Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De betekenis van Zwingli

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De betekenis van Zwingli

18 minuten leestijd Arcering uitzetten

Zijn leven

Afgelopen nieuwjaarsdag was het vijfhonderd jaar geleden dat Zwingli te Wildhaus in de graafschap Toggenburg, Zwitserland werd geboren als zoon van een Gemeindeamman, wij zouden zeggen: een burgemeester. Zijn oom was pastoor en het heeft de jonge Huldrych niet aan opvoeding en onderricht ontbroken. Van zijn vijfde tot zijn tiende jaar kreeg hij onderwijs van zijn oom, daarna bezocht hij twee jaar een latijnse school in Bazel en nog twee jaar een latijnse school in Bern, en vervolgens vier jaar de universiteit van Wenen. We krijgen de indruk dat hij daar een zeer algemene vorming ontving. Hierna treffen we hem vier jaar te Bazel aan, waar hij schoolmeester was, waarschijnlijk aan een latijnse school, en waar hij verder vrije kunsten (de middeleeuwse basisfakulteit) en vervolgens theologie studeerde. Thomas Wyttenbach, toen nog volop rooms-katholiek, later overgegaan naar de Reformatie, heeft hem onderwezen in de scholastiek en hem vooral in de richting van de via antiqua, het realisme van een Thomas van Aquino gestuurd. Dat was precies de tegenovergestelde richting als waarin Luther onderwezen was. Luther was opgevoed als een ockamist, een aanhanger van de via moderna. Sommigen beweren dat dit ook een van de oorzaken van de controverse tussen Luther en Zwingli inzake het Avondmaal geworden is. Het lijkt me niet waarschijnlijk, maar daarover wordt door anderen dezer dagen geschreven.
Zwingli's theologische studie duurde niet langer dan acht maanden, maar die korte duur werd ruimschoots vergoed door zijn studie- en leeshonger toen hij eenmaal pastoor van Glarus was. Met name aan de Bijbel en de kerkvaders en aan de klassieke schrijvers schonk hij veel aandacht. Want Wyttenbach had hem niet alléén in de scholastieke theologie onderwezen, maar hem ook een aantal centrale bijbelse begrippen bijgebracht. En dat onderwijs had gecirkeld rond de Brief aan de Romeinen, en daarin rond de verdienste van Christus als enige grond tot onze rechtvaardiging. Net als bij Luther. Vier eeuwen later deed diezelfde Brief aan de Romeinen de jonge Barth, gekonfronteerd met de nood der prediking, breken met een wijsgerig getint evangelisch geloof, waar de gemeente niets aan had.
Van 1516 tot 1518 is hij volkspriester, plebaan in de bedevaartplaats Mariae Einsiedeln. Daar doet hij na een bezoek aan Erasmus de grote ontdekking: Je moet de bedoeling van God zuiver uit Zijn eenvoudig Woord leren. Tegenover Erasmus, die nu wel een mooie uitgave van het griekse Nieuwe Testament bezorgde, maar intussen in de Bijbel naar een allegorische, geestelijke betekenis van de teksten zocht, stelt hij: De letterlijke betekenis van de Schriften is tegelijk de geestelijke. Schriftprincipe is Geestesprincipe, en dat is ook het Christusprincipe. Daarom is Zwingli ten diepste ook geen humanist, maar een evangelisch theoloog, bij wie zijn humanistische vorming ten goede komt aan de verbreiding en het leren van de Schriften.
Vanaf 1518 vinden we hem in Zürich, verbonden aan de Groszmünster. Hier breekt hij officieel met Rome, treedt hij op tegen de aflaat, weerspreekt hij het systeem van de Zwitserse jongemannen als huursoldaten in vreemde legerdienst, en voert hij de bibUokratie, de regering van Gods Woord over alle terreinen van het leven, door zoveel als hem gegeven is. In 1531 sneuvelt hij als legerpredikant in een burgeroorlog tussen de rooms-katholieke en protestantse kantons van Zwitserland. Zijn standbeeld laat hem ons zien met het zwaard in de ene en de Bijbel in de ander hand.

Zijn betekenis

Zwingh is in de loop van de tijd óf overschaduwd öf miskend en vertekend. Van vrijzinnige zijde heeft men het doen voorkomen alsof bij Zwingli het humanisme loopt naast het christelijk geloof en hier en daar de kleuren van dat geloof tempert. Van lutherse zijde heeft men sedert het godsdienstgesprek tè Worms in 1557 in Zwingli alle Zwitsers veroordeeld, en zelfs Melanchthon heeft daaraan meegedaan, zoals Calvijn in een van zijn brieven beschuldigend zegt. De calvfnisten zijn ook nooit dol op Zwingli geweest, en de laatste tijd zijn zijn papieren nog verder gedaald, doordat hij toch de man is van min of meer het politieke Evangelie! De meest neutrale beoordelaars menen dat hij niet oorspronkelijk is, maar zijn inzicht in de Reformatie aan Luther ontleend heeft.
Ik voor mij geloof dat dit alles berust op een geweldig misverstand, dat stukje bij beetje door G. W. Locher in zijn magistrale boek Die Zwinglische Reformation im Lichte der europäischen Kirchengeschichte (1979) is ontzenuwd. Ik wil daar nu niet op ingaan, maar een aantal positieve punten aanwijzen, op grond waarvan ik meen dat Zwingli ook voor onze tijd van uitzonderlijke betekenis is en kan zijn.

1. In 1522 schreef hij een uitgewerkte preeic over de helderheid en zekerheid van Gods Woord. In die preek weet hij de verbinding tussen het geschreven Woord en de Persoon van de Heilige Geest op een zeldzame manier te schilderen. 'Wanneer de mens alleen op het verstand van de Geest let, dan kan hij niet dwalen. En diegenen die dat niet doen, maar alle ijver aanwenden om in de Schrift de bevestiging van hun mening te vinden, dwalen allen met elkaar'. 'God wil Zelf de schoolmeester zijn'. 'Onder Gods Woord is alleen dat te verstaan wat van de Geest van God komt. Aan geen woord moet zulk geloof geschonken worden als aan dit. Want het is zeker, het kan niet dwalen; het is helder, laat ons niet in de duisternis op een dwaalweg gaan; het leert zichzelf, verklaart zichzelf en verlicht de menselijke ziel met alle heil en alle genade, maakt haar getroost in God, verootmoedigt haar, zodat ze zichzelf verliest, ja wegwerpt en daarvoor in de plaats God in Zich neemt'.
Deze geestelijke Schriftleer heeft als resultaat dat ZwingU over de betrekking van de mens tot dit Woord zeer bevindelijk spreekt. 'Ieder moet God innerlijk aanroepen, opdat Hij in hem de oude mens doden wil, die veel van zijn wijsheid en kunnen verwacht. En wanneer deze gedood en ontledigd is, wil God Zichzelf hem genadig ingieten, zo rijkelijk dat hij Hem alleen gelooft en vertrouwt.
Wanneer dat geschiedt, dan is het zeker dat hij geweldig verheugd en getroost wordt, en hij moet vaak het woord van de profeet in de mond nemen: Heere onze God, bevestig Gij dat wat Gij in ons gewerkt hebt; want wie staat, moet toezien dat hij niet valle. Het behoort tot zijn natuur (namelijk van het Woord) om de hoogmoedigen en geweldigen te vernederen en aan de deemoedigen gelijk te maken.
Gevoelt gij dat Gods Woord u vernieuwt, dat God u begint liever te worden, meer dan tevoren, toen gij naar mensenleer luisterdet, wees dan daarvan zeker dat God dit in u gewerkt heeft.
Gevoelt gij dat het u van de genade Gods en van het eeuwige heil zeker maakt, dan komt dat van God. Gevoelt gij dat het u klein en gering maakt, daarvoor (in de plaats) echter God groot in u, dan is dat een werking van God. Gevoelt gij, dat de vreze Gods begint u meer vrolijk dan treurig te maken, dan is dat een zekere werking van het Woord en de Geest van God. Moge God Deze aan ons geven. Amen'.

