Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

LUTHER EN DE OVERHEID

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

LUTHER EN DE OVERHEID

17 minuten leestijd Arcering uitzetten

De Heere Jezus, de apostelen en in hun voetspoor ook de reformatoren hebben niet alleen te doen gehad met het farizeïsme, maar ook met het zelotisme. Het zelotisme wil door middel van geweld het rijk Gods op aarde vestigen. Gemakshalve deelt het de wereld op in twee categorieën. Onderdrukkers en onderdrukten. Bezitters en bezitlozen. Rijken en armen. Deze tweedeling heeft het zelotisme met het farizeïsme gemeenschappelijk. Dit in tegenstelling met het Evangelie van de rechtvaardiging van de goddeloze door het geloof.

Het Evangelie begint met heel de wereld op één grote hoop te werpen. Er is niemand rechtvaardig, er is niemand die goed doet, er is niemand die God zoekt. Maar 'door Zijn kennis zal Mijn Knecht de Rechtvaardige velen rechtvaardig maken'. Van hieruit komt ook wel een tweedeling op onder de mensen: goddelozen, die een ander veroordelen en bestrijden en goddelozen, die zichzelf veroordelen en hun rechtvaardiging zoeken in Jezus Christus de Rechtvaardige. Het zelotisme en het farizeïsme zoekt doof eigen inzet voor heil te zorgen. Het is heil, dat de mens tot stand brengt. Het Evangelie van de Gekruisigde, die is opgewekt zegt ons dat het Heil van de andere kant komt. Van God, aan wie wij ons niet willen onderwerpen. Ter beteugeling van onze revolutionaire geest heeft Hij de overheid ingesteld. Ons ten goede. Dat is een regel waarmee God ons en de overheid bindt. Tot ons bestwil.

Paulus en in zijn voetspoor Luther en Calvijn hebben doorzien, dat de revolutiegeest niet alleen een bedreiging vormt van de overheid en van de door God ingestelde machten, maar ook voor het Evangelie van Gods reddende genade in Christus. Zij die door het zelotisme het rijk Gods op aarde willen vestigen vallen vroeg of laat het farizeïsme om de hals. Vanwege deze dubbele bedreiging van het Evangelie richt Paulus zich met name in de Romeinenbrief zowel op de rechtvaardiging door het geloof als ook op onze onderwerping aan de overheid. Deze beide hangen innerlijk met elkaar samen.

Alle ziel, zo spreekt Paulus in Romeinen 13, zij de machten over haar gesteld onderworpen. Alle ziel. ..! De gemeente te Rome, de Joden, de heidenen. Alle mensen. Het is een regel voor de staat en voor de samenleving. Gods dienares om ons te onderwerpen. Niet om ons te kwellen en te tyranniseren. Nee ons ten goede. Tot beteugeling van het kwaad. Ter stimulering van alles, wat nuttig en goed is. Natuurlijk stelt ons dit voor een paar kolossale vragen. Regeert God dan de wereld door middel van de overheden? Wat moet je dan denken van overheden, die elkaar bestrijden? Of ligt de moeilijkheid o.a. daarin, dat die overheid wel Gods dienares is, maar het niet wil zijn? En is het daarom wel mogelijk, dat een overheid dwars tegen Gods bedoelingen met deze wereld ingaat? Denkt u maar aan de nationaalsocialistische, communistische en andere zichzelf verabsoluterende overheden. Het is wat dit betreft met de overheid net als met ouders ten opzichte van hun kinderen. Ze hebben die kinderen om er voor te zorgen. Niet om ze te martelen. Gebeurt dit laatste dan moeten dergelijke ouders uit hun macht worden ontzet, maar dat betekent nog niet dