De grote oecumenische vergissing
DE GROTE OECUMENISCHE VERGISSING In het bekende Franse weekblad „Réforme" van 25 januari 1964 was een merkwaardige brief opgenomen van een practiserend r. katholiek, kennelijk een pastoor. Hij placht sinds lang wekelijks het enige exemplaar van dit protestantse tijdschrift, dat in zijn woonplaats verkrijgbaar is, op te kopen en te lezen, waardoor er bij hem een zekere verbondenheid met de schrijvers van artikelen ontstond. Daarom wilde hij de protestanten waarschuwen. Over het algemeen is z.i. alles wat de protesranten denken of zeggen over het Concilie en het oecumenisme met naïviteit besmet:
„Men vergisse zich niet: voor wie wat aan theologie gedaan heeft is het onmogelijk aan de eenheid der christenen anders te denken dan in de term van terugkeer naar Rome. Alles wat gezegd en gedaan wordt zonder daarmee rekening te houden, is ingegeven door lofwaardige gevoelens, maar eigenlijk gezegd is het bedriegelijk. Ik wacht nog, en sinds lang, op een officiële verklaring, die wijziging brengt in de standpunten van Vaticanum I. In de kerk van Rome is al het andere litteratuur. Ge weet even goed als ik dat formules van het type „Abbè Couturier" zinloos zijn, al zijn ze vol liefde. Maar mijn mening zijn de protestanten bezig zich op meesterlijke wijze te laten „nemen". Zij vergeten het adagium: „Timeo danaos, et dona ferentes" *). Op een goede dag zullen ze verwikkeld zijn in zóveel verzachtende verklaringen, dat ze zelf niet zullen merken hoe ver ze al gegaan zijn en een strategische terugtocht zal hun onmogelijk zijn. Niemand beter dan een Rooms theoloog kan zulk een manoeuvre doen slagen."....
In de sedert verlopen drie jaren heeft de anonyme briefschrijver gelijk gekregen. Vooral in Nederland is de verwarring groot. Van r.k. zijde kan men horen betogen, dat het gaat om wederzijdse verzoening, niet om onderwerping. Dat schrijft bv. de Nijmeegse hoogleraar dr. W. H. van de Pol in „Het einde van het conventionele Christendom" (1966), blz. 347. Niettemin staat in hetzelfde boek (blz. 346, 347): „Hereniging van christenen kan dan ook nooit iets anders betekenen dan terugkeer tot de volle gemeenschap met de Kerk van Rome." Datzelfde leren o.a. ook het Decreet over het Oecumenisme van 21 nov. 1964 (Ned. vert. van Kath. Archief blz. 15) en de encycliek „Ecclesiam Suam" van 6 aug. 1964 (ed. Ecclesia Docens blz. 72). Paulus VI constateert daarin spijtig, dat hij zelf het juist is, die de verzoening in de weg staat, maar dat de R.K. kerk zonder de paus zou ophouden te zijn wat zij is. Ondanks al die waarschuwingen worden de contacten tussen prot. en r.k. theologen steeds enger. Men meent, dat er speciaal in de Ned. kerkprovincie veel verandert, dat zij meer bijbels wil worden en dat daarom de protestanten een andere kijk op het r.k. geloof moeten krijgen. Zo worden r.k. priesters uitgenodigd als sprekers in prot. leergangen en als redacteuren of medewerkers van prot. tijdschriften. Waartoe dit kan leiden bleek uit het Evangelisch-Luthers Weekblad van 29 oktober '66, waarin de Dominicaan pater J. van Eupen een stuk over de aflaat schreef; hij stelde het voor alsof in de R.K. kerk aflaat nog slechts aanwezig is in de vorm van sporen uit het feodale tijdperk, zonder te vermelden, dat de paus op 7 dec. 1965 een Jubileumaflaat had afgekondigd ter ere van het geslaagde Concilie. De Nederl. bisschoppen hebben dat jubilé niet bekendgemaakt, misschien geneerden zij zich ervoor. Er stond o.a. in, dat men vrijstelling van straf kreeg, als men nog gauw zijn ketterse boeken wegdeed. (Kath. Archief 1 april 1966, kolom 409). Maar de paus heeft tijdens een audientie op 17 aug. 1966 dat Jubilé de eerste na-conciliaire manifestatie genoemd van de vitaliteit der kerk (L'Osservatore Romano, Franse cd., 26 aug. 1966). Op diezelfde audientie heeft de paus gefulmineerd tegen de antipathie jegens het canonieke recht, die, zoals hij wist, aan vele zijden bestond. De R.K. kerk móét zichzelf een „canoniek recht" geven om trouw te zijn aan de beginselen, die haar Stichter haar gegeven heeft. Wie de juridische structuur van de kerk wil afbreken, handelt vanuit dezelfde geest als wie de kerk verlaat; aldus de paus. In Nederland echter wint de mening veld, dat men het met het canonieke recht, speciaal wat betreft gemengde huwelijken, niet meer zo nauw behoeft te nemen. Dit leidt tot „oecumenische huwelijken", die niet anders zijn dan r.k. canonieke huwelijken met protestantse opluistering en met een r.k. gedoopt nageslacht. Trouwparen kunnen zodoende in verwarring gebracht worden door de grootmoedigheid van predikanten jegens hun