Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Genade en vrije wil

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Genade en vrije wil

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het rechtvaardigingsdecreet van Trente is in overeenstemming te brengen met de leer van de Reformatie. Deze opvatting van de kritische r.k. theoloog dr. Hans Küng (Rechtfertigung, Einsiedeln, 1957) wordt door moderne theologen aan beide zijden van de scheidslijn Rome-Reformatie gedeeld. Zowel Trente als de Reformatie zouden aspecten zichtbaar maken van de bijbelse rechtvaardigingsleer, zoals wij die vinden bij Paulus en Augustinus. Zo worden Rome en Reformatie uitlopers van een continue ontwikkeling, die elkaar bij het verstaan van de bijbelse waarheid aanvullen en nodig hebben.

In voorgaande artikelen hebben wij echter gezien, dat de continuïteit die Küng bedoelt, niet bestaat. Wel is er een continue lijn te zien tussen het pelagianisme van middeleeuwse voluntaristen enerzijds en het Rome van Trente anderzijds. De Jezuïeten wisten hun invloed zodanig te gebruiken, dat de kerk van Rome weldra aansluiting zou vinden bij de pelagiaanse opvattingen van Duns Scotus e.a. De opvatting over de rechtvaardiging hangt ten nauwste samen met die over de predestinatie. De relatieve duidelijkheid waarmee het Concilie van Trente 1545-1563 over de rechtvaardiging sprak, vinden wij echter niet terug in haar uitspraken over de predestinatie. Men stelde meer wat het begrip niet, dan wat het wel inhoudt. Het negatief-polemische karakter van Trente komt hier het scherpst tot uiting. Onverbloemd afwijzend was het oordeel over de predestinatieleer van de Reformatie (Sess VI, can-17). Luther en Calvijn bevonden zich op de ketterse lijn van de 'Gnostieken, Manicheën, Predestinatianisten, Gottschalk. Katharen, Hussieten', e.a.

Volgens Trente verloren zij uit het oog, dat God ernstig en oprecht de zaligheid van alle mensen wil. Zij zouden beweren, 'dat God alleen het heil der uitverkorenen verlangt en de andere mensen dus eigenlijk niet voor de hemel geschapen heeft, maar voor de verwerping'. Ook zouden zij ontkennen dat de mens die verloren gaat, door eigen schuld verloren gaat. Speciaal het dubbele karakter van de reformatorische en evenzeer augustiniaanse predestinatieleer wees Trente af. 'Als sommige mensen niet tot de zaligheid geraken, dan ligt dat niet aan een positieve goddelijke beschikking maar aan eigen verkeerdheid'. Uiteraard hangen deze uitspraken samen met de opvatting over de vrije wil van de mens. 'God wilde dat de mensen door vrije medewerking tot de zaligheid komen'. Daarbij staat vast dat God 'aan alle mensen voldoende genade ter zaligheid geeft'. Wie zijn doel wil bereiken 'moet door goede werken de hemel verdienen', zij het na eerst genade te hebben ontvangen. Dat de wil vrij blijft onder invloed van de genade, werd in Trente tot geloofspunt verklaard. (Sess. VI, can 4.)

Intussen blijft levensgroot de vraag bestaan hoe dan de verhouding is tussen de vrije menselijke wil en de genade van God. Deze kwestie heeft Trente niet kunnen oplossen en daardoor is het ook niet gekomen tot een duidelijke vulling van het predestinatiebegrip. Als de goede werken de vrucht van de genade zijn, hoe is het dan gesteld met de vrijheid van de wil? Kan er dan van vrijheid sprake zijn? De onbeslistheid van deze kwestie is tekenend voor het dubbelzinnige aanzien van de r.k. rechtvaardigheidsleer. Noch Trente, noch het Rome erna heeft in deze zaak een bevredigend antwoord kunnen geven. In ieder geval heeft men nooit de kant uit gewild van Luther en Calvijn. De wil is van nature niet bedorven maar vrij. Dat moest overeind blijven.

verschuivingen te zien geeft. Wat moeten wij hiervan denken? In ieder geval geldt, dat de 16e eeuwse hervormers naar Trentse opvatting, uit het spoor raakten. Vooral hun afwijzing van de vrije wil moest en moet(!) het ontgelden. 'Hun dwaling kwam meer rechtstreeks voort uit hun inzichten omtrent de bedorvenheid van de natuur, dan uit de vraag omtrent het samengaan van genade en vrije wil'. Aldus een r.k. stem uit de 20e eeuw.

