Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Reformatie, blijvende opdracht

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Reformatie, blijvende opdracht

(Rede gehouden door Prof. Dr. W. van 't Spijker op Hervormingsdag 1983 in de Grote of St. Janskerk te Gouda.)

21 minuten leestijd Arcering uitzetten

Op deze avond van 31 oktober in dit Lutherjaar komen we niet dichter bij het hart van de Reformatie dan door ons te herinneren de reformatie van Luthers hart zelf. De reformatie van het hart brengt ons bij het hart van de Reformatie.
Wij kennen het altijd opnieuw weer boeiende verhaal van de doorbraak van het evangelie, het volle evangelie in zijn leven. Dat was het evangelie van de rechtvaardiging van de zondaar uit genade alleen en door het geloof en door de Schrift alleen. Luther heeft daarover veel en graag gesproken. Het nieuwe van zijn ontdekking is er voor hem nooit afgegaan. Het bleef nieuw, zoals de genade zelf altijd nieuw blijft, en altijd weer tot verwondering brengt.
Wat was het, dat hem naar zijn eigen woorden tot een nieuwe en wedergeboren mens maakte. Wat was het dat voor hem de deur naar het paradijs deed opengaan? Het was een drievoudige worsteling -éèn met zichzelf, één met de Schrift en één met God Zelf. Luther was een man die het gevecht met zichzelf niet uit de weg ging. Er zijn er velen, die zichzelf niet kennen, ook vandaag. Zij ontlopen de strijd met zichzelf het liefst. Zij leven oppervlakkig en als er een moment komt, waarin de strijd moet worden aangebonden, wijken zij terug. Zij durven het gevecht niet aan. Maar Luther leerde zichzelf kennen, en hij bond de strijd aan tegen zichzelf. Tegen het ik, dat diep verdorven was. Tegen de zonde, die op de bodem van zijn bestaan woelde. En zijn strijd, die diep en zwaar was, bracht hem in de vertwijfeling, in de aanvechting, waarbij alles wankelde, waarbij de eigen vroomheid verbleekte en de vraag steeds weer naar boven kwam: Hoe vind ik een genadige God! Waar vind ik Hem. Waar ontmoet ik Hem, zó dat ik weet, dat het goed is tussen Hem en mij!

Wij kunnen deze worsteling niet verstaan, als wij haar niet in verband zien met zijn worsteling om het verstaan van de Schrift. Luther had geleerd om de Bijbel uit te leggen met behulp van de heersende wijsbegeerte. Dat was die van Aristoteles, waardoor men al redenerende tot God opklom. Maar deze methode had de Schrift bedolven onder het stof van vele eeuwen filosofie. De kennis van God en van zijn Woord was een zaak van de filosofen geworden. En in een lange en bittere strijd heeft Luther moeten leren, dat het geheim van de Schrift niet een zaak van de wijzen en verstandigen is, niet van de wijsgerige machthebbers der eeuw, maar dat zij aan de kinderen wordt geopenbaard. De Schrift geeft haar geheim niet prijs, dan in de worsteling om haar waarheid te verstaan. Zó heeft Luther gebonsd op de deur van de tekst: 'De rechtvaardige zal uit het geloof leven'. Gods gerechtigheid wordt in het evangelie geopenbaard, d.w.z. de gerechtigheid van Christus die ons wordt geschonken en toegerekend, alsof wij geen zonde hadden gekend of gedaan, Dat geheim opende voor Luther de poort van het paradijs. Het maakte van hem een nieuw, een ander mens.
Maar dit alles zou niets betekend hebben wanneer zich achter die strijd tegen zichzelf en achter die worsteling om het verstaan van de Schrift niet had verborgen die strijd om God Zelf. Ja meer nog, die strijd met God Zelf, Wij zijn soms beschroomd om het zo te zeggen. Dat een mens worstelt en strijdt om God kunnen we verstaan. Maar dat een mens strijdt met God, we durven het nauwelijks te noemen. Maar we vergeten dan dat Jacob aan de Jabbok worstelde met God, en dat God hem däär zegende. We vergeten dat Job in zijn strijd over God met zijn vrienden ten diepste leed vanwege zijn strijd met God: 'Al zou Hij mij doden, dan zou ik nog op Hem hopen'. We vergeten al die mannen en ook al de vrouwen, die met God hebben gestreden om de waarheid van Gods belofte, om de trouw van Zijn Woord. Midden in de aanvechtingen heeft Luther God gevonden, als een God die Zich in Christus, en in Zijn belofte, gevangen geeft aan zondaren.

