Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Waarom een Christen genoemd?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Waarom een Christen genoemd?

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Over deze vraag word je vanzelf aan het denken gezet als je alleen al kennis neemt van het feit, dat twee zeer bekende theologen in de wereld van de roomskathoheken een belangrijk deel van de theologische discussie hebben proberen te voeren in omvangrijke en moeilijke boekwerken: Hans Küng onder de titel: Christen zijn; en Karl Rahner onder de titel: Wat is een Christen? Toch wil ik niet naar aanleiding daarvan over bovenstaande vraag iets zeggen. Al staat het volgende naar mijn mening niet los van dat andere, zoeven aangeduid.

In mei van dit jaar stonden in 'Trouw' enkele artikelen, die als vanzelf tot deze vraag brachten. Eerst (19 mei) schreef de heer A. J. Klei in zijn bekende rubriek over een brochure van de hervormde emeritus- predikant S. P. Tabaksblatt, van '52 tot '67 werkzaam voor de hervormde raad voor kerk en Israël. Boven zijn stuk stond geciteerd; 'Ik heb mij nooit als een 'christen' beschouwd'. En precies tien dagen later stond er een artikel van ene mevrouw Hannah Stranders, voorgesteld als 'een jodin, die Jezus als Messias aanvaardt'. Zij gaat vooral in tegen de ijver om de Joden hun Jood-zijn te ontnemen. Zij noemt dat letterlijk: de Joden bij hun eigen volk weghalen en tot elke prijs 'christen' maken. Wanneer wij ons afvragen waarom steeds bij het woord 'christen' aanhahngstekens worden gebruikt, blijkt al gauw, dat dit dient om met deze naam de gelovigen uit de heidenen aan te duiden. Hannah Stranders beweert, overigens zonder bewijs, dat in Handelingen 11:26 uit de tekst duidelijk blijkt, dat het daar om niet-joodse leerlingen van Paulus ging. En zij zegt dan: 'Er was ook wel een reden voor: de heidenen, die overal, individueel, tot geloof in Jezus kwamen, stonden anoniem in hun heidense wereld. Hun nationaliteit bleef dezelfde, maar de aanduiding christen verbond hen met geloofsgenoten uit andere volken. Joden daarentegen, ook in de verstrooiing, waren een volk en bleven een volk en hadden die nieuwe naam niet nodig'.
Het spijt me voor de geachte schrijfster - maar het verband van de bedoelde woorden in Hand. 11 toont dat helemaal niet aan, eerder het tegenovergestelde. In vers 19 heet het, dat de verstrooiden (uit Jeruzalem) alleen tot de Joden het woord spraken, tot in Antiochië toe. Vervolgens, dat in Antiochië ook tot de Grieken van Jezus de Heer gesproken werd (vers 20; denk aan wat we later lezen: eerst de Jood en ook de Griek). Nadat de Cyprioot Barnabas, een Leviet, door Jeruzalem was afgevaardigd om poolshoogte te nemen in deze gemengde Gemeente en hij met Saulus van Tarsus een vol jaar met zegen had gewerkt, zond die gemengde Gemeente deze broeders naar Jeruzalem tot ondersteuning van de broeders daar. En in dit verband staat er dan van deze gemengde Gemeente 'dat de discipelen het eerst te Antiochië Christenen genoemd werden'. 
Later, in Hand. 26:28, horen we Agrippa tegen Paulus zeggen: 'gij wilt mij wel wat gauw als Christen laten optreden', wat bewijst, dat ieder die het Evangelie van Jezus als de Christus geloofde, die naam droeg. Daar is nog een plaats in het N.T. waar de naam Christen voorkomt: 1 Petrus 4:16: 'Indien hij echter als Christen lijdt, dan schame hij zich niet, maar verheerlijke God onder die naam'.
Vergelijking met het voorgaande vers laat zien, dat hier 'Christen' staat voor 'ware gelovige' en tegenover: moordenaar, dief, bemoeial (iemand die zich met verkeerde dingen inlaat). Dat dit alleen voor gelovigen uit de heidenen geldt is toch met geen enkel bewijs uit deze brief te staven.

