Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Christelijke Europa-Politiek en haar kenmerken

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Christelijke Europa-Politiek en haar kenmerken

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

De christelijke politieke taak in Nederland is welhaast afgerond. De wereld, in de eerste plaats Europa, wacht nu. Samen met de roomskatholieken zullen wij daar ons christelijke politieke woord moeten spreken en van onze daden doen horen. Aldus het parool, dat tegenwoordig door sommige leidende figuren1) in de protestantse politieke partijen wordt uitgegeven.
Nu zou reeds over dat „afronden" van de christelijke politieke taak in Nederland veel te zeggen zijn. Wie overtuigt is dat in deze bedeling de strijd tegen zonde en onrecht in het persoonlijke en in het gemeenschapsleven, nooit mag aflaten omdat zij steeds weer — zij het in andere vormen — zich zullen presenteren, zal dat spreken over het „afronden" van de christelijke taak ten aanzien van de binnenlandse politiek bevreemden. Wie inziet dat onze samenleving zich voortdurend ontwikkelt, en snel ontwikkelt, zal daarom ook reeds, afgezien van het zich manifesteren van allerlei zonden en gebreken, erkennen, dat steeds weer nieuwe rechtvorming nodig is.
Rechtsvorming die doordenking van de opgaven waarvoor men staat vanuit principieel gezichtspunt steeds weer nodig maakt. Wie tenslotte onze huidige samenleving op zichzelf gezien nog bepaald niet ideaal vindt, wie meent dat voor structurele kritiek nog ruimschoots reden is, ook hij zal met de bovengenoemde uitspraak weinig content zijn en haar als uiting van conservatisme afwijzen.
Wij zullen echter dit thema niet verder uitwerken. Wij moeten immers de wereld in! Ik heb daar in principe niets tegen. Maar juist daarom, juist als wij er ons ernstig mee bezig 2 houden welke onze politieke boodschap voor Europa en de wereld moet zijn, dringt zich 'n vraag op, die ons toch weer tot bezinning over die uitspraak betreffende dat „afronden1' terugroept. Want als we dan vanuit het christelijke politieke denken over de eigen samenleving, over de eigen organisaties, zo tevreden kunnen zijn dat we nog slechts behoeven af te ronden, welke positieve boodschap, welk bezielend christelijk politiek program moeten wij Europa en de wereld dan wel brengen?
Het is maar al te bekend, hoezeer men in protestants christelijke kring en ook nader binnen de protestantse partij-formaties t.a.v. centrale politieke vraagstukken met elkaar van mening verschilt. Berust het negeren van deze moeilijkheden, het zich zoet houden met leuzen — „geen afbraak, maar groei" 2) — en het proclameren van een „afronding" van de binnenlandse politieke taak niet juist op dezelfde vlucht uit de realiteit, een vlucht in de „Europese- C.D.U.-ruimte" waar men meent een nieuw perspectief te kunnen aanbieden? Reeds het iets nader beschouwen van concrete Europese vraagstukken doet ons zien dat het hierbij inderdaad gaat om een vlucht waarbij men, met onafwendbare zekerheid, al vluchtend, al orerend over een nieuw begin, weer met precies dezelfde problemen zal worden geconfronteerd. Problemen die men hier liever ontvluchtte, maar die men in Europa en de wereld in groter omvang en in verscherpter vorm voor zich zal vinden.
Het behoeft geen betoog dat dit alles in nog versterkter mate geldt, als wij in aanmerking nemen dat de bedoelde woordvoerders proclameren dat protestanten samen met roomskatholieken de wereld hun politieke boodschap zullen moeten brengen. Men behoeft bepaald geen psycholoog te zijn om het vlucht-motief dat zich in het C.D.U.-streven manifesteert, te kunnen ontmaskeren. „Wij bieden onze jeugd perspectief!", zo luidt het. „Wij laten ze bouwen aan de eenheid van Europa samen met alle christenen! Oecumenisch!" Wie vraagt daar: „Op welke basis bouwt ge, welk omlijnd program hebt ge, waarvoor wilt U jong en oud in concreto nu zo enthousiast maken? Voor de eenheid? Van Europa en van „de" christenen? Wilt ge dan eenheid om de eenheid? Wilt ge dan eenheid hoe dan ook? Ziet ge dan niet, dat de vraagstukken waarmee U thuis onderling als protestanten al overhoop ligt, zich m de ruimte van de samenwerking met Rome nog eens vermenigvuldigen en dat U juist in de Europa-politiek met de vage leuze die ge samen nog kunt voeren en waar ge U aan vastklampt, onherroepelijk zult stranden?"