En zó heeft Luther zijn evangelische doorbraak ontvangen, op dat moment, waarin hij zichzelf aan het Woord, aan de belofte, aan de belovende God uitleverde. Toen werd alles anders. De moderne mens ontloopt het gevecht met zichzelf en met het Woord en met God. Het lijkt of hij de vraag voorgoed achter zich heeft gelaten: Waar vind ik een genadige God, En daarom ontgaat aan die moderne mens ook datgene, wat het hart van de Reformatie was. Daarom verbleekt de herdenking voor velen tot een actuaHseren van de boodschap van de Reformatie; een verwrongen boodschap wordt het die geen houvast biedt. Maar hier klopt het hart van Luther. Hier klopt het hart van de beweging die hij op gang mocht brengen, en die doorgaat tot op de dag van vandaag. Een mens, die de strijd opgeeft de wapens inlevert en capituleert, en die juist daarom de strijd kan aanvatten, de wapens gebruikt en voor het forum van heel de wereld zegt: Hier sta ik. Ik kan niet anders. God helpe mij, Amen! Hier klopt het hart van de zaak: waar de Schrift zo overtuigend opengaat, zo onoverwinnelijk blijkt in haar kracht en waarheid, dat de mensen daarvoor staan. Ja, dat is het hart van de zaak waar een mens zichzelf gevonden heeft voor God, en waar God Zich liet vinden, dat heel het leven voor Hém is.

Er is maar één woord waarin dit alles samenvattend kan worden gezegd: Heerlijkheid, Het is een woord dat in Luthers theologie zwaar geladen is: Heerlijkheid, Maar Luther heeft moeten leren, waar die heerlijkheid zich openbaart en wat het karakter ervan is voor ons, en hoe wij haar kunnen zien. Die heerlijkheid staat centraal in het kruis. Daarom is er voor Luther slechts één theologie, die de naam verdient: de theologia crucis. Daarmee heeft Luther het centrum van zijn theologie aangeduid. God verbergt Zijn heerlijkheid in het kruis en in het lijden. En dat is een theologie, die haaks staat op de triumfalistische theologie van de mens - ook van de vrome mens, die de dingen in bezit heeft, in handen, in eigen handen wel te verstaan.
Het is opmerkelijk hoe vaak Luther verwijst naar Mozes, die bad: Toon mij Uw heerlijkheid. Hij deed dit heel duidelijk in de z.g, Heidelberger disputatie uit 1518, Een echte theoloog vraagt niet naar de heerlijkheid - hij vraagt naar het kruis. En telkens keert dit motief terug, Luther moest de les van Mozes leren, die op het hoogtepunt van zijn middelaarschap vraagt: Toon mij uw heerlijkheid. Zoals ook Fihppus vroeg: Toon ons de Vader en het is genoeg. De laatste kreeg te horen: Ben Ik zo lang bij u, en kent ge Mij niet? Wie Mij gezien heeft, die heeft de Vader gezien! Christus verwijst naar Zichzelf. In Hém, in zijn kruis en lijden is de Vader. En zo werd Mozes verwezen naar de goedheid en de genade van God in Christus! Mij zal geen mens zien en léven. Maar God legt Zijn hand op Mozes' ogen. En Hij gaat voorbij, terwijl Hij zijn Naam uitroept. Als de Here voorbijgegaan is, mag Mozes Hem van achteren zien (Ex. 33). Luther ziet hier, wat het hart van alle theologie is, en wat zeker het hart van zijn eigen reformatorische boodschap is. En dan vallen drie dingen op:

