Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Guido de Brès

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Guido de Brès

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Niet alleen herdenken wij dit jaar, dat 450 jaar geleden de kerkhervorming te Wittenberg een aanvang heeft genomen. Het past ons ook te gedenken aan Guido de Bres, die als opsteller van de Nederlandse Geloofsbelijdenis, grote en blijvende invloed heeft uitgeoefend op de calvinistische reformatie in de Nederlanden en die op 31 mei 1567 zijn belijdenis met de dood bezegelde aan de galg te Valenciennes. Geboren in 1522 in het Waalse Bergen (Henegouwen) als zoon van een glasschilder was hij reeds jong de leer der hervorming toegedaan en diende hij de kerken als prediker, zowel in de verbanning (Engeland) als in de Nederlanden: voornamelijk in de omgeving van Doornik, Valenciennes (eigenlijk: Valensijn) en Rijssel. Bekend is, dat de door De Bres (of De Bray) opgestelde Confessie in 1561 aan koning Philips gezonden werd en wel door deze over de muur van het kasteel te Doornik te werpen, tesamen met een brief waarin o.m. geschreven was: ,,...... Alzo protesteren en betuigen wij u voor God en Zijne Engelen, dat wij niets hogers begeren, dan onder de gehoorzaamheid der overheid in zuiverheid der conscientie te leven, God te dienen en ons naar Zijn Woord en heilige geboden te hervormen. En boven deze verborgen getuigenis onzer conscientiën, degenen, die over onze processen vonnissen, oordelen en zitten, zullen goede getuigen zijn dat zij nooit enige zaak in ons bemerkt hebben, die tot enig voornemen strekte tegen uwe Majesteit, of die de gemene rust beroerd hebben, maar hebben veel meer bevonden, dat wij in onze vergadering bidden voor de koningen en vorsten der aarde en in zonderheid voor u, o genadige Heer! ...... (---) Wat aangaat de oorzaak van onze vervolging, dat men ons beschouwt niet alleen als vijanden van uw kroon en de algemene welvaart, maar ook als vijanden van God en Zijn Kerk, zo bidden wij u ootmoediglijk destemeer, te willen oordelen naar de belijdenis des geloofs, die wij u aanbieden, bereid zijnde zo het van node is, die met ons bloed te bezegelen......'' De brief heeft, samen met een exemplaar van de Belijdenis, inderdaad Philips bereikt: men heeft ze later in de archieven te Madrid aangetroffen, maar het gewenste gevolg heeft het voor de gelovigen in de Nederlanden niet gehad. Na een leven vol wederwaardigheden en beproevingen (wij noemen slechts het beleg en de val van Valenciennes) werd Guido de Bres samen met vier anderen onder wie zijn ambtgenoot Pèrèquin de la Grange, op de vlucht voor de troepen van Noircarmes, gevangen genomen. Men bevond hem schuldig aan „overtreding van het gebod van het Hof te Brussel en viering van het Avondmaal tegen de wil van de landvoogdes".

Na een bijzonder kwellende gevangenschap kwam op 31 mei 1567 het einde. Ontroerend zijn de brieven die De Bres uit zijn gevangenschap heeft geschreven aan zijn gemeente, aan zijn vrouw en kinderen, aan zijn moeder. . . . Bekend ook zijn de afscheidswoorden, die hij voor de voltrekking van het vonnis tot zijn medegevangenen mocht richten: „Mijn broeders, heden ben ik ter dood veroordeeld om de leer van de Zoon van God. Geloofd zij daarom Zijn Naam! Ik ben zeer verheugd. Nimmer had ik gedacht, dat God mij zulk een eer zou schenken. Ik voel, dat mijn aangezicht verandert door de genade, die God meer en meer in mij doet toenemen. Ik word van ogenblik tot ogenblik gesterkt, ja mijn hart springt op van vreugde!" De „Geschiedenis der Martelaren" verhaalt, dat men De Brés niet liet uitspreken toen hij zich tot het volk wilde richten: „Voor hij uitgesproken was wenkten de commissarissen de beul, dat hij haast moest maken. En zodra hij van de ladder geworpen was, ontstond er zulk een oproer onder de soldaten, dat zij langs de straten liepen, hun geweren laadden met scherp en op allen schoten die hen ontmoetten, zowel pausgezinden als anderen, zodat zij elkander deerlijk vermoordden en er velen dood bleven en anderen werden gekwetst. En dit oproer ontstond zonder de minste reden." Een onbekende dichtte in die dagen:

„Zo stierven de herders der schaepkens gerust,
En werden in 't hemelrijk welkom gekust,
Getrouw hier beneden, hierboven de kroon,
Door Jezus, hun Midlaar, gegeven ten loon.

Zij gingen met vreugde de dood tegemoet,
Gewasschen, gereinigd, door 't Lamke Zijn bloed.
Zij hadden met blijdschap den strijd volgestreen,
En gingen naar Jezus, al juichende heen.

O Jezus mijn liefste, mijn zaligste goed,
Och reinigt mijn siel ook door Uw zoet bloed,
En geef, dat ik eenmaal in volle geneugt,
Mag zitten aan 's bruilofts nooit eindigende [vreugd."


(Het gedicht is ontleend aan „Guido de Bres" door P. de Zeeuw JGzn., uitgave van de Willem de Zwijgerstichting, 1963).

Dit artikel werd u aangeboden door: Protestants Nederland

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 september 1967

Protestants Nederland | 12 Pagina's

Guido de Brès

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 september 1967

Protestants Nederland | 12 Pagina's