Helaas worden deze vragen tegenwoordig veelal doodgezwegen. De ,,partij-raison" zegeviert. De oppervlakkige leus die het voortbestaan van de partij-om-de-partij mogëlijk moet maken, neemt de plaats in van de nuchtere en realistische bezinning die vóór alles kenmerk van christelijke politiek zou moeten zijn. „Wij willen e e n h e i d . . . . tegenover het goddeloze communisme. . . . Wij wijzen op de resultaten van de Europese gemeenschappelijke m a r k t . . . ." Aldus de leuzen die steeds weer worden herhaald. Op de vaagheid van die leuzen heeft de nota van onze vereniging over de Europese politiek terecht de aandacht gevestigd. Ik heb hier nog eens op de achtergrond van die vaagheid gewezen.
Nu nog enkele opmerkingen t.a.v. een tweetal deel-gebieden van de integratie-politiek. Let men op de gevolgen van de economische eenheid van West-Europa dan is het successtuk van onze „Europeanen" steeds de materiële winst die de E.E.G. reeds moet hebben opgeleverd. Nu is die winst op zichzelf onder deskundigen al een onderwerp van diepgaande en zeer controversiële discussies. Prof. J. Wemelsfelder becijferde in Economisch Statistische Berichten van 3 oct. 1962 voor de jaren 1959- 1961 een negatief E.E.G. effect van 150.000.000 dollar. Reden om althans in propaganda-redevoeringen enige voorzichtigheid te betrachten. Abstract economisch geredeneerd staat het vast, dat uil het creëren van een grote economische levensruimte materiële winst te behallen is. Op zichzelf gezien is daar dan ook alles vóór en niets tegen. Maar is dit nu het summum van christelijke politieke wijsheid? Mij dunkt, er deugt iets niet als men bij alle jammerklachten over materialisme die men vaak — en m.i. nogal eens ten onrechte — hoort, nu juist hier zijn aan christelijk ethische overwegingen ontspruitende vragen niet zou stellen. B.v.-. behalen „wij" in Europa onze materiële welvaart niet ten koste van anderen? Hoe staat het met de grondstoffenprijzen die wij de onder- ontwikkelde gebieden aanbieden? Houden wij die landen niet maar het liefst in hun status van afhankelijke grondstoffenleveranciers? Hoeveel geven wij aan leningen, maar hoeveel méér slepen we niet weer door daling van grondstoffenprijzen en door winsten op ons „neo-koloniaal" kapitaal weg? En dan: de welvaart die wij dan door de E.E.G. heten te creeren, hoe verdelen we die? Is het al doorgedrongen tot de leiders van onze C.D.U.-in-hope dat de economische integratie tevens vérstrekkende sociale integratie en een daarop corresponderende sociale wetgeving zal moeten inhouden, wil hetgeen in de natie op sociaal gegebied bereikt is niet in gedrang komen? Hoe vanzelfsprekend dit lijkt, telkens blijkt mij weer dat een helder beeld van de gevolgen van de integratie en de daarop afgestemde politiek ontbreekt. Liberalen en conservatieven van allerlei slag — ook binnen de christelijke partijen — argumenteren reeds dat maatregelen op het gebied van de bezitsvorming zoals b.v.door het anti-revolutionaire rapport Gespreide Bezitsvorming3) verdedigd, ondoorvoerbaar zijn gezien het effect van het vrije kapitaalsverkeer onder de E.E.G. Het kapitaal zal vluchten, aldus stellen zij niet zonder enig genoegen vast. Christelijke politiek die deze naam waard is, zal confrontatie met en duidelijke beantwoording van vragen als die hier liggen niet schuwen. Door een nuchtere en concrete aanpak daarvan zal zij zich kenmerken. Maar hoe komt het, dat wij nog altijd, na jaren van Europa-enthousiasme, na stromen van artikelen en brochures, na vele C.D.U.-congressen, geen duidelijk antwoord op deze vragen gehoord hebben? Moge het waar zijn dat zich hier in technisch opzicht moeilijke problemen kunnen voordoen, niemand late het zich wijsmaken dat politiek-ethisch hier geen eenvoudige en duidelijke antwoorden te geven zijn. Waarom ontbreken ze dan in het ontwerp C.D.U.-program?