In de eerste plaats, dat voor Luther God voor ons alleen te vinden is in Christus. Buiten Christus, buiten zijn kruis is God er voor ons niet, en nooit. Centraal staat het kruis. Middelpunt is de verzoening. Daarom kan Luther in zijn colleges over de Brief aan de Romeinen uit 1515/1516 ook zeggen dat wij ons niet zullen begeven in allerlei ijdele bespiegelingen, maar dat wij de ogen van het hart zullen reinigen in een beschouwen van de wonden van Christus. Mozes stond in de kloof van de steenrots. Daar was voor hem een plaats om werkelijk te kunnen staan. En, zegt Luther: voor ons bieden de wonden van Jezus Christus, de beschermende kloof in de steenrots, voldoende zekerheid. Hier is een plaats om te staan. Hier is de zekerheid, de veiligheid, de vrede. Die vinden we niet, en nooit in een ijdele, door de wijsbegeerte ondergesneeuwde theologie. Die vrede en veiligheid vinden we alleen in het verzoenende lijden en sterven van Christus. Daar is een plaats om werkelijk te staan! Die vrede vinden wij evenmin in de eigen vrome werken. Zij is er in Christus, omdat er in Christus een handelen van God is voor en aan de mensen. En dan gaat het maar niet alleen om wat Jezus gedaan heeft. Maar om wat Gód in Jezus Christus deed: voor óns. Zonder ons. Maar wel radicaal ons ten goede. In Christus heeft God Zelf de zonde op zich genomen én weggedragen. In het kruis raken hemel en aarde elkaar. Maar dat wordt slechts in lijden en kruis, in aanvechting en bestrijding werkelijk verstaan: Het kruis van Christus: de enige echte theologie.

In de tweede plaats wordt Luther niet moe er op te wijzen dat het in kerk en theologie om het Woord moet gaan. En het lijdt geen twijfel dat daarmee vooral bedoeld is het gepredikte Woord van de genade. Wanneer Luther ook hier telkens verwijst naar de geschiedenis van Mozes op de berg: 'Toon mij uw heerlijkheid', legt hij een sterke nadruk op het feit dat de Here de hand op Mozes' ogen legt. Niemand kan God zien en leven. Daarom trekt de Here aan Mozes voorbij, terwijl Hij diens ogen bedekt. Maar onder het voorbijgaan roept de Here zijn Naam uit. Dat is voor Luther de prediking. Het geloof is niet uit het zien, maar uit het gehoor van het gepredikte Woord. Niet door het zien komt het geloof en het heil, maar door het gehoor. En wat is de kern van de prediking anders, dan dit: Ik zal genadig zijn, wien Ik zal genadig zijn, en Ik zal Mij ontfermen, over wie Ik Mij ontfermen zal. Luther hoort daaruit de prediking van de wijze genade van God. Er is een plaats om onbeweeglijk te staan en ook staande te blijven in een innerlijke bewogenheid, de eeuwige ontferming van God. Maar daar ook zo volkomen en vast, omdat God onze wil in Zijn genadige wil heeft opgenomen. O, zeker, Luther weet ook van de verborgen God - maar hij weet veel meer en veel rijker nog te spreken van de God die gepredikt wordt in Zijn volle en heerlijke genade voor schuldige mensen. Dat is de betekenis van de prediking voor de Reformatie.

En dan is er nog het derde, waarvan Luther ook altijd weer spreekt. Wij kunnen nooit anders dan de naar ons toegekeerde rugzijde van God ontdekken. Een theologie der heerlijkheid wil hier in dit leven al vooruitgrijpen naar de visio Dei, het aanschouwen van God Zelf, het zien van aangezicht tot aangezicht. Maar de theologie der verzoening, die van het kruis, die van de gepredikte genade is een theologie van het aposteriori, het 'achteraf'. Luther wijst elke vorm van denken apriori ter zijde. Een mens kan God slechts herkennen, als Hij is voorbijgegaan. Wij leven niet in de heerlijkheid, maar wel in de goedheid van God. En die is daarom zo groot, omdat het Gód is die Zich openbaart. Dat bepaalt het karakter van Luthers theologie. En dit maakt het hart uit van de Reformatie: Theologie van het kruis. Theologie van het gepredikte woord.

Theologie van het geduld in de aanvechtingen. Straks - als het grote achteraf komt, zal blijken dat de Here heerlijk is in al de Zijnen, Dat geeft aan deze theologie een geweldige kracht. Het is de kracht der verzoening. En het geeft ook een geweldige zekerheid, die van het Woord Gods. En het geeft ook een geweldige span- ^ kracht: Nu zien wij Gods rugzijde. Maar het is die van ^ de genadige God. Straks is er het aanschouwen van aangezicht tot aangezicht. En al die lijnen komen samen waar de belofte en het geloof elkaar ontmoeten. Want God handelt met ons niet anders dan op de manier van de belofte. En wij kunnen met Hem niet anders omgaan dan op de manier van het geloof. Geloof je het dan héb je het. Geloof je niet, dan héb je ook niet. Daar, op het ontmoetingspunt van belofte en geloof, wordt de mens gerechtvaardigd, om niet. Daar is het heil. Aangevochten, bestreden, zeker, maar het is er. En daar kan een mens zeggen: Hier sta ik. Ik kan niet anders. Mijn geweten is in het Woord gevangen. Ziedaar: dat is de Reformatie.

En nu zouden we kunnen zeggen, dat zó gezien de Reformatie blijvend actueel is. Wie zou dat willen bestrijden. Ja, we weten van zo vele stemmen die het anders zeggen. De vraag is verouderd: hoe krijg ik een genadige God? De vraag is eenvoudig: hoe krijg ik een genadige naaste, iemand met wie ik vrede kan hou- ^ den. Luthers vraag is niet meer de onze. En zijn theo- " logie, de theologie van de Reformatie geeft antwoord op vragen, die niemand meer stelt. De geschiedenis stond immers nä de Reformatie niet stil. De Aufklärung is immers gekomen, en in plaats van de vrijheid voor God is er een vrijheid van God en voor onszelf. En na de Aufklärung is de tijd gekomen van het grote zoeken; de tijd van de grote massa's; de tijd waarin een volk niet meer in beweging te krijgen is voor de vrede met God, maar alleen nog voor een vredige wereld. Andere zaken zijn actueel.
Maar we houden vast. Als dit de Reformatie is, dat een mens de dingen voor God beleeft in hun eeuwige diepte en samenhang; als dit de Reformatie is, dat zij een mens in deze wereld, een plaats geeft om te staan - dan is en blijft ze actueler dan ooit: in een wereld waar alles wegvalt, en waar een kosmisch doemdenken over de mensen zijn schaduw werpt, een plaats om te staan in het oordeel en in de oordelen - om daar te geloven en te ervaren dat God er is en dat Hij goed is, goddelijk goed! Actueel, blijvend actueel is de Reformatie. Zij vertegenwoordigt een ideaal dat uit de eeuwigheid door het Woord tot ons is gekomen. En zij kan een antwoord geven op de diepste vragen van het mensenhart. Blijvend actueel.