Men heeft de vraag gesteld of die naam in Antiochië een scheldnaam dan wel een erenaam was. Dat doet weinig ter zake. Bij Petrus bemerken we, dat deze naam iets bijzonders zegt van het discipelschap: met de totale existentie betrokken zijn bij het leven en werken van Jezus Christus. Van deze betrokkenheid geeft onze Heidelbergse Catechismus rekenschap als hij de naam 'Christen' aan de orde stelt midden in de belijdenis aangaande God de Zoon en onze verlossing. Zondag 12. In het antwoord op de vraag: 'En waarom wordt gij een Christen genoemd?' staat niet van alles en nog wat over verschillende groepen gelovigen, in Jezus, de Messias, maar dit: 'omdat ik door het geloof een lidmaat van Christus ben en alzo Zijner zalving deelachtig '
In één prachtige greep is zo de volle rijkdom van iedere gelovige e^i zijn gemeenschap met de Christus samengevat: de relatie Hoofd-Lichaam, het gezalfd zijn met Zijn Geest, wat zichtbaar wordt in het leven in Zijn dienst, in Zijn kracht en tot Zijn eer. Het is eigenlijk een en al jubel over wat wij in Christus hebben en de Heilige Geest ons wil toeëigenen (vergelijk het formulier voor de doop). Wie in Christus gelooft is Christen.
Wie niet gelooft en wie de Geest van Christus niet heeft behoort Hem niet toe (Rom. 8:9). Maar voor de gelovige geldt dat hij 'vernieuwd wordt tot volle kennis naar het beeld van zijn Schepper, waarbij geen onderscheid is tussen Griek en Jood, besneden of onbesneden, barbaar en Scyth, slaaf en vrije, maar alles en in allen is Christus' (Colossenzen 3: 10 en 11). Vandaag zou de apostel er wellicht bij gezegd hebben: Rus en Amerikaan, Afrikaan en Indiaan, Chinees en Zigeuner en zelfs.... Nederlander. Christen zijn = in Christus zijn. Het is dus niet voldoende om bij de niet-mohammedanen en niet-boeddhisten enz. gerekend te worden, evenmin als iedere niet-roomse protestant is.
Of wij nu van Joodse afkomst zijn of van niet-Joodse - wij zijn van nature 'in Adam'. Maar ieder die gelooft in de Heer Jezus Christus is 'in Christus'. 'Zo iemand in Christus is die is een nieuwe schepping, het oude is voorbij, het is alles nieuw geworden' 2 Cor. 5:17.
Nu zien wij dat velen de naam 'Christen' wel dragen, maar niet als 'Christen' leven. Dat is een droeve werkelijkheid. En het is ook diep beschamend dat tegenover de Joden in de loop der eeuwen door 'christenen' een verschrikkelijk onchristelijk gedrag is geopenonder de zon. Niemand minder dan Paulus zegt: 'want niet allen die van Israël afstammen zijn Israël' Rom. 9:6. En onze Heer zelf stelt in Openb. 3:8,9 vast, dat er mensen zijn, die zeggen dat zij Joden zijn, maar zij zijn het niet. En moet ik hier nog herinneren aan wat Jezus tot de Joden zei (Joh. 8:37-44)? Neen, dat alles brengen wij niet naar voren om ons boven Israël te verheffen. Wie zijn wij?
Maar als er een gelovige in Jezus komt zeggen: 'Ik heb mij nog nooit als een 'Christen beschouwt' dan vraag ik mij af waar de eenheid blijft, waarover in de brief aan de Efezieërs zo prachtig wordt geschreven. Die eenheid is er door Christus. Hij is onze vrede. Hij heeft de gelovigen uit Israël en uit de heidenen tot één lichaam verbonden, samen huisgenoten Gods, gebouwd op de grondslag van de apostelen en profeten. Heeft deze broeder (zuster) dan niet opgemerkt, dat het 'in Christus' en 'in Hem' onophoudelijk in de prediking van de apostelen de gedachten beheersen? Zegt hij: ja, maar de Jood blijft Jood! dan zeg ik: en de Nederlander blijft Nederlander. Zeker. Maar in Christus is Jood noch Nederlander! En juist vanuit dat prachtige Efeze 2 zing ik met volle vrijmoedigheid Psalm 87 in de oude berijming, waar voluit nagesproken wordt, dat de Filistijn, de Tyriërs, de Moren binnen de Godsstad zijn voortgebracht en dat God ze zelf zal bevestigen en schragen, omdat ze in Israël zijn ingelijfd. Met de droefheid over de uitgebroken takken die echter ook weer geënt kunnen worden. Rom. 11.

Tenslotte nog dit. Hans Küng gaf zijn boek 'Christen zijn' een samenvatting onder de titel: 'Profiel van een Christen'. Op blz. 16 lees ik daarin: 'Wat maakt een christen tot christen? Dat hij zijn menselijkheid, zijn sociaal functioneren en zijn godsdienstige beleven tracht af te leiden van Christus. Tracht: niet meer en niet minder!' Zo ziet u, wat de nieuwere theologen ons willen leren. Zet daartegenover Zondag 12 van onze Heidelbergse Catechismus, de belijdenis naar de Schriften. De Christen weet zich in leven en in sterven het eigendom van Jezus Christus, gekocht en betaald en door niets van de liefde Gods te scheiden. Dat weet hij - door het geloof! Anders niet!


Het verheerlijken van christelijke liefde en eendracht is gemakkelijk. Het is ook gevaarlijk. Wij doen er niet aan mee. Wij willen daarentegen de majesteit van het Woord en van het geloof verheerlijken.
Luther

(Uit: Prof. dr. W. J. Kooiman, 'Luther, zijn weg en werk'. Carillon-reeks, 1959, blz. 51)

Dit artikel werd u aangeboden door: Protestants Nederland

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 november 1980

Protestants Nederland | 12 Pagina's

Waarom een Christen genoemd?

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 november 1980

Protestants Nederland | 12 Pagina's