r.k. collega's, die zij niet willen vastnagelen aan een door hen verouderd geachte wetgeving. Maar zij zijn en blijven vastgenageld zolang de wetten der kerk niet veranderd zijn. Er bestaan inderdaad nieuwe stromingen onder de Nederlandse r.k. geestelijkheid; zij is dan ook reeds, speciaal wegens de Nieuwe Katechismus, bij de paus aangebracht. Het betreffende smeekschrift had geheim moeten blijven, maar is gepubliceerd in „De Tijd" van 22 nov. 1966. (Wel worden de namen van de aanbrengers geheim gehouden, dat hoort zo bij de inquisitie-rechtspraak.) Bij alle beroeringen in de R.K. kerk houde men steeds in het oog, dat het de paus is die het laatste woord heeft. Wanneer predikanten hun kudde laten voorlichten door progressieve Nederlandse r.k. geestelijken zonder daarbij de officiële leer van de paus bekend te maken, handelen zij als een advocaat, die zijn cliënt een gedragslijn aanraadt conform een uitspraak van een rechtbank, hoewel de Hoge Raad er anders over denkt. Zo'n cliënt zou zich uiteindelijk misleid voelen. De paus wordt niet moede op te roepen tot gehoorzaamheid aan zijn gezag. Zo was bv. op 5 oktober jl. zijn hele toespraak op de algemene audiëntie gewijd aan de deugd van gehoorzaamheid. (L'Osservatore Romano, Franse ed. 14 okt, 1966). Op 21 sept. 1966 heeft de paus consignes gegeven aan het internationaal theologencongres te Rome: het leergezag van de kerk en in het bijzonder van de plaatsbekleder van Christus, moet in hoge ere gehouden worden. „Dat niemand dus de vermetelheid hebbe de leer van het Concilie te verdraaien uit oogpunt van persoonlijke interpretaties, met terzijdestelling van het leergezag der Kerk." (L'Osservatore Romano, Franse ed. 7 okt. 1966, pag. 1). In zijn brief aan de Nederlandse r. katholieken ter gelegenheid van de opening van het Pastoraal Concilie (De Tijd, 28 nov. 1966) schrijft de paus, dat alles moet verlopen binnen het institutionele kader van de kerk en met inachtneming van haar goddelijke hiërarchische constitutie. Hij vertrouwt erop, dat o.a. eerlijke volgzaamheid jegens het leergezag de werkzaamheden zullen leiden. De paus hoopt op een duidelijke belijdenis van het geloof in de op Petrus gebouwde kerk, „een belijdenis, die in de gemoederen van clerus en gelovigen de volledige en graag gegeven instemming met de leer, reeds door het leergezag van de kerk met autoriteit voorgehouden, bevestigt: die bepaalde onrijpe en verkeerde meningen afremt, die de laatste tijd, zoals bekend, de zuiverheid van het geloof op enige punten hebben verduisterd en de standvastigheid en het evenwicht van vele katholieke gelovigen hebben verstoord. Moge de vrucht van uw beraad een hechte vorming van de gewetens zijn, tot uiting komend in een innerlijke en spontane gehechtheid aan de Kerk en in een kinderlijke, actieve en vreugdevolle gehoorzaamheid." In die laatste woorden hoort men de stem van de grootinquisiteur uit Dostojefky's legende. Laten wij niet vergeten, dat de kerk van Rome ook altijd het rijk van de grootinquisiteur zal blijven zolang zij leert, dat t|e-Apaus volgens goddelijke opdracht de plaatsbekleder van Christus is en als opvolger van Petrus de opperste besturende, wetgevende en rechtsprekende macht op aarde heeft, waaraan iedereen gehoorzamen moet en dat zijn definitieve beslissingen „ex cathedra" inzake geloof of zeden onfeilbaar zijn en krachtens hun eigen aard en niet krachtens instemming der gelovigen, onherroepelijk. De dogma's van Vaticanum I van 1870 zijn bevestigd in de Dogmatische Constitutie over de Kerk van Vaticanum II (Hoofdstuk III, Ned. vert. Kath. Archief p. 51 en 68, 69). Op de eerste verjaardag van de sluiting van het jongste Concilie, op 8 dec. 1966, heeft de paus er in zijn preek op gewezen, dat het Concilie geen emancipatie was, waardoor men zich in staat zou achten een nieuwe en willekeurige interpretatie aan het r.k. dogma te geven. (Leidsch Dagblad 9 dec. 1966). Het tweede Vaticaanse Concilie heeft wel gewetensvrijheid ten aanzien van de burgerlijke overheid gepredikt, maar niet ten aanzien van het kerkelijk ieergezag met xijn eigen kerkelijke wetten. Het was door de Reformatie dat God ons uit „de Babylonische gevangenschap der Kerk" heeft geleid. Dat mogen zij bedenken, die voor die bevrijding niet meer dankbaar zijn, maar alleen „pijn om de gescheidenheid" voelen.
Noot:
*) ..Ik vrees de Grieken, ook als ze met cadeaus aankomen". (Waarschuwing tegen hel binnenhalen van het
Trojaanse paard.)
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1967
Protestants Nederland | 8 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1967
Protestants Nederland | 8 Pagina's