We zouden kunnen zeggen: de Reformatie is blijvend noodzakelijk. Allereerst wel vanwege de zaak. Deze theologie zegt wat de zaak is (id quod res est). Zij geeft zich niet over aan speculaties. Zij drijft de mensen ook niet op in hun eigen werkelijkheid. Maar zij predikt een belofte, niet maar van de mensen, maar van God zelf!
Blijvend noodzakelijk is wat Luther bracht en predikte ook met het oog op het heden. Laat het kruis opgericht worden in deze wereld, het kruis der verzoening, waar God tot de mens komt! Of zou dit niet noodzakelijk zijn, nu men de verzoening eerst heeft ontmanteld, losgemaakt uit het hart van het evangelie, en vervolgens die verzoening heeft geseculariseerd, zodat het kruis zijn centrale betekenis heeft verloren. Verzoening tussen mens en medemens; verzoening tussen maatschappelijke groepen, tussen politieke tegenstanders; verzoening tussen de volkeren van Oost en West, tussen de rijke en arme landen; tussen die van de derde wereld en wat dan de eerste en de tweede moet zijn: wie zou die verzoening niet van harte toejuichen en voorstaan.
Maar wat voor verzoening kan dit alles betekenen, als daaruit het kruis is weggenomen. Wanneer Christus niet meer een verzoening is voor de zonden? Als niet meer gehoord wordt: wij bidden u van Godswege: laat u met God verzoenen?
Reformatie - blijvend noodzakelijk. Het zou te zeggen zijn met het oog op de betekenis van de prediking. De devaluatie van de prediking van het Woord van God, dat stand houdt in eeuwigheid! Men ruilt het hoorbare in voor het zichtbare. En de gezagvolle verkondiging van de genade van die God, die Zijn Naam uitroept heeft plaats moeten maken voor de dialoog, voor de discussie, voor het praatpapier. De kerk van de Reformatie is uit het Woord geboren en zij blijft er - maar alleen door dat Woord. Zó wordt de stem van de Goede Herder gehoord: Ik ben genadig. Ik ben barmhartig. En zo verwerkelijkt zich de waarheid Gods onder de mensen, die de Naam des Heren gaan aanroepen. Zó wordt de gemeente bijeen geroepen, er uit geroepen en tot één Lichaam saamgesmeed door Christus zelf, tot Zijn Lichaam in deze koude wereld zonder liefde.
De Reformatie - blijvend noodzakelijk vanwege het geduld, dat een christen moet oefenen in deze wereld, die - Luther zei het reeds - sterk veroudert. Oud is de wereld want zij ziet het niet, de heerlijkheid en de glorie en de overwinning. Oud is de wereld, want zij gelooft niet meer in een belofte van een eeuwige toekomst, die al begonnen is. De wereld wil God zien, Zijn rijk. Zijn heerlijkheid. Maar Luther zegt ons, dat wij God slechts kunnen kennen in Zijn, naar ons toegekeerde rugzijde, in kruis en lijden. En hoe noodzakelijk is het, om in deze wereld die schreeuwt om het zien, om de ervaring, die hoop geeft - om in deze wereld iets te beleven, te ervaren, te bevinden van waarachtige vrede, en vreugde en vrijheid. Op de puinhopen staan we van stukgeslagen hoop. Bij de ruïnes van onze uitgebluste verwachtingen. Maar in het lijden, in de wanhoop is er een plaats om te staan voor God in deze wereld en daar een levende en krachtige ervaring te hebben van wat het geloof vermag. Meer dan ooit noodzakelijk om te roepen: Kerk van de Reformatie, reformatorische christenen beleef die noodzaak!
Maar we gaan verder nog, en zeggen: Reformatie - in déze zin van het hart van de Reformatie en van de reformatie van het hart - is blijvende opdracht. Actueel is en blijft zij. Noodzakelijk vandaag meer dan ooit. Maar veel meer nog: zij bevat een roeping van Gods kant voor ons allen, een goddelijke last, die ons is opgelegd, een opdracht, waaraan niemand zich mag onttrekken.
Hoe kan een diep-ingrijpende historische gebeurtenis, een krachtige beweging in de geschiedenis een opdracht behelzen voor ons? Is Luthers stem niet verklonken in het lawaai van de voortgang der tijden? Zijn de hamerslagen niet weggestorven in de tijd? Kan een incident uit het verleden, in onze oecumenische tijd reeds lang achterhaald, ons zó veel zeggen dat we ons aangesproken voelen en verantwoordelijk? Hoe kan dat? En wat mag dan wel die blijvende opdracht zijn?
De geschiedenis verstrekt geen opdracht, hoogstens schept zij verplichtingen. En die kunnen zwaar genoeg zijn. Maar het is dan ook niet de geschiedenis, die ons een roeping doet horen, maar Gods Woord in de geschiedenis. Want meer nog dan een strijd om het Woord van God was het een beweging door het Woord van God. Zo heeft Luther het ervaren. God heeft de dingen gedaan. Hij is als een blind paard er in geleid. Terwijl hij sliep of met zijn Wittenberger vrienden wat dronk, deed het Woord zijn werking. Het was als in de dagen van de apostelen zelf: het Woord wies! Het greep om zich heen. Het Woord was niet gebonden, Luther mocht het een tijdlang wel geweest zijn, het Woord was vrij. Want achter die groeiende beweging rondom het Woord stond naar Luthers besef de eeuwige bewogenheid van de barmhartige God Zelf, die de duisternis niet langer wilde doen heersen over de wereld.
