Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Afschrift

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Afschrift

17 minuten leestijd Arcering uitzetten

Aan: de Generale Synode van de Nederlandse Hervormde Kerk, p/a Carnegielaan 9, 's-Gravenhage. Voorburg, Laan van Nieuw Oosteinde 289 telefoon : (070) 86 97 37

Hoogeerwaarde Heren,

Verontrust over de toeneming van het verschijnsel der zogenaamde "oecumenische huwelijken" en tevens naar aanleiding van de uitgave van het geschrift "Gemengd gehuwd" - tot stand gekomen onder verantwoordelijkheid van de Raad voor de Herderlijke Zorg van de Nederlandse Hervormde Kerk en van het Landelijk Centrum voor Katholieke Actie in Nederland - zij het ons vergund het volgende onder Uw aandacht te brengen.

Het boekje "Gemengd gehuwd", dat blijkens "Ter inleiding" beoogt te helpen door zo eerlijk mogelijke voorlichting, bevat een bijdrage die o.i. tot ernstig misverstand kan leiden, nl. "Huwelijk en huwelijksbeleving" door
Dr. L.G.A. van Noort O.S.C. Zijn aanhef luidt: "Met opzet staat in de titel van dit hoofdstuk: een r.k. visie". Deze woorden zijn echter bij het drukken weggevallen, wat zeer te betreuren is. Want de schrijver kondigt aan, hier niet een officieel kerkelijk standpunt te formuleren; hij acht het zelfs de vraag, of dit wel mogelijk is.

Nu komt het ons op zichzelf al minder wenselijk voor, dat een als voorlichting bedoeld stuk over het rooms-katholieke sacramentele; huwelijk de privé-mening van de schrijver bevat en niet de officiële leer van de Rooms-Katholieke Kerk, zoals die in de Codex Iuris Canonici is vastgelegd. (De inmiddels gepubliceerde Instructie van de Congregatie voor de geloofsleer over de gemengde huwelijken dd. 18 maart 1966 heeft hierin géén ingrijpende wijzigingen gebracht). Maar ernstiger is, dat de schrijver onder het hoofd "huwelijkssluiting" (blz. 56- 59) theorieën poneert, die in strijd zijn met de r.k. leer, zonder dat hij dit erbij vermeldt. Voor wie niet op de hoogte is met het canonieke recht der R.

I. ONBEVOEGDHEID VAN DE STAAT INZAKE HUWELIJKEN VAN ROOMS-KATHOLIHCEN VLG. CANONIEK RECHT.

Waar schrijver op blz. 57 zegt, dat "het huwelijk behoort tot die orde waarover de Staat bevoegdheid bezit", verkondigt hij - voor zover gedoopten, daarover galt het in dit boek - een theorie, waartegen o.m. Pius IX en Leo XIII hevig hevig gefulmineerd hebben en het is de leer van deze pausen, die in de codex is opgenomen. Canon 1016 van de  codex bepaalt: "Het huwelijk van gedoopten wordt niet slechts door het goddelijk maar ook door het kerkelijk recht geregeld, behoudens de bevoegdhéid van het staatsgezag met betrekking tot de zuiver burgerlijke gevolgen van datzelfde huwelijk". (Onder zuiver burgerlijke gevolgen worden gerekend: huwelijksgoederenrecht, overgang van titels e.d.). Ook de rechtspraak inzake huwelijken tussen gedoopten komt, volgens canon 1960 van  de codex, krachtens eigen en uitsluitend recht aan de kerkelijke rechter toe. In het in Nederland gangbare handboek over ''Canoniek huwelijksrecht'' door Dr. F.A.M. van Welie kan men dan ook lezen (nr. 31, blz. 54), dat hetgeen de Staat omtrent de substantie van het vol-christelijke huwelijk bepaalt, ongeldig is en dat er op zichzelf niet aan gehoorzaamd behoeft te worden. - Dat het huweliik tot de publieke orde van de Staat behoort, is een
reformatorische opvatting, die door het Concilie van Trente werd veroordeeld.


II. RECHTSHISTORIE.

De rechtshistorische uiteenzetting van Dr. Van Noort op blz 57 wekt de indruk, dat de kerk het huwelijk is gaan regelen, toen de Staat dit ver zuimde en geheime huwelijken toeliet. De zaak is echter dat de kerk als consequentie van haar (sinds de 12e eeuw opgekomen). leer dat het huwelijk een sacrament is, de zeggenschap over het huwelijk tussen doopten aan zichzelf toekende en Staat en familie van dit terrein ver dreeft. Door de sacramentsleer tot dogma te verklaren, voltooide het Concilie van Trente deze machtsverschuiving. Doordat het Concilie op straffe van nietigheid voorschreef, dat een huwelijk in tegenwoordigheid van pastoor en getuigen gesloten moest worden en door de kerk meest worden geregistreerd, werden alle huwelijken nietig die voor de kerk gehouw gehouden werden. Tevergeefs hebben burgerlijke overheden, speciaal de koning van Frankrijk, aan het Concilie gevraagd om huwelijken die oor de Staat of voor de ouders geheim gehouden werden, ook nietig te verklaren. De R.K. kerk kon (en kan nog) huwelijken geheim houden en in geheime registers inschrijven.

III. REFORMATORISCHE OPVATTING VAN HET HUWELIJK.

De besluiten van Trente waren een veroordeling van de reformatorische opvatting inzake het huwelijk: het huwelijk is wel een heilige band tussen man en vrouw, bedoeld voor het leven, maar het is geen sacrament. Door de sacramentsleer verwaarloost het r.k. canonieke recht:
1e. dat het huwelijk tevens grondslag is voor samenleving en Staat en dus van openbare orde. Het openbaar belang is er bij betrokken. De Staat dient te weten wie met wie getrouwd is;
2e. dit de verantwoordelijkheid van ouders zich ook uitstrekt over het huwelijk van hun minderjarige kinderen; toestemming van ouders is vereiste;
3e. het huwelijk ligt in de orde van de Schepping; de mogelijkheid om een geldig huwelijk te sluiten moet voor ieder mens openstaan.

IV. ONTWIKKELING YAN HET NEDERLANDSE HUWELIJKSRECHT.

Een huwelijksrecht, gebaseerd op reformatorische beginselen, is in Holland in 1580 ingevoerd, daarna in de meeste andere provinciën. De Overheid machtigde de Gereformeerde Kerk als "publieke kerk" om voor de huwelijkssluitingen te zorgen. Maar wie zich in zijn consciëntie ("die God lof nu vrij is") bezwaard voelde om de Gereformeerde Kerk in te schakelen, kon zich tot het plaatselijk gerecht wenden. Dit keuzestelsel, waarbij iedereen, ook elk lid van de Gereformeerde Kerk, het zuiver burgerlijk huwelijk mocht kiezen was een Hollandse vinding om wille van de gewetensvrijheid. Na de Bataafse omwenteling moest ter wille van de gelijkheid der burgers iedereen zijn huwelijk door de burgerlijke overheid laten bevestigen en kon desgewenst daarna in een kerk een huwelijksplechtigheid plaatshebben. Dit is nog ons stelsel. Ons burgerlijk huwelijk stamt uit de reformatie.

V. DECLARATIO BENEDICTINA.

Terloops wijzen wij op deze "Declaratio", in 1741 uitgevaardigd door paus Benedictus XIV, waarbij voor de Republiek der Verenigde Nederlanden en voor haar garnizoenen in de barriëresteden een speciale regeling werd getroffen. Daar Benedictus XIV niet wilde, dat het canonieke recht werd aangewend om de burgerlijke rechtsorde te verstoren, paste hij de kerkelijke rechtsorde aan de civiele aan.

VI. DE THEORIE VAN DE SPLITSING VAN HET HUWELIJK IN CONTRACT EN SACRAMENT.

Van invloed op de ontwikkeling is zeker ook geweest, dat destijds de theorie bestond - en nog niet door pausen was veroordeeld - dat in het huwelijk contract en sacrament te onderscheiden waren, hetgeen de mogelijkheid opende, dat de Staat het contract regelde en de kerk het sacrament verzorgde. Vooral in Frankrijk is deze theorie toegepast.

