De kerkhervoming

De 31e oktober zijn wij gewoon de Kerkhervorming te herdenken. Dan weerklinkt in heel Gods kerk liet Lutherlied (Gezang 96):

Een vaste Burcht is onze God, Een toevlucht voor de Zijnen! Al drukt het leed, al dreigt het lot, Hij doet Zijn hulp verschijnen! De vijand rukt vast aan Met opgestoken vaan; Hij draagt zijn rusting nog Van gruwel en bedrog, Maar zal als kaf verdwijnen!

Of wij zingen: „Houdt Christus Zijne kerk in stand, zo mag de hel vrij woeden" (Gez. 101). Zelfs het Evangelisatie- orgel op straat speelt de schone melodie, en onwillekeurig neuriën wij het na op de weg of dn huis. Maar weet gij eigenlijk wel, wat de Kerkhervorming is, en wat ons van de roomse kerk wezenlijk onderscheidt? Gij vindt het in het hierboven afgedrukte woord uit Romeinen 3. Zietdaar, het eeuwig Evangelie, door Rome vergeten en verworpen, door God weer aan het licht gobraeht, sinds 31 oktober 1517, toen Luther zijn stellingen aansloeg aan de poort der slotkerk tc Wittenberg. „Om niet gerechtvaardigd!"

Leeft de vraag al in uw hart: „Hoe word ik, hoe ben ik rechtvaardig voor God?" (Cat. vr. 60). Als de Alwetende uw hart doorzoekt, zal Hij dan tevreden over u zijn en u vrijspreken, u rechtvaardig verklaren? O, als ge uzelf maar een weinig kent, antwoordt ge: „neen, God kan niet tevreden over mij zijn". En ge stemt in met wat Paulus zegt: „Wij hebben allen gezondigd en derven de heerlijkheid Gods". „Loon derven" is vreselijk.

Maar veel vreselijker is het, dat wij de heerlijkheid Gods derven, Wij zijn niet, die we zijn moeten. We derven, we missen de heiligheid, die God van ons eist en waartoe Hij ons schiep naar Zijn beeld. ALs ge daarover bedroefd en beangst wordt, dan gaat ge hongeren en dorsten naar zulk een gerechtigheid, waarmede God tevreden is.

Maar hoe ge ook uw best doet, gij hebt geen gerechtigheid. En ge moet toch gerechtigheid voor God hebben. Anders moet God u veroordelen en van Zijn aangezicht u verstoten. En ge kunt het buiten Gods gunst en liefde en gemeenschap toch niet meer stellen. Hoe heeft Luther daarover in doodsnood gezeten, toen hij in het klooster God zocht! Daar komt Gods blijde boodschap, Gods Evangelie: „Geloof in de Heere Jezus Christus, en Ik verklaar u rechtvaardig".

Hoe kan dat? Hoe kan God mij rechtvaardig verklaren, terwijl ik toch onrechtvaardig, onheilig ben? Ik heb Gods oordeel verdiend, en maak elke dag de schuld groter! Ja, maar de blijde boodschap is juist, dat God u „om niet", dat wil zeggen: geheel zonder verdienste, geheel zonder betaling vrijspreekt. „Wij worden om niet gerechtvaardigd, uit genade alleen!" Maar hoe kan de heilige God, als ik geen gerechtighei heb, mij tóch rechtvaardig verklaren en vrijspreken? Moet God dan de zonde niet straffen en gerechtigheid eisen?

Ja, dat moet Hij, en dat eist Hij. Maar hoort, hoe Hij het doet! „Door de verlossing, die in Christus Jezus is". God heeft uw en mijn zonde gestraft aan Jezus, Die onze zonde droeg, ja, Die „zonde voor ons werd gemaakt''. De zonde is gestraft op Golgotha! En de gerechtigheid, dio God eist, is er ook. Want Jezus heeft in volkomen heiligheid en gehoorzaamheid Gods wil volbracht. Zietdaar: gerechtigheid, onkreukbare, volkomen gerechtigheid; de gerechtigheid van Christus, waar niets op aan te merken is. Ja maar, daarmede heb ik nog geen gerechtigheid. Hoe word ik rechtvaardig voor God? Hoor het Evangelie: God schenkt u om niet de volkomen gerechtigheid van Christus, alsof het uw eigen gerechtigheid was.

Gelooft ge het niet? Dan blijft ge wat ge zijt: zondig en onheilig voor God. Maar gelooft ge het, dan hebt ge het. Dan hebt ge Christus en Zijn gerechtigheid, en ge zingt mede: „Om niet gerechtvaardigd!" „Al klaagt mijn geweten mij aan, dat ik tegen al de geboden Gods zwaar gezondigd heb en er geen van gehouden heb, en nog steeds tot alle boosheid geneigd ben, — nochtans schenkt God mij, zonder enige verdienste mijnerzijds, uit louter genade, de volkomen genoegdocning, gerechtigheid en heiligheid van Christus, en rekent mij die toe, alsof ik nooit zonde gehad noch gedaan had, ja alsof ik al de gehoorzaamheid volbracht had, die Christus voor mij volbracht heeft, — voorzover ik deze weldaad met een gelovig hart aanneem" (antw. 60 van de Catechismus). Leer het uit uw hoofd. En smeek God, dat Hij het in uw hart schrijft, zodat gij des daags en des nachts, ja in nood en dood er u in verblijden kunt.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen