Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Over de oorsprong van het primaatschap van Rome in de R.K. kerk (2)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Over de oorsprong van het primaatschap van Rome in de R.K. kerk (2)

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het jaar 313 is zeer belangrijk in de geschiedenis van Rome. In dat jaar immers kondigde keizer Constantijn de godsdienstvrijheid af. Wat Constantijn zelf betreft: hij bleef de titel van Pontifex Maximus van de heidense godsdiensten houden, en liet zich pas aan het einde van zijn leven dopen.

Silvester I (314-335), die in die tijd bisschop van Rome was, verhuisde van uit zijn nederige woning aan de overkant van de Tiber naar het koninklijk paleis van Lateranen en liet het voorste gedeelte daarvan ombouwen tot een kerk. Doop en Avondmaal, tot dan toe eenvoudig gevierd, werden met veel praal omgeven om te kunnen wedijveren met de ceremonieën van de heidense Mithras- en Isisdiensten. De Niceanische geloofsbelijdenis ontstond in deze tijd (325).

In 337 stierf Constantijn. Het Arianisme (dat de godheid van Christus ontkende) won verder aan invloed. Julius I volgde Silvester op (337-352). In 343 werd te Sardica een synode gehouden (niet vermeld in het Enchiridion), waar op voorstel van de bisschop van Cordoba, Osius, de andere bisschoppen 170 in getal, ermee akkoord gingen dat de bisschop van Rome als voorzitter zou fungeren. Voorstanders van het pausdom zien hierin een bevestiging van het primaatschap. Duidelijk is echter dat, indien dit primaatschap toen reeds vaststond, men de synode niet zou gevraagd hebben of men met het voorzitterschap van Rome's bisschop akkoord wilde gaan.

Julius stierf in 352 en Liberius volgde hem op als bisschop van Rome. Keizer Constantinus, een voorvechter van het Arianisme, trachtte Liberius voor het Arianisme te winnen. Liberius ging hier niet op in en werd weggevoerd naar Tracië.

Er ontstonden nu te Rome grote moeilijkheden. De diaken Damasus (later paus) zei de ballingschap van bisschop Liberius te willen delen en vertrok. Spoedig kwam hij echter terug, om zelf bisschop van Rome te worden, maar hij was te laat. Felix II, die het keizerlijk hof meer genegen was, werd bisschop van Rome

Keizer Constantinus liet Liberius, die nu wat meer tot toegeven aan de keizerlijke eisen bereid was dan voor zijn gevangenneming, terugkeren naar Rome. Voortaan zouden Liberius en Felix II elk een gedeelte van de gemeente te Rome besturen. Een bloedige strijd ontbrandde hierop onder de christenen te Rome. Felix vluchtte, maar keerde weer terug, toen hij hoorde dat Liberius niet door alle gelovigen te Rome werd geaccepteerd. Liberius stierf en toen waren de poppen helemaal aan het dansen

Als opvolger van Liberias kozen sommigen de diaken Ursicinus, anderen Damasus (Damasus I). Deze Damasus had eerst Felix aangehangen, maar verwisselde deze later voor Liberius en nu Damasus Liberius kon opvolgen was alle twijfel, wie nu de eigenlijke bisschop van Rome was, voorbij. Vivantius, de prefect van Rome, ging tot verbanning van Ursicinus over en Damasus versterkte zijn autoriteit. Hij bekwam van de inmiddels keizer geworden Valentianus, dat hij rechtszaken van priesters en kerken, met toevoeging van vijf of zeven andere bisschoppen, zou mogen beoordelen. In de bisdommen die van Rome afhankelijk waren liet Damasus zijn rechten gelden, maar buiten zijn gebied in Italië en Gallië was hij voorzichtig genoeg om dit niet op te dringen.

In het Oosten stoorde men zich helemaal niet aan de zogenaamde voorrechten van Damasus. Door het conciUe van Constantinopel werd in 381 uitgesproken, dat aan de bisschop van Constantinopel dezelfde macht zou worden toegekend voor de kerk in het Oosten als die welke de bisschop van Rome voor de westerse kerk kreeg. Wat dit in werkelijkheid betekende ervoer Damasus in 382, toen hij te Rome een concilie wilde houden. De Oosterlingen kwamen niet. Onherstelbaar gingen Oost en West nu uit elkaar en dit zou zo blijven tot nu toe.

Siricius (384-398) volgde Damasus op. Hij is de man van de Decretalia. Decretalia zijn voorschriften en wetten die gelden voor alle kerken. Hij wilde ook, dat alle decretalia en canons (leerregels) door alle kerken zouden worden aangenomen en dreigde hen die dit niet deden met excommunicatie (uitsluiting uit de kerkelijke gemeenschap). Siricius verbood ook aan priesters, bisschoppen en diakenen te trouwen en geldt dus ook als de man die het ceUbaat instelde. Ook was hij de eerste die zich als wetgever liet gelden in de Spaanse, Afrikaanse en Gallische aangelegenheden, zodat Friedrich Heiler in zijn 'Altkirchliche Autonomie und Päpstlicher Zentralismus', uitgegeven te München, hem de eerste paus noemt

Siricius werd opgevolgd door Anastasius I (398-401), die maar drie jaar regeerde en opgevolgd werd door Innocentius I (401-417). Innocentius handhaafde de pauselijke aanmatigingen. Ook veroordeelde hij het Pelagianisme (dat o.a. leert, dat de erfzonde niet bestaat). Augustinus zou naar aanleiding van deze veroordeling gezegd hebben: Roma locuta, causa finita (Rome heeft gesproken, de zaak is beëindigd). Dat de kerkvader Augustinus hiermee het primaatschap van Rome erkend zou hebben is echter niet waar, zoals het volgende bewijst. Toen Zozimus (417-418) Pelagius rehabiliteerde door te zeggen dat Pelagius een goed katholiek was, lieten 214 bisschoppen, onder voorzitterschap van Augustinus, aan Zozimus weten, dat zij vasthielden aan de veroordehng. Zozimus haastte zich daarop, toen ook de keizer zich tegen Pelagius keerde, het Pelagianisme opnieuw te veroordelen.

Bonifatius I (418-422) volgde Zozimus op en werd op zijn beurt opgevolgd door Coelestinus I. Deze Coelestinus liet, volgens het Enchiridion bladz. 51, zijn legaat op het concilie van Ephese een tekst voorlezen volgens welke de Heer Jezus, toen Hij aan Petrus de sleutels gaf om te binden en te ontbinden, deze macht ook gaf aan de opvolgers van Petrus, die - volgens Coelestinus - deze macht ook altijd hadden uitgeoefend

Ondertussen hadden de Afrikaanse bisschoppen in 419 hun eigen'codex uitgegeven en zij eisten van de bisschop van Rome het bewijs omzijn pretentie tot werkelijkheid te maken. Men kwam op voor de collegiahteit. God had immers niet aan één man, al was hij ^ dan bisschop van Rome, zijn Geest beloofd, maar aan " alle bisschoppen tesamen? Aldus deze Afrikanen.

Leo I, die 'de grote' genoemd wordt (440-461) zette de kroon op het werk van zijn voorgangers. Niet in Petrus, maar door Petrus kregen de apostelen een gezag in de kerk. Het was duidelijk: wie het gezag gaf, kon het ook nietig verklaren. Hij wist van keizer Valentinus III erkenning te verkrijgen van zijn gezag over heel de westerse kerk.

Dit artikel werd u aangeboden door: Protestants Nederland

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 maart 1980

Protestants Nederland | 8 Pagina's

Over de oorsprong van het primaatschap van Rome in de R.K. kerk (2)

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 maart 1980

Protestants Nederland | 8 Pagina's