Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Boekbespreking

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Boekbespreking

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

In opdracht van de Theol. Hogeschool van de Geref. Kerken in Nederland verschijnen bij J. H. Kok n.v. te Kampen de Kamper Cahiers. Een tweetal werd ons toegezonden: no. 19 Dr. K. Runia, Prediking en Historisch- Kritisch Onderzoek, 32 pag. ƒ 4,95 en no. 20 Dr. J. Plomp, Zo zongen de ouden, 53 pag. ƒ 6,90.

Cahier no. 19. Dr. Runia, die enige jaren gedoceerd heeft in Geelong (Australië) aanvaardde met deze inaugurele rede op 27 jan. 1972 het ambt van hoogleraar in de ambtelijke vakken. Een gedegen wetenschappelijk betoog met in de 136 noten verwijzing naar veel literatuur. De „zuivere" historisch- kritische methode blijkt bij nader inzien nogal onzuiver: zij gaat uit van een aantal wijsgerige vooronderstellingen, die voor de Schriftgelovige onaanvaardbaar zijn. Haar werkelijkheidsbegrip wijst elke bijzondere openbaring als onhistorisch af (12). Historisch onderzoek is waardevol voor de prediker, mits het blijft binnen het raam van de Bijbelse vooronderstellingen (18). Tegenover hen, die „die Sache" (datgene, waar het om gaat) achter de tekst zoeken, stelt Runia: feit en interpretatie kunnen niet gescheiden worden. De interpretatie is alleen dan een werkelijke heilsboodschap, als ze interpretatie is van een echte feitelijkheid (22). De z.g. redaktionsgeschichtliche methode wordt vruchtbaar geacht: de bijbelschrijvers geven geen reportage, maar verkondiging (26). Een historisch-kritisch onderzoek in deze zin geeft dieper inzicht in de heilsboodschap van God en is een voortzetting van het werk der Reformatoren in de 16e eeuw. Hun „sola fide" (door het geloof alleen) was onafscheidelijk verbonden met het „sola scriptura" (de Schrift alleen) en het „solus Christus" (Christus alleen). Tegenover EbeHng e.a. wordt gesteld: fides qua (het geloof, waardoor men gelooft) en fides quae (wat men gelooft) ;:ijn onafscheidelijk (27). Runia staat met grote eerbied tegenover, beter: ónder het Woord en weet, dat de weg van de tekst naar het hart Gods geheim is. Een positief geluid. Ook wie misschien wat moeite heeft met de engelse citaten kau deze rede toch wel met vrucht lezen.

Cahier no. 20 Zo zongen de ouden heeft als ondertitel: de houding van de Christelijke Afgescheidenen (Gereformeerden) tegenover het aanvaarden van overheidsuitkeringen aan de kerken. Sinds de staatscommissie-Van Walsum met voorstellen kwam om de uitkeringen aan sommige kerken te wijzigen in een subsidiëring van alle thans bestaande kerken, is deze zaak actueel. Vandaar dat dr. Plomp dit onderwerp koos ter gelegenheid van de viering van ce 117e gedenkdag van de stichting van de Theol. Hogeschool te Kampen. De rede ontvangen wij hier in uitgebreide vorm met een schat van gegevens in de 227 noten.

Wat de voorstellen-commissie-Van Walsum betreft omtrent de afkoop van aanspraken en het vervallen van art. 185 Grondwet: de synode van Sneek (1969) oordeelde gunstig, maar acht toch nadere bezinning geboden. Het is duidelijk: de Staten-Generaal, maar ook de kerken, zullen in de toekomst nog met verschillende mogelijkheden geconfronteerd worden, ook met die van de jaarlijkse uitkering. Ook de Geref. Kerken zullen ter zake haar standpunt moeten bepalen (blz. 47; noot 209). Prof. Plomp is er blijkbaar niet gerust op; hij blijft grote aarzeling behouden: een kerk, die nog nimmer overheidsgeld ontving, zal zich wel heel goed moeten bedenken alvorens er nu de hand naar uir te strekken (50). Hij schaart zich kennelijk aan de zijde van die afgescheidenen, die met Ds. H. P. Schölte en vele anderen geen overheidsgeld wilden aannemen (12). Doch niet allen deelden dit standpunt. Merkwaardige feiten worden vermeld. Toen in 1876 de stad Kampen afkoping overwoog van de verplichting om 4 predikantsplaatsen der Herv. gemeente te betalen, meenden niet alleen de R.K,. maar ook sommige Chr. Geref. aanspraak te kunnen maken op een deel van die afkoopsom. Op een vergadering van de kerkeraad kwam dit ter sprake (32). Wel begrijpelijk (geJet op de armoede in meerdere pastorieën!), dat gemeenten (Hollum, 34) en zelfs een synode (Zwolle, 1854 blz. 16) requesten indienden bij de overheid. Zij kregen steeds nal op hun request! Ook stelde men wel: wij geen ondersteuning; ook andere kerken geen overheidsgeld! Wie zich in het vraagstuk van overheidssubsidie aan de kerken wil verdiepen, moet dit cahier beslist bestuderen.

Wondere parallel Nederland.... Zebulun, een stam van Israël, door Helene W. van Woelderen. Uitg. Real Israël Press, 's-Gravenhage 1972, 174 blz.