Impliciet klinkt hier het verwijt dat de reformatoren meer de genade Gods recht wilden doen dan de aard van de mens. Luther zou voor alles erop gespitst zijn geweest om in het algemeen de noodzaak van goede werken te ontkennen. Zijn visie op de mens en de menselijke vermogens was veel te negatief. Die negatieve mensvisie bij Luther staat echter ook in verband met een overtrokken beeld van de absoluutheid en werkzaamheid van de genade Gods. Calvijn treft een zelfde verwijt. Hij beschouwt de goede werken weliswaar als tekenen van de verkiezing en als noodzakelijke vrucht van de genade. Maar hij ontkent dat het werken van de vrije wil zijn, zodat bij hem ook geen plaats is voor een positiever mensbeeld. Ondanks deze verwijten zal Rome moeten toestemmen dat het dilemma van Gods genade en de menselijke wil slechts op twee wijzen kan worden tegemoetgetreden. Óf Gods genade is absoluut en de menselijke wil is vrijwillig en schuldig in slaafse onderworpenheid gebonden door de zonde, óf Gods genade is afhankelijk en de menselijke wil is vrij om zich van de heerschappij der zonde los te maken. Hoewel Rome toenemend ging tenderen naar het laatste, nam zij tot op de dag van vandaag in deze kwestie geen duidelijke beslissing. Men laat, althans officieel, de zaak in het midden. Dat wil zeggen, de vrijheid van de menselijke wil staat vast, maar de opvatting over het absolute van Gods genade blijft tweeërlei uitleg vatbaar. 'Het samengaan van genade en vrije wil plaatst ons voor een ondoorgrondelijk mysterie', zo zegt een hedendaags theoloog. Onder de oppervlakte bleef de vraag echter steeds tot beantwoording dwingen. Dat begon al vlak na Trente, toen de r.k. theoloog Baius de opvatting van de vrije wil ging relativeren. Het begon met Michael Baius (15ISIS 89). Deze vatte weliswaar de rechtvaardiging op als een voortgaand proces, maar toch was hij, in navolging van Augustinus, overtuigd van de totale verdorvenheid van de mens en van de onweerstaanbare absoluutheid van Gods genade. Baius werd veroordeeld en daarmee ook allen, die in zijn voetspoor traden

Molinisten

Intussen werd, met name door het optreden van de Jezuïeten, de kwestie steeds meer toegespitst op de kern van de predestinatievraag.

Welke samenhang is er in het goddelijke plan tussen de voorbeschikking tot heerlijkheid en de verdiensten, die de mens door de kracht der genade geholpen, kan verwerven? Houdt God tevoren rekening met de goede werken of niet? Middeleeuwse opvattingen binnen de r.k. kerk weken op dit punt in feite niet van de Reformatie af. Luther en Calvijn konden in zekere zin op dit punt aansluiting vinden bij de grote theoloog van de late Middeleeuwen, Thomas van Aquino. Deze wks van oordeel dat de goddelijke beschikking geheel onafhankelik is van de verdiensten, die de mens zich eens verwerven zal; de verkiezing bestaat op grond van louter genade. Onder invloed van de vrije wilsbeschikking van Trente, ontwikkelde zich nu echter ook een andere opvatting, die scherp anti-reformatorisch was. Aanhangers ervan werden 'Molinisten' genoemd, naar de Jezuïet Molina (1535-1600). Molina's mening luidde, dat God iemand tot heerlijkheid bestemt krachtens de verdiensten, die Zijn alwetendheid in het leven van de mens voorziet. God is dus in Zijn beschikking afhankelijk van hetgeen Hij tevoren in het schepsel voorziet. God bepaalt de dingen naar wat Hij weet dat de mens in een zekere situatie zal beslissen. De genade van God moet hier wijken voor de wil van de mens. Sinds het optreden van Molina vormen de 'Molinisten' een legale school binnen de kerk van Rome, naast die van de 'Thomisten'. In het dilemma genadewil poogt de laatste vooral de soevereiniteit van Gods genade te handhaven, terwijl de eerste vooral de vrijheid van de menselijke wil in het vaandel voert. In zekere zin gat het hier slechts om een accentverschil, omdat ook de 'Thomisten' de vrije menselijke wil handhaven. Aangezien zij hun wilsopvatting niet in mindering wensen te brengen op Gods soevereiniteit, zijn zij in hun leer (gelukkig!) minder consequent dan de 'Molinisten'.

Rome heeft uitdrukkelijk verklaard, 'dat men volkomen vrij is, zich bij één van beide denkscholen aan te sluiten', (van Rooyen, 502-506). De 'tweekoppigheid' van Rome op dit punt vormt een oorzaak van veel verwarring in gesprekken tussen protestanten en roomskatholieken. Als Küng zegt dat de klassieke tegenstelling in de leer van de rechtvaardiging overbrugd kan worden, dan zal hij op zijn minst duidelijk moeten maken, dat Rome inmiddels de molinistische genadeen predestinatie-opvatting afwijst. In feite blijft er bij de molinisten in het geheel geen ruimte over voor de goddelijke voorbeschikking. Zij laten die samenvloeien met een zekere voorkennis, die in de praktijk (van de met zijn vrij geachte wil opererende mens) geen enkele betekenis heeft. Kungs zwijgen over de legale ruimte, die het molinisme binnen Rome heeft, maakt het wel moeilijker om zijn toenaderingsvisie inzake de rechtvaardiging volledig serieus te nemen. Door het molinisme buiten de discussie te houden en tegelijk de reformatorische verkiezingsleer te onderbelichten, kan hij inderdaad tot een verzoeningstheorie komen. Maar reformatorische belijders voelen zich daardoor toch niet wezenlijk aangesproken, omdat zij daarin de troost missen van Gods absoluutvrije genade.

In de voorbije eeuwen heeft de r.k. rechtvaardigingsopvatting ook binnen het protestantisme velen direct en indirect aangetrokken. In een volgend artikel hopen wij daarop in te gaan.

Dit artikel werd u aangeboden door: Protestants Nederland

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 juli 1988

Protestants Nederland | 16 Pagina's

Genade en vrije wil

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 juli 1988

Protestants Nederland | 16 Pagina's