En dat Woord, dat belofte-Woord geeft ons een opdracht, D.w.z. God Zelf roept ons om Zijn Woord te horen, en te gehoorzamen, het Woord waardoor een mens met zichzelf met het Woord en met God leert worstelen. En dat Woord komt niet - tenminste niet alleen - als een eis, als een wet, maar als een belofte. Een belofte van leven. Want als God levend maakt, dan doodt Hij; en als Hij opricht, dan werpt Hij neer; en als Hij troost werpt Hij ons in de vertwijfeling, de getrooste vertwijfeling, waardoor wij het Woord van de opdracht én van de belofte vernemen. Zó is er een blijvende opdracht!
Maar wat houdt die opdracht dan in? Zij zal geen andere zijn, dan die Luther in zijn tijd vervuld heeft, en vele anderen met hem, de enkelingen die met hun namen en werken in de geschiedenis voortleven én de vele duizenden, die alleen God bij name kent. Die allen hebben hun opdracht in Gods kracht vervuld. Zij hebben het Woord bewaard, en velen van hen hebben het bewaard tot in een bittere en pijnlijke dood.
Onze opdracht zou kunnen zijn om dit te blijven gedenken, Dat betekent, dat wij ons verdiepen in hun arbeid, of liever in Gods werk, door hen verricht. Dat betekent dat wij ons verdiepen in het kernpunt van de boodschap die zij hebben gebracht. Wij dienen ons daarin in te leven. Maar niet, om de zestiende eeuw te transplanteren naar de twintigste. Niet om te doen, alsof wij in die zestiende eeuw nog leefden. Dat zou een vorm van repristinatie zijn die in werkelijkheid zonder vrucht zou blijven. Daarom kan de Reformatie voor ons een blijvende opdracht zijn wanneer haar hart in het onze klopt; wanneer in ons leven Christus en zijn kruis centraal staan. Wanneer in onze eigen omstandigheden duidelijk wordt dat het Woord zijn werking heeft, de werking van de genade. Kortom, wanneer wij door het geloof alléén begeren te leven in oprechtheid voor Gods aangezicht.
Zo wordt het gedenken niet alleen een danken voor alles wat God gegeven heeft, maar veel meer nog een roeping tot ons allen. Want die blijvende opdracht komt tot ons. Zij komt niet allereerst tot anderen, aan wie wij verwijten kunnen maken dat zij het hart van het evangelie hebben losgelaten en de boodschap der genade hebben ingeruild voor een sociaal of politiek evangehe. Wanneer er een verwijt moet klinken dan zal het een zelfverwijt zijn, dat wij zélf hebben vergeten wat het evangelie inhoudt. Dat we het in de theologie hebben vergeten, door haar weer opnieuw te laten overspoelen door de wijsbegeerte van deze eeuw. En dat daarom niet krachtig en klaar het getuigenis van de genade doorklinkt. Dat er geen heilige schroom is, geen omwonden aangezicht, geen goddelijke hand voor onze ogen. Wij vragen naar heerlijkheid, maar we willen haar nu al zien! Ja, een theologia gloriae is het opnieuw geworden, zonder crucis, en daarom zonder hoop, die van Gods kant komt. De werkelijkheid is ingebouwd in die theologie. Daarom ligt er een blijvende opdracht om die theologie te zuiveren en naar het hart van de zaak terug te leiden.
Blijvende opdracht is de Reformatie voor ons, met betrekking tot de Kerk. Dreigt zij niet een politieke machtsfactor te worden, een sociologisch hanteerbaar instrument in een democratie, of wat men voor democratie houdt? De heiligen zijn verborgen, zei Luther. En zij zijn slechts herkenbaar aan het Woord.
Blijvende opdracht is de Reformatie derhalve, om het Woord te laten klinken. Het Woord van God en zó het volk te verzamelen in een echte en hechte gemeenschap. Neem Christus uit het Woord weg en wat blijft er nog over? Niets dan een bundel literair-interessante documenten. Maar laat het Woord van Christus gehoord worden, daar zal de gemeenschap komen. Onze tijd vol van individualisme zou kunnen zien wat hechte verbondenheid betekent.
Zo komt uit het Woord tot ons allen een krachtige oproep tot het aanvatten van Reformatie. Krachtig, omdat het dwars door de eeuwen heen klinkt: Gods Woord houdt stand in eeuwigheid. Krachtig bovenal, omdat de Geest de dingen doet ook vandaag. Hij spreekt van genade voluit-in de breedte én in de diepte. Daar is inderdaad alle roem uitgesloten. Maar daar zullen we ook iets van de standvastigheid en onwankelbaarheid kennen van Gods werk: Hier staan we. We kunnen niet anders. God helpe ons. Amen!


'Het menselijke leven is zonder kennis van de geschiedenis niets anders dan in zekere mate een altijd voortdurende kindsheid, ja, zelfs een voortdurende duisternis en blindheid'. Melanchton

Dit artikel werd u aangeboden door: Protestants Nederland

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 februari 1984

Protestants Nederland | 8 Pagina's

Reformatie, blijvende opdracht

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 februari 1984

Protestants Nederland | 8 Pagina's