2. In de lijn van deze Schriftleer, die zo nauw verbonden is met de Heilige Geest, Die God aan Zijn gemeente moge geven (zo besluit de preek), heeft Zwingli met de zijnen vanaf 1525 elke doordeweekse dag, met uitzondering van vrijdag, 's morgens om acht uur in de winter en zeven uur in de zomer voor alle predikanten, studenten, oudere scholieren en alle belangstellenden een wetenschappelijk verantwoorde Bijbelstudie gehouden, die de naam van Prophezei kreeg en die het begin is geworden van een nieuw soort theologische opleiding in een tijd toen de theologische fakulLeiten aan de bestaande rooms-katholieke universiteiten steeds meer taanden. Zwingli zelf met zijn acht maanden theologiestudie was er wel een schoolvoorbeeld van! In de opzet komt duidelijk uit dat men de taalstudie zeer ernstig neemt: Schriftprincipe is zoeken naar de letterlijke betekenis die tegelijk haar geestelijke zin is. Tegelijk zou het niet moeilijk zijn om een sterk spirituele inslag bij al die opleidingen aan te wijzen, die door Zwingli's Prophezei zijn beïnvloed of naar het voorbeeld ervan zijn opgebouwd. Men vindt ze in Frankrijk, de Nederlanden, Engeland plus Schotland, Oostfriesland, Duitsland, Hongarije en natuurlijk op verschillende plaatsen in Zwitserland. Locher heeft erop gewezen dat tot de Prophezeien behoorde, dat er niet alleen studenten werden opgeleid, maar dat er ook altijd een Prophe- ZQïkring was, die zo met de Schrift onderling bezig was. De middeleeuwse universiteiten waren opgekomen uit geleerdenkringen. Hetzelfde zocht Zwingli, maar nu niet als geleerdenkring. Het hart van zijn Prophezei werd gevormd door het geestelijk draagvlak van de gemeente.

3. Wat wij misschien allerminst verwachten, is dat onze Doop- en Avondmaalsbeschouwing zo diepgaand door Zwingli is beïnvloed. En dan denk ik natuurlijk het eerst aan de opvattingen dienaangaande in het gereformeerde protestantisme. Zwingli heeft met Wiedergedechtnusz nooit bedoeld een herinnering, zodat het Avondmaal een soort herinneringsmaal zou worden, een soort dodenherdenking. Maar hij kwam tot deze term op grond van de betekenis van verbond en Pascha in het Oude Testament. Het verbond werd vernieuwd. En zo werd de Uittocht opnieuw voor het geloof levende werkelijkheid. Die gedachtenis ('Doet dit tot Mijn gedachtenis') is voor Zwingli de term geworden om de gemeenschap tussen Christus en de gelovigen aan de Avondmaalstafel tot uitdrukking te brengen. En wie nu de Zondagen van de Heildeberger over de Sakramenten nauwkeurig bestudeert, die komt deze verbondsbeschouwing telkens weer tegen, niet in het minst wanneer de Catechismus zo heel vaak de Heilige Geest noemt in het verband der Sakramenten. Bijvoorbeeld de reiniging onzer zonden geschiedt niet door het uiterlijk waterbad van de Doop, maar door de Heilige Geest èn door het bloed van Christus.

