Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De ergernis van antwoord 80 inzake de mis

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De ergernis van antwoord 80 inzake de mis

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Onder bovenstaande titel schreef prof. dr. G. P. van Itterzon in ..Het Hervormd Weekblad" (orgaan van cle Confessionele Vereniging) van 20 november 1969 een artikel over dc vraag, of het geen tijd wordt dat de Hervormde Kerk uit de Heidelbergse Catechismus de bekende uitspraak over „de paapse mis" terugneemt. Een vraag, die ook meermalen in de Gereformeerde Kerken gesteld werd en wordt. Wij menen er daarom goed aan te doen hier een groot deel van bedoeld artikel te laten volgen:

„Laat ons de historie van deze passage eens nagaan. Vast staat, dat in de eerste uitgave van de Heidelbergse Catechismus, januari 1563, vraag en antwoord 80 helemaal niet voorkwamen. Met geen enkel woord. De H. Catechismus telde toen nog slechts 128 vragen, één minder dan nu. Nu viel het Olevianus op, dat in dit leerboek het verschil tussen avondmaal en misoffer niet werd behandeld. Hij vond dit blijkbaar een lacune en kreeg gedaan, dat keurvorst Frederik dc opdracht gaf in de tweede Duitse en de eerste Latijnse uitgave het ontbrekende toe te voegen. Zodoende kwam er een vraag 80 en werd het totale aantal vragen en antwoorden op 129 gebracht. Er kwam nu het volgende te staan: „Wat voor onderscheid is er tussen het Avondmaal des Heren en de pauselijke mis? Het avondmaal betuigt ons, dat wij volkomen vergeving van al onze zonden hebben, door het enige offer van Jezus Christus, dat Hij zelf eenmaal aan het kruis heeft volbracht. De mis echter leert, dat de levenden en de doden niet door het lijden van Christus vergeving van zonden hebben, tenzij Christus nog dagelijks voor hen door de mispriesters geofferd wordt.
En alzo is de mis in de grond een afgodische verloochening van het enige offer en lijden van Jezus Christus". Aan het einde van het bock stond verder nog de volgende mededeling: „Aan de christelijke lezer. Wat in de eerste druk over het hoofd is gezien, voornamelijk folio 55, is nu op bevel van zijn keurvorstelijke genade toegevoegd, 1563". In een derde uitgave, die in maart 1563 in het Duits verscheen, werd de tekst nog weer uitgebreid. Twee zinnen werden namelijk toegevoegd. Achter de zin over het avondmaal werd ingelast: „En dat wij door de Heilige Geest Christus worden ingelijfd, die nu met zijn ware lichaam in de hemel is, ter rechterhand des Vaders en daar wil aangebeden worden".
Men ziet: een duidelijke afwijzing van de r.k. leer der transsubstantiatie, de wezensverandering van brood en wijn in het eigen lichaam en bloed van Christus. De tweede verandering betrof de mis, die in de grond niets anders is dan „een verloochening van het enige offer en lijden van Jezus Christus en een vervloekte afgoderij". In plaats van „afgodische verloochening" kwam nu simpel „verloochening" in de tekst te staan, maar het was allerminst als een verzwakking van de gedachte bedoeld, want de slotpassage loog er niet om: „en een vervloekte afgoderij". In het Duits klonk het haast nog feller: „en een vermaledijde afgoderij". Het zijn juist deze woorden, waarover de roomskatholieken in de loop der eeuwen herhaaldelijk zijn gevallen. In de Palts, dat in de 17e eeuw onder een roomskatholieke vorst kwam te staan, vielen de Jezuieten deze woorden krachtig aan. De gereformeerden kregen het toen ook persoonlijk te kwaad, doordat ze werden vervolgd, gekweld en uitgedreven. Andere landen, waaronder Nederland, moesten het toen voor hen opnemen. In de 18e eeuw laaide het strijdvuur opnieuw hoog op, en het baatte weinig, dat de gereformeerden er op wezen, dat zij geen personen hadden willen treffen, maar alleen de roomse leer. Wat was en is nog steeds de achtergrond van de befaamde woorden? In 1563 eindigde het roomskatholieke concilie van Trente met leerbeslissingen, die in vervloekingen van tegenstanders eindigden. Zo telde ik niet minder dan 126 vervloekingen over andersdenkenden. In het r.k. Enchiridion van Denziger kan men het narekenen. Deze vervloekingen werden niet over zaken, maar over personen, - niet over leringen en ketterijen, maar over mensen uitgesproken. 126 vervloekingen van mensen om hun leringen,die afweken van de inzichten van het concilie van Trente! Op 17 sept. 1562, in zijn 22ste zitting, verklaarde het concilie: „Indien iemand zegt. dat het misoffer slechts een daad is van lof en dank, of een loutere herinnering van het offer, aan het kruis volbracht, maar geen zoenoffer: of dat het alleen hem, die het gebruikt, tot voordeel is, maar dat het niet voor levenden en gestorvenen, voor zonden, straffen, boetedoeningen en andere noden geofferd moet worden, die zij vervloekt". Het was tegen deze leer, dat de Hervorming zich fel heeft verzet. Het misoffer een zoenoffer? Een zoenoffer voor levenden en doden? Een zoenoffer, dat geofferd moest worden voor zonden, straffen, boetedoeningen en andere noden? De gereformeerden dachten er niet aan deze leer tc accepteren. Zij waren zo diep overtuigd van de algenoegzaamheid van het éne offer aan Golgotha's kruis, dat zij dit éne zoenoffer voor onze zonden niet wilden laten verduisteren door een reeks van zoenoffers, zoals blijkbaar die dagelijks gebrachte misoffers volgens rooms - katholieke opvatting moesten worden. Want wie dit niet geloofde, werd persoonlijk vervloekt. Op deze 126 vervloekingen uit het jaar 1562 heeft de opsteller van de Heidelbergse Catechismus pas in de derde uitgave (zo haastig is het in 1563 nog niet eens geschied!) gereageerd. En hoe? Niet met 126 vervloekingen over alle mogelijke leringen. Niet over rooms-katholieke personen, alsof het ons vrij stond over levende mensen een vloek uit te spreken. Wat onze vaderen deden was dit: Als antwoord op die 126 vervloekingen hebben zij met slechts één vervloeking geantwoord. Niet over mensen, maar over een leer. Niet over personen, maar over een dogmatische uitspraak.
Ze vervloekten geen rooms-katholieken, ze vervloekten er zelfs niet één (ook niet de paus!), ze vervloekten niet de totale roomse leer, want ze spraken slechts over één leerstuk hun oordcel uit, een oordeel, dat niet mals was, omdat vanwege de loochening van de r.k. inisofferleer de martelaren vaak waren gegrepen en gedood. Van die leer, die naar hun vaste overtuiging het offer van Christus op Golgotha van zijn volstrekt en geheel énig karakter beroofde.
Al die misoffers, die zoenoffers bedoelden te zijn, waren hun een doorn in het oog. En zo, reagerend op de 126 vloeken van Trente, kwamen ze, zij het pas in de derde druk, tot hun felle tegenaanval: „een vervloekte afgoderij". Wat zij als broodaanbidding zagen, bestreden ze zo duidelijk als ze maar konden. Wat nu, in het jaar 1969? (En in 1970? red. P.N.) Ik kom met een voorstel. Ik ben enkele malen in Trente geweest en heb daar in gezelschap van Nederlandse protestanten, de r.k. kathedraal bezocht. Daar hangt in een nis „het historische kruisbeeld van het concilie van Trente". Zo staat het letterlijk in het Italiaans op de foto. die ik van dit grootse crucifix heb meegenomen. Even op zij ziet men een steen. Het opschrift wijst uit, dat het concilie op deze plaats, ziende op de gekruisigde Christus, de protestanten heeft vervloekt. lk weet, dat menige rooms-katholiek in Nederland dit betreurt en wei iets anders zou wensen. Ik weet ook, dat de nieuwe Roomse Katechismus, zij het schoorvoetend, wel een andere weg op zou willen gaan. Mijn voorstel is nu als volgt. Laat de r.k. kerk de 126 vervloekingen van Trente herroepen. Laat ze zeggen en openlijk via het leerambt van de paus verklaren, dat die vervloekingen worden ingetrokken en dat Trente met al zijn verwensingen niet meer geldt. Laat ze ook verklaren, dat de leer der transsubstantiatie een afgedane leer is, die in het licht van de H. Schrift geen geldigheid kan hebben. Laat de paus niet doorgaan met encyklieken als Mysterium fidei. uit 1965, waarin hij die middeleeuwse leer nog in alle scherpte handhaafde. Want herroept Rome het concilie van Trente met al zijn 126 vloeken, dan zal ook vanzelf de echo verstommen, die men nu nog in antwoord 80 opvangt. Want blijft men de oude leer van de H. Stoel van Petrus af nog gestadig dóórleren, dan moet men er zich niet over beklagen, dat de echo nog voortdurend hoorbaar is en blijft. Tenzij er een protestantisme opkomt,dht zijn verleden vergeet. Zijn historie, èn
zijn belijden."

Dit artikel werd u aangeboden door: Protestants Nederland

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1970

Protestants Nederland | 8 Pagina's

De ergernis van antwoord 80 inzake de mis

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1970

Protestants Nederland | 8 Pagina's