezonden te krijgen. De jaarlijkse iKON-kerstnachtdienst mocht zich op een grote populariteit verheugen. Kortom, de gereformeerden hebben weliswaar de ikon altijd min of meer een koekoeksei gevonden dat ongevraagd in hun nest was neergelegd, maar ze hebben het, eenmaal in hun nest aangetroffen, liefderijk verzorgd en zich nadien over zijn hoge vlucht verheugd.4

Over de auteur
Dr. M.E. Brinkman was vanaf 1985 tot 1997 lid van het iKON-deputaatschap van de gkn. Vanaf 1988 was hij voorzitter van het deputaatschap, lid van het iKON-bestuur en lid van de iKON-televisiecommissie.


Noten

1. Veel van die discussies vonden hun weerslag in Wim Koole’s dissertatie, De troost van televisie. Ervaringen van kijkers en makers (Kampen 1993). Mijn eigen bijdrage is min of meer samengevat in: M.E. Brinkman, ‘Televisie en kerk - enige kanttekeningen’, in: H. Noordegraaf, Netwerken van toewijding en verantwoordelijkheid. Kerken op zoek naar nieuwe vormen van engagement (Driebergen 1997), blz. 47-50.

2. Zie het boek dat verslag doet van het ontstaan van deze serie, Mary Michon (red.), In het teken van het hout. Beelden van Jezus in de maak (Baarn 1996).

3. Zie G.N. Lammens, Liturgie en massamedia (Kampen 1973) en de evaluatie daarvan tien jaar later door W.J. Koole, ‘Liturgie en massamedia - tien jaar later’ in: J. Firet e.a. (red.), ‘Houdt dan de lofzang gaande...’ Opstellen over kerk en eredienst aangeboden aan prof.dr. G.N. Lammens ter gelegenheid van zijn zestigste verjaardag (Kampen 1983), blz. 217-224.

4. Het archief van de ikon is bij het Historisch Documentatie Centrum (hdc) van de vu ondergebracht. Daar zijn bijvoorbeeld ook de vele, verontruste brieven te vinden die gereformeerde kerkenraden in de loop der jaren aan de ikon schreven. De jaarrapporten van het gereformeerde iKON-deputaatschap zijn hier soms ook te vinden. Die rapporten en de commentaren daarop van de betreffende synodecommissies en de verslagen van de synodale besprekingen zijn te raadplegen in de archieven van de generale synode van de Gereformeerde Kerken in Nederland in Het Utrechts Archief in Utrecht (toegangen nr. 55 (1836-1980) en 1440 (1980-2004).

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 december 2014

Historisch Tijdschrift GKN | 72 Pagina's

De gereformeerde haat-liefdeverhouding tot de IKON

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 december 2014

Historisch Tijdschrift GKN | 72 Pagina's