4. Zeer onverwacht komt het waarschijnlijk over, wanneer we Zwingli de vader van een stuk christelijke pedagogiek noemen. Toch heeft hij zich zo bewezen in het boekje dat hij aan zijn stiefzoon Gerold Meyer von Knonau opdroeg als 'Badenschenke', een geschenk ter gelegenheid van diens terugkeer van zijn kuur te Baden. Het is een leerboekje, dat dateert uit 1523 en als titel draagt: Hoe men edele jongehngen vormen moet. Het eerste deel handelt naar Zwingh's eigen woorden over het onderrichten van het teer gemoed van een edel mens in de godzaligheid, het tweede over de zelfzucht, het derde over de verhouding ten opzichte van de medemens. Zwingli kiest daarbij niet zijn begin bij de leeftijd van de wieg, maar daar waar men reeds kan begrijpen en zonder zwemgordel begint te zwemmen, d.w.z. zonder toezicht begint zijn weg te gaan. Menselijke kracht kan geen mens tot het geloof in de ene God trekken, maar alleen de hemelse Vader Die ons tot Zich trekt. De prediking van het Woord, Christus' Woord, voegt Zwingli er met klem aan toe, kan ons alleen geloof schenken, 'wenn der inwendig mitschwingende Geist treibt'.
Bij dat Woord van Christus past het, dat het ook daar wat zichtbaar is, tot de kennis van God voert. En dan noemt Zwingli het voorbeeld van het heelal, dat geordend is. Bij ons is het al erg, wanneer een mens niet op zijn huishouden let. Hoeveel temeer ordent God dat heelal en vergeet Hij niets! Van hieruit moet de jongeman leren, dat Gods voorzienigheid voor alles zorgt, alles ordent en alles behoedt. Wie dat leert, kan nooit angstig worden. God is niet alleen de Heere, maar ook de Vader van al Zijn gelovigen die op Hem vertrouwen. Op dit gedeelte volgt een stuk over de heilsfeiten, waarbij Zwingli zijn uitgangspunt neemt in het paradijs en de zondeval.

Het tweede gedeelte gaat over de zelfzucht ofwel daartegenin over de zorg voor het eigen innerlijk. Ook nu is de beste zorg de oefening in Gods Woord dag en nacht, overeenkomstig Psalm 1. En dat gaat goed, wanneer de jongeling Hebreeuws en Grieks beheerst. 'Tot de bronnen', is het motto. Het is opvallend dat Zwingli wel telkens humanistische adagia gebruikt, maar die verbindt met een evangelische, reformatorische inhoud. Zo komt de jongehng met verlangend hart tot de poort van de hemelse wijsheid en zo gaat hij ook door die poort. Christus is hem daar het grote Voorbeeld van alle deugd. Op grond van Christus' woorden en daden zal hij zich Christus zo eigen maken, dat hij bij alles wat hij denkt en doet, iets van Christus' deugd zoekt te verwezenlijken. Van Christus leert hij op het rechte moment te spreken en te zwijgen. Hij zal geen onrijpe dingen aanpakken of beweren, daar Christus eerst op Zijn dertigste jaar aan Zijn openbare optreden begon. Bij leraars moet de jongeling erop toezien dat hij de fouten en gebreken van de leraars niet overneemt. De jongeling moet zijn lichaam onderwerpen, bijvoorbeeld in het geval van de welsprekendheid, want uiterlijke feilen korresponderen vaak met innerlijke onreinheid. Daarom moet allereerst het hart rein gemaakt worden. Die regeling zal ook overigens matigheid met zich meebrengen. Overmaat aan wijn moet men mijden als vergif. Het voedsel moet eenvoudig zijn. Zo ook de kleding. Een dandy of verwekelijkt of verwijfd persoon is geen discipel van Christus. Want hij laat intussen de armen van koude en honger omkomen. In de liefde moet de jongeling de ridderlijkheid van zijn hart tonen. De zucht naar geld en roem verbiedt Zwingli heftig ('Was brande ich die... zu verbieten...'). De zucht naar rijkdom is slechts door Christus te vernietigen, wanneer wij Zijn trouwe volgelingen worden. Wiskunde en muziek moet men niet gering achten, maar ook niet te hoog aanslaan. Het vechten veroordeelt Zwingli niet, maar een christen moet met wapenen niets van doen hebben, zolang het (vredes)bestand en de rust van de staat het toelaten.
Zwingli wilde dat alle toekomstige predikers van Gods Woord meenden dat zij in Marseille zouden gaan wonen, waar men immers niet het burgerrecht krijgt tenzij men een handwerk uitoefent; dit tegen ledig gaan. Het derde gedeelte van dit christelijk pedagogisch handboekje gaat over de verhouding van de christenjongere tot de medemens. Uit het feit dat Christus Zich voor ons in de dood gegeven heeft, moet nu het hart besluiten dat wij niet onszelf toebehoren, maar ons voor elkander moeten overgeven. Wij zijn geboren öm allen alles te worden (1 Kor. 9 : 22). Daarom moet de jongeling van kindsbeen af slechts naar gerechtigheid, trouw en karaktervastheid streven, waardoor hij de christenheid, het vaderland en allen en een ieder van nut kan zijn. Zwakke harten streven slechts naar een behaaglijk leven. Daarbij moet men op zijn hoede zijn, dat men niet goed begint en dan door de duivel via het gevaar van de ijdele roem (door Zwingli een pest genoemd) wordt afgetrokken om wat schijnbaar de naaste moest dienen, slechts te doen uit eigenbelang. Hier ook komt terug bij Zwingli wat hij elders reeds schreef: het 'Gemeinwesen' moet men als een eenheid, als een gezin en familie, als een lichaam met ledematen zien en beleven. Er is bij Zwingli immers geen scheiding tussen kerk en staat! De jongeman mag zich gerust begeven tot openbare samenkomsten en bruiloften, waar immers Christus Zelf hoofdpersoon is geweest in het Evangelie. Daar te komen is beter dan te verkeren in een 'Lasterhaus'. De menigte der aanwezige ooggetuigen houdt menigeen sterker terug van verkeerde woorden en daden dan het eigen hart dat kan doen. In die bijeenkomsten moet hij het voorbeeld der eerbaren zien en navolgen, de schaamtelozen daarentegen verachten. Men moet zijn ouders eren, ook die ouders die zich niet houden aan de mening van Christus. Men mag als kind in dat geval met zachtmoedigheid het nodige zeggen en doen, maar als ze daar niet naar luisteren, is het beter hen te verlaten dan hen te beschimpen. Men moet de toorn vermijden, verstrooiing met leeftijdgenoten slechts zoeken waar het om onderwijzende afleiding of lichaamsoefening gaat. Rekenspelen en schaken worden hier door Zwingli aanbevolen. Vóór alle dingen moet men met zijn naaste in waarheid omgaan en de waarheid spreken, omdat Christus de Waarheid is. Het gaat er maar om dat wij Christus zo zuiver als mogelijk in ons opnemen; dan zal Christus onze regel zijn.

Besluit

In plaats van nog meer te berde te brengen aan punten die vanuit Zwingh's erfenis voor ons nu van betekenis zijn, denk ik er beter aan te doen, de inventaris op te maken van wat ik genoemd heb.
Om met het laatste te beginnen. In zijn christelijke pedagogiek omschrijft Zwingh Christus als Middelaar èn Voorbeeld. Dat is door heel zijn werk beide waar. Het is Evangelie èn Wet, beide onverkort. Alle aspekten van Luther treft men bij hem aan, en daarnaast die sterke nadruk op de werken der Wet, die noodzakelijk uit het geloof voortvloeien. Je kunt ook zeggen: ze zijn de levensvulling van hem die niet slechts door het Woord maar ook door de Geest gedreven en geleid wordt. De overgave van Christus als een volkomen offer voor al onze zonden brengt ons door het geloof tot zelfovergave, tot uiterste deemoed, tot ware liefde voor de naaste. 'Christus in ons opnemen' noemt Zwingli dat herhaaldelijk. Ook hier gaat Zwingli ver boven het humanisme van zijn dagen uit. Een voorbeeld is de komst van de zieke Ulrich von Hutten, eerst in Bazel waar hij geen ontvangst kreeg bij Erasmus omdat deze bang was voor de besmettelijke ziekte waar Von Hutten aan zou lijden, en toen in Zürich waar hij niet alleen door Zwingli werd opgenomen, maar ook door hemzelf verpleegd. Dat leert alleen het Evangelie, en niet het Evangelie van het voorbeeld, maar dat van Christus' zoen- en kruislijden. Zo heeft Zwingli ook gewerkt onder de pestlijders van Zürich, totdat hijzelf die vreselijke ziekte kreeg en er bijna, zoals anderhalve eeuw eerder Geert Groote te Deventer, aan bezweek.
Wat Doop en Avondmaal betreft, zei ik reeds dat de nadruk op de Heilige Geest bijvoorbeeld in de zondagen van de Catechismus over de Sakramenten bij Zwingli (en Butzer) vandaan komt. Het eerste gebed in ons oude Doopformulier is van ZwingU afkomstig. Ook andere gedeelten van onze formulieren zijn m.i. onder zijn invloed ontstaan. Wat dit betreft, hebben we met een zwinglio-calvinisme (Witteveen) in de Nederlanden te maken. Zwingli's en Bullingers invloed zijn in de tweede helft van de zestiende eeuw sterk opgegaan in de doorwerking van het calvinisme, dat zich in onze landen nestelde vanuit het zuiden, met name ook toen de Zuidelijke Nederlanden dicht gingen voor dé Reformatie. Er zijn dingen die men in de nederlandse vorm van het gereformeerde protestantisme aantreft en die herinneren aan Zwingli. Bijvoorbeeld de eigen gestalte van theokratie of bibliokratie in ons land, het gereformeerde karakter van de republiek en van de republiek en de hartstochtelijke liefde voor vrijheid hebben wij niet direkt aan Calvijn te danken, maar m.i. aan Zwingli. Ik kom nog even terug op het zgn. politieke Evangelie, dat men Zwingli in de schoenen heeft geschoven. Ook daarvan heeft Locher op m.i. overtuigende wijze aangetoond, dat het althans in Zwingli's geval niet om een politiek Evangelie ging. Zwingli kende de jongemannenfeesten en de jagersfeesten, waar een soort dodencultus bedreven werd. De zucht naar de dood en het doden kwam daar vandaan. Op dit ziekelijke en afgodische gevoel speelden de machten in, die door betaling van belangrijke sommen geld (Pensionen) het recht van Zwitserse steden en dorpen kregen om de jonge mannen voor hun krijgsdienst te ronselen. Zo leren ze moorden om geld, zei Zwingli, en ze slachten als kinderen van hetzelfde volk elkaar af, doordat ze dienst nemen bij heren die met elkaar in strijd zijn. De motivatie ontbreekt, en Zwitserland ligt door gebrek aan mankracht ekonomisch plat.
Zwingli stelt daartegenover de prediking van het Evangelie van de vrede, jarenlang, vooral tussen 1517 en 1520. Kardinalen en andere rooms-katholieke hoogwaardigheidsbekleders, die alle hun weg van Rome naar Noord-Europa door Zwitserland nemen, proberen hem van deze prediking af te krijgen door hem prachtige geldbedragen aan te bieden. In ruil daarvoor geeft Zwingli het laatste geld, dat hij van de Rooms-Katholieke kerk ontvangt, terug. En hij gaat door met deze prediking, daar hij ziet, zoals hij het zelf zegt, dat mensen in de ware vroomheid toenemen. Rome was bang van dit Evangelie van de vrede. Was het een politiek Evangelie? Nee, maar de vrede met God door Christus had konsekwenties, precies zoals in dat boekje dat hij aan zijn stiefzoon opdroeg. En voor die konsekwenties was Rome bang. Dan zou de paus geen soldaten meer kunnen ronselen, want dan waren de Zwitserse jongemannen met andere dingen bezig.
Wanneer wij al deze konklusies op een rij zetten, dan kunnen wij alleen maar dankbaar zijn, dat de Heere het in de geschiedenis van Europa, maar ook in die van ons eigen land en volk zo beschikt heeft, dat via Calvijn en ook vóór Calvijn uit, en na Luther Zwingli's theologie hier een bedding gevonden heeft. Het luisteren naar zijn stem zal in deze dagen veel vooroordelen wegnemen. En mocht men het in bepaalde zaken niet met Zwingli eens zijn, dat hindert niet. Want zelfheeft hij in 1523 net als Luther in 1517 aangeboden, dat men met hem op de basis van Gods Woord over de inhoud van zijn stellingen (Schlussreden) zou disputeren.

Dit artikel werd u aangeboden door: Protestants Nederland

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1984

Protestants Nederland | 8 Pagina's

De betekenis van Zwingli

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1984

Protestants Nederland | 8 Pagina's