Wij zouden zo door kunnen gaan. De door onze vereniging uitgegeven nota soms een reeks van onderwerpen op, die het C.D.U.-program-inhope omzeilt of niet behandelt. En daaronder juist zaken waarom het, zien wij even iets dieper dan het inhoudsloze eenheid-om-de-eenheid geroep, nu precies wezenlijk gaat. Laat mij nog één van die zaken iets nader behandelen.
Verbazingwekkend is vaak de nonchalance waarmee eenheid gepropageerd wordt met landen waarvan de propagandisten niet zelden maar heel weinig afweten (of willen weten) en waarover onze pers ons maar weinig of onvoldoende inlicht. Ik gebruik bewust die woorden „willen weten". Want sterk leeft bij mij de indruk dat het voor onze protestantse C.D.U. - propagandisten al te lastig zou worden, als zij zich eens precies realiseerden in welk gezelschap zij Europa politiek eenmaken en verdedigen willen. Wie nagaat hoe gedurende de afgelopen jaren een grote groep van de Franse officiers-kaste zich vrijwel autonoom toonde tegenover de Franse regering, hoe zij zoiets voerden als een eigen Afrika politiek, hoe juist dezelfde elementen veel zien in een Europapolitiek in het kader waarvan ze kunnen samenwerken met Hitler-generaals als Speidel en Heusinger en hun legioenen, vraagt zich verbijsterd af: waarom hfeeft ons christelijk politiek getuigenis hiertegen tot nu toe ontbroken? Het antwoord is zo mogelijk nog verbijsterender. Ons getuigenis heeft ontbroken, en het zal. indien de protestantse groeperingen zich in een C.D.U. blijven inkapselen, blijven ontbreken, omdat binnen de Europese C.D.U. de krachten van het verzet tegen autoritarisme en politieke reactie te zwak zijn. Nog erger: de doelbewuste ondermijners van de democratie, de autoritairen, de aanranders van rechts van datgene wat de verdediging van Europa tegenover de aanranding van links de moeite waard maakt, bevinden zich juist in aanzienlijke getale binnen de C.D.U.-veste. En met name binnen de Duitse sectie ervan. De C.D.U.-leiding staat niet vrij. Ik kan dit hier niet staven. Men leze vooral wat de Amerikaanse onderzoeker T. H. Tetens in het „Het nieuwe Duitsland en de oude nazi's4) hierover uitvoerig en zeer goed gedocumenteerd weergeeft. Men neme ook kennis van wat een man als H. Gollwitzer schrijft r'). Belangwekkend is tevens Manfred Jenke' Verschwörung vom Rechts 6).
Kan een Europese C.D.U. tegen een dreigend militairisme stelling nemen? Laten we deze vraag rustig overslaan. Kunnen, mogen, durven naar eenheid met Rome hakende protestantse politici in Nederland het nog? Wat brengt „onze" pers van dit alles? Wat zeggen de partijen? Durven zij de politieke realiteit aan? Durven zij te getuigen tegen wat Europa intern bedreigt? Kunnen zij zich losmaken van vage frases en hiep-hiep-hoera Europa-patriotisme dat1" mrtrtmpen dierbaar is en zich toewenden naar de reële verdediging van de democratie? Durven zij de in de nota van onze vereniging gestelde eisen: democratisering van de Europese strijdkrachten en democratische controle op die strijdkrachten op hun program plaatsen? Zien wij hen in het krijt treden voor verbetering van de mogelijkheden van vrije meningsvorming en -uitoefening zoals onze nota die vraagt? Christelijke politiek uit zich niet in vage leuzen en algemeenheden. Christelijke politiek is concreet, realistisch, nuchter; competent een antwoord te geven waar dat vereist is. Ziehier, heren C.D.U.-propagandisten, uw taak!

' ) Men zie de rede van Dr. Bruins Slot bij de algemene politieke beschouwingen in de Tweede Kamer anno 1962.
2) Aldus do titel van de rede van Dr. Berghuis op het voorjaarsconvent van de A.R.P.
:t) Uitgave van dc A.R. Partijstichting, 1962.
4) T. H. Tetëns, Het nieuwe Duitsland en de oude nazi's, Den Haag 1962. r&gt
;) In: Ich lebe in der Bundesrepublik, München, 1961. M. Jencke, Verschwörung vom Rechts, Bcrlin 1962.

Dit artikel werd u aangeboden door: Protestants Nederland

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1963

Protestants Nederland | 12 Pagina's

De Christelijke Europa-Politiek en haar kenmerken

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1963

Protestants Nederland | 12 Pagina's