VII. PRECISERING VAN HET CANONIEKE HUWELIJKSRECHT.

De splitsingstheorie was niet in overeenstemming met de bedoeling van het Concilie van Trente, daar het er in Trente juist om ging het huwelijk tot monopolie van de kerk te maken, zodat men te kiezen had om voor de pastoor te trouwen of een rechteloze in de Staat te worden. Toen in de 19e eeuw het verplicht burgerlijk huwelijk allengs in landen met een r.k. bevolking werd ingevoerd, veroordeelde Pius IX zowel de splitsingstheorie als het burgerlijk huwelijk in het algemeen. Volgens Pius IX zijn contract en sacrament niet te scheiden en heeft uitsluitend de kerk rechtsmacht over het huwelijk. Van die gelegenheid dateert zijn bekende uitspraak, dat elke verbintenis tussen man en vrouw buiten het sacrament, óók al is die verbintenis door de burgerlijke wet vastgelegd, onder christenen niets is dan een schandelijk en verderfelijk concubinaat. Leo XIII bevestigde deze leer en de in 1918 in werking getreden codex legt dit alles in artikelen vast (vgl. canon 1012).

VIII. HET DECREET "NE TEMERE".

Reeds vóór de codex in werking trad gaf Pius X richtlijnen voor de geldigheid van huwelijken in overeenstemming met de bepalingen van Trente. Dat niet-r.k. gedoopten zijn vrijgesteld van de canonieke huwelijk, indien zij onderling of met een ongedoopte trouwen, is het enige verschil met Trente.

X. DE CODEX TURIS CANONICI.

De codex die met Pinksteren 1918 in werking trad, nam de bepalingen van "Ne Temere" over, op één uitzondering na. Oorspronkelijk waren in canon 1099 van de verlichting tot de canonieke huwelijksvorm vrijgesteld kinderen van niet-rk. ouders, die wel r.k. gedoopt zijn maar van kindsbeen af nooit r.k. zijn opgevoed. Maar bij "motu proprio'' van 12 aug. 1948 heeft Pius XIX deze uitzondering geschrapt, zodat sinds to 949 ook deze groep tot de canonieke huwelijksvorm verplxcht is. Hieronder vallen b.v. kinderen die in r.k. kraaminrichtingen zijn gedoopt Zo'n doop kan geldig bediend worden buiten weten en tegen de wil van de ouders, indien men meent te voorzien het kind de zeven jarige leeftijd niet zal bereiken (canon 750 en 751).

Het is duidelijk dat de codex de gewetensvrijheid aantast door alle r.k. gedoopten en alle "afvalligen" tot de canonieke huwelijksvorm te verplichten. Evenals Trente wil ook de codex  de huwelijken daarmee de civiele status beheersen van allen die de R.K. kerk tot haar leden rekent. Van die strekking is het concordaat, dat de H. Stoel en Spanje gesloten hebben in 1953. Omstreeks datzelfde jaar 1953 werd er in Nederland en elders stormlopen tegen het verplicht burgerlijk huwelijk voor rooms-katholieken.

X. STORMLOOP TEGEN HET VERPLICHT BURGERLIJK HUWELIJK VOOR R00MS-KATHOLIEKEN IN NEDERLAND.

In 1953 verscheen een Nijmeegs proefschrift van A.J.M van Overveldt: "De dualiteit van kerkelijk en burgerlijk huwelijk". Daarin werd afschaffing bepleit van het verplicht burgerlijk huwelijk voor r.k. Nederlanders en van de bepalingen, die het sluiten van een kerkelijk huwelijk vóór het burgerlijk huwelijk verbieden, en invoering van een keuze-stelsel. De r.k. Nederlanders zouden de keus moeten hebben tussen het burgerlijk huwelijk en het canoniek huwelijk, dat dan door de Staat als geldig erkend zou moeten worden. Maar dat zou een ontoelaatbare ongelijkheid van de burgers voor de wet veroorzaken. (B.v. : in het canonieke recht is geen toesteoning van de ouders nodig; huwbare leeftijden 16 en 14 jaar). Nog radicaler eiste de Nijmeegse hoogleraar Van Welie in zijn reeds vedelde handboek "Canoniek huwelijksrecht'' uit 1954, van de Staat volledige erkenning van het canoniek huwelijksrecht en mitsdien verbod van civiel huwelijk voor allen, die de R.K. kerk  tot haar leden rekent.
In 1955 werden twee briefven gepubliceerd, die de secretaris van de bisschop van Haarlem in 1954 geschreven had aan civiel getrouwde vrouwen in het ene geval betrof het een huwelijk met verschil van eredienst in het andere een gemengd huwelijk: de bisschop had haar huwelijk ongeldig verklaard, haar man kon nu voor de kerk met een ander trouwen en of zij wilde meewerken aan de echtscheiding. De weigerden die medewerking, maar de canonieke huwelijken van hun echt genoten gingen door. In één geval, het zogenaamde "Haarlemse huwelijk werd de geestelijke gevonden, die er bij tegenwoordig was geweest en dus art. 449 Wetboek van Strafrecht had overtreden. Het tumult dat over deze zaak ontstond, mag als bekend verondersteld worden.

Intussen zal men nooit meer van "Haarlemse huwelijken" horen. De betreffende priester is van hogerhand gedesavoueerd: Dat had hij niet moeten doen, zei pater Stokman in de Tweede Kamer op 23 november 1955, want er was voor hem geen noodzaak de wet te overtreden. De twee rooms-katholieke leken hadden bij dit huwelijk zijn bijstand niet nodig. Hij had het huwelijk alleen maar moeten registreren en dat is niet strafbaar. (Volgens canon 1098 van de codex kan n.l. een huwelijk enkel ten overstaan van twee getuigen gesloten worden, indien de priester niet zonder "groot bezwaar" aanwezig kan zijn. Onder "groot bezwaar" kan volgens interpretatie van de Sacramenten-Congregatie van Zh april 1935 ook verstaan worden: strafbedreiging door de burgerlijke wet). Wij gaan thans voorbij aan hetgeen in die tijd over deze kwestie in en buiten ons Parlement naar voren is gebracht en constateren, dat deze stormloop is mislukt. Men hoort er ook niet meer van.

XI. EERHERSTEL Y00R HET BURGERLIJK HUWELIJK.

Uit het voorafgaande volgt, dat hetgeen Dr. Van Noort op pag. 57/58 van het boekje "Gemengd gehuwd" schrijft over het huwelijk ten stadhuize, niet in overeenstemming is met de thans bestaande r.k. leer en wetgeving. Dat een volgens de burgerlijke wetten gesloten huwelijk niet meer is, volgens r.k. opvatting, dan een formaliteit, heeft Leo XIII gedecreteerd in zijn encycliek "Arcanum" van 10 februari 1880. Dat een ten stadhuize gesloten huwelijk niet zo maar ongedaan te maken is, zoals Dr. Van Noort schrijft, is ongetwijfeld juist. Maar volgens r.k. canoniek recht zijn zij die alleen burgerlijk gehuwd zijn, wel vrij om met een ander canoniek te trouwen en wie dat niet aanvaardt krijgt het verwijt, dat het hem geen ernst is met de godsdienstvrijheid. Het verwijt is ongegrond. Het burgerlijk huwelijk is naar r.k. leer van onwaarde omdat het niet de genade gevende gevolgen heeft, die het canonieke huwelijk brengt. Het canonieke huwelijk heeft niet de rechtsgevolgen, die de Staat aan een burgerlijk huwelijk toekent. Maar het zijn allebei huwelijken in die zin dat zij banden leggen, waaruit verplichtingen ontstaan, waarbij de gemeenschap betrokken is, vooral wanneer er kinderen uit die huwelijken geboren worden. Wie, terwijl hij nog burgerlijk getrouwd is, met een ander een canoniek huwelijk sluit, leeft in feitelijke bigamie en ontduikt de echtscheidingswetten. Misschien is Dr. Van Noort het hiermee wel eens. Maar in een boek tot voorlichting van gemengd gehuwden of huwenden, uitgegeven onder medeverantwoordelijkheid van één der Raden van de Nederlandse Hervormde Kerk, dient zeker te staan hoe thans de leer van de R.K. kerk is ten aanzien van het burgerlijk huwelijk.

Dr. Van Noort zou wensen, zeker waar het gemengde huwelijken betreft, dat de R.K. kerk de canonieke vorm van huwelijkssluiting niet meer als absolute voorwaarde voor de geldigheid van het huwelijk zou stellen. Hij bepleit erkenning van het burgerlijk huwelijk als geldig huwelijk en, wanneer het twee gedoopten betreft, ook erkenning als sacrament . Het is niet duidelijk wat hij bedoelt met: "Gezien de geschiedenis behoeft dit helemaal niet een opzienbare stap te betekenen". Als hij hier op de Declaratio Benedictina doelt, bedenke men, dat deze het gemengd burgerlijk huwelijk wel geldig, maar ongeoorloofd vond, zodat de r.k. partij van de sacramenten was uitgesloten tot hij genoegzaam boete had gedaan (Vgl. canon 2375).

Doelt hij op de aard van het huwelijk naar Nederlands recht, dan heeft hij in zoverre gelijk, dat ons huwelijksrecht "gereformeerd canoniek recht" is. Dit in tegenstelling b.v. tot het Franse recht, waar het burgerlijk huwelijk geacht wordt ontstaan te zijn uit de splitsing van contract en sacrament. Het hele begrip huwelijkscontract is het Nederlandse volk vreemd. Dat het heilige een element van de huwelijksband zelf behoort te zijn en dat het huwelijk niet heilig wordt door een zegening achterna, daarin stemt het Nederlandse rechtsbewustzijn met het canonieke recht overeeen, Vandaar dat het burgerlijk huwelijk voor een protestantse Nederlander even heilig is als het canonieke huwelijk voor een rooms-katholiek. Maar zolang er nog geen sprake van is, dat de R.K. kerk het burgerlijk huwelijk als geldig zal erkennen, werkt een passage over die erkenning in het onderhavige boek alleen maar verwarrend. Men krijgt de indruk alsof die erkenning aanstaande is, wat - gezien de Instructie van 18 maart 1966 - thans nog uitgesloten moet worden geacht. (Wel kan volgens die Instructie de H. Stoel dispensatie van de canonieke huwelijksvorm geven, maar de paus kon altijd al dispensatie geven in kerkelijk recht, voor zover dat niet op "goddelijk recht" is gebaseerd).

Er is in r.k. loringen een propaganda ingezet tot erkenning van het burgerlijk huwelijk door de R.K. kerk, met het doel gemengde huwelijken te bevorderen. Zo b.v. wil drs. Amatus van Straaten 0.S.A.,praeses van het "Apostolaat Augustijnen Friesland" te Witmarsum, blijkens een artikel in het tijdschrift "Oecumene" 1965 nr. 6, pag. 271 , 272, dat als één der wegen tot eenwording der kerken, de R.K. kerk het gemengde huwelijk zal gebruiken. Daartoe wil hij gemengd - maar sacramenteel - gehuwden vrijmaken van iedere kerkelijke wet en sanctie. Hoe dat kan is niet duidelijk. Inderdaad zou een door de R.K. kerk erkend burgerlijk huwelijk tussen gedoopten tevens sacrament moeten zijn, daar immers contract en sacrament niet gescheiden mogen worden. Maar daarmee valt dit huwelijk tevens onder het canonieke recht. Volgens r.k. leer berust de verplichting van de r.k. partij om voor r.k. doop en opvoeding der kinderen te zorgen op goddelijk recht, waarvan zelfs de paus geen dispensatie kan geven. Zolang deze leer gehandhaafd wordt, blijft ieder sacramenteel gemengd huwelijk in de grond der zaak een weg tot contrareformatie ten opzichte van het toekomende geslacht, welke faciliteiten betreffende huwelijkssluiting de R.K. kerk ook zou verlenen. En zolang de R.K. kerk een eigen rechtsorde handhaaft bóven de burgerlijke rechtsorde, kunnen er botsingen ontstaan bij een huwelijk, dat onder beide wetgevingen valt. Geen juridische conflicten, want het civiele recht prevaleert in deze, maar wel gewetensconflicten. Om deze redenen moge dan ook Uw aandacht gevraagd worden voor de achtergronden van de propaganda in r.k. kringen voor eerherstel van het burgerlijk huwelijk.

XII. NOODZAKELIJKHEID VAN VOORLICHTING EN VAN BEEINDIGING DER VERWARRING.

In elk geval hebben wij nu nog te doen met de Codex en de Instructie van 18 maart 1966. Daarmee zou men gemengd gehuwden of huwenden op de hoogte moeten brengen, opdat zij zullen weten :
1) dat christelijke opvoeding naar r.k. interpretatie een rooms-katholieke opvoeding betekent (zoals blijkt o.a. uit de op 28 oktober 1965 door de paus afgekondigde "Verklaring betreffende de Christelijke opvoeding" );
2) dat de r.k. partij volgens "goddelijk recht" verplicht is voor r.k. doop en opvoeding van eventuele kinderen te zorgen en dat daarvan geen dispensatie mogelijk is;
3) dat de r.k. partij, die een kind door een niet-r.k. godsdienstbedie naar laat dopen of in een niet-r.k. godsdienst laat onderrichten, geëx comrauniceerd wordt en bovendien verdacht is van ketterij (canon 2319);
4) dat een in canonieke vorm maar zonder dispensatie en zonder beloften gesloten gemengd huwelijk (dit wordt tegenwoordig ook wel gepropageerd) wel geldig is, maar naar r.k. opvatting ongeoorloofd, zodat de r.k. partij van de sacramenten uitgesloten blijft tot hij van de bisschop dispensatie van deze straf verkregen heeft (canon 2375)- Volgens het handboek "Traité de droit canonique" onder directie van R. Naz, deel IV par. 1269, verkrijgt men vrijstelling van die straf als men besloten is zich niet te laten "bederven" en al zijn kinderen r.k. op te voeden.

Het is daarom onjuist, dat in het hoofdstuk "Pastoraal gesprek" in ernst wordt gesproken over de mogelijkheid van doop in een protestantse kerk en van onderricht op een protestantse school. Dat kan alleen als de r.k. partij zich niets meer van zijn kerk aantrekt .

In de praktijk blijkt grote verwarring te heersen. Men krijgt de stellige indruk, dat gemengd huwende protestanten niet op de hoogte zijn gebracht met het canonieke recht. De medewerking van predikanten aan zogenaamde "oecumenische huwelijken", die zuiver rooms-katholieke canonieke huwelijken blijken te zijn, is voor het huwende paar misleidend. In het dagblad "Trouw" van 11 juni 1966 wordt zelfs melding gemaakt van een geval waarin pater en dominee het er niet over eens waren of de r.k. doop en opvoeding waren beloofd.

"Wij menen daarom, dat het op de weg van de Synode zou liggen, passende maatregelen te nemen opdat aan hen, die een gemengd huwelijk overwegen, uitvoerige inlichtingen worden verstrekt omtrent het canonieke huwelijksrecht en tevens om medewerking van predikanten aan canonieke huwelijkssluitingen aan duidelijke richtlijnen te binden.


Met de meeste hoogachting,

namens het hoofdbestuur van de Vereniging "Protestants Nederland",

Ds. L. Lagerwey, voorzitter.

H.A. de Bruyn, secretaris.


Afschrift van dit schrijven wordt o.m. gezonden aan:
De Raad voor het verband met andere Kerken;
De Raad voor de Herderlijke Zorg;
De Commissie voor benadering van gewezen rooms-katholieken.

Dit artikel werd u aangeboden door: Protestants Nederland

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 december 1966

Protestants Nederland | 8 Pagina's

Afschrift

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 december 1966

Protestants Nederland | 8 Pagina's