Schrijfster, dra. in de sociale psychologie, thans mevr. Koppejan, wil in dit met fraaie foto's uit Nederland verluchte geschrift aantonen, dat de merkwaardige parallel Nederl a n d . . . . Zebulun wijst op identiteit: Nederland is Zebulun, één der verdwenen tien stammen. Bijbelwoorden en wat van Zebulon gezegd wordt in het Testament der 12 Patriarchen (een pseudepigraaf, vermoedelijk uit plm. 200 na Chr.) dienen als bewijs. Zij herinnert aan John Wilson, een theoloog uit Cambridge, die van 1837-1870 de Brits-Israël- theorie verdedigde. Op blz. 90 wordt gewenst: „Moge de toekomst ons weer eensgezind aan de kant van het Huis van /David zien! Volgens sommigen komen alle vorstenhuizen van noordwest-Europa rechtstreeks uit het Davidische Koningsgeslacht voort". Wij zijn dus allen leden van het Verloren Huis van Israël (in West-Europa) (Wilson), 't Wil er bij ons niet in, zelfs niet na het betoog (44), dat de naam Zebulun verborgen is in onze watermolen „Wie loopt er nu met molentjes rond, U of de schrijfster?" (45). Eerlijk gezegd dachten wij dat o o k . . . . In mijn hebreeuws woordenboek (Gesenius) kan ik nergens vinden, wat van zaïn en lamed wordt gezegd: resp. (het water) van één niveau naar het andere brengen èn de beweging of aandrijving met kracht. . . . 't Klinkt onaardig, maar is hier niet een op hol geslagen fantasie aan het woord? Ongaarne schrijven we dit, want schrijfster is zeker te goeder trouw. Er is ook een film vervaardigd, die deze visie nader adstrueert. Verdere studies worden in uitzicht gesteld Wel een merkwaardig geschrift!

Kerk en Tegenkerk. J. A. E. Vermaat. De oecumenische beweging getoetst aan de Heilige Schrift. Uitgave: Buyten & Schipperheyn Amsterdam 1972. 132 pag. Prijs ƒ 10,—. Met een voorwoord van Ds. J. C. Maris en dr. E. Masselink.

De auteur, die door zijn functie geregeld in aanraking komt met aktuele parlementaire en politieke aangelegenheden en die rechten studeert aan de R.U. te Leiden (achterflap) heeft dit boek bedoelt als voorlichting en leidraad ten behoeve van hen die zich op de hoogte willen stellen van onthullende feiten.

Deze onthullende feiten zijn de doelstellingen van de we,- reldraad van kerken te Geneve en de oecumenische beweging in Nederland zoals deze optreedt in de Raad van Kerken.

Het boek geeft zeer veel citaten, die doel en streven van de oecumenische beweging duidelijk maken. Dit doel en streyen wordt radicaal afgewezen. De radicaliteit blijkt, naast de titel ook uit het motto dat het boek heeft meegekregen: „En leidt ons niet in verzoeking, maar verlos ons van de boze, want van U is het koninkrijk" (Matth. 6 : 13). Citeren is vaak een hachelijke zaak, men is voortdurend in de verleiding alleen dat aan te halen wat het beoogde doel moet dienen, m.n. wat in dit boek van Dr. Visser 't Hooft wordt weergegeven lijkt mij aan dit euvel te lijden. Nu wil ik geenszins de politiek-links georienteerde en horizontalistische visie van de wereldraad verdedigen, maar ik kan ook niet inzien dat deze zaken in dit boek zijn getoetst aan de Heilige Schrift. Juist als wij zeggen eerbied voor de Schrift te hebben moeten wij meer doen dan onze eigen vertrouwde mening tegenover de verkeerde tendenzen van de oecumenische beweging zetten.

Het is m.i. een verkeerde methode om tegenover de negatieve kanten van de wereldraad de éénheid van de onzichtbare kerk te stellen - of tegenover het horizontalistische, politieke streven de redding van ieder individu die gelooft in onze Zaligmaker. De Schrift zegt toch wel meer over de verlossing, hoe terecht de schrijver de centrale en onmisbare plaats van het geloof hierbij benadrukt.

Er is in het boek ook een hoofdstuk getiteld „De Rooms Katholieke kerk en de oecumenische beweging". Het siert Rome dat zij haar eenheidsstreven in duidelijke bewoordingen weergeeft.

Kerkelijke eenheid is voor haar eenheid onder de opperherder, de paus. "Wat stellen wij daartegenover - ook en vooral als mensen die willen leven bij de Bijbel als het Woord van God en enige regel des geloofs. Ligt de kern van onze verlegenheid niet in het verwaarlozen van de reformatorische visie van kerk en staat als de twee brandpunten van de ellips van het christelijke leven?

Hierin krijgen individueel heil en politieke aktiviteit haar juiste plaats. Dan blijken oecumenische beweging en visie van de schrijver eenzijdig te zijn.

Die, eenzijdige visie van de Wereldraad c.s. kunt U uit het boek van Vermaat goed leren kennen. Laten wij er echter een visie tegenover stellen die recht doet aan de diepte, maar ook aan de breedte van het Heil.

Dit artikel werd u aangeboden door: Protestants Nederland

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 juni 1972

Protestants Nederland | 8 Pagina's

Boekbespreking

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 juni 1972

Protestants Nederland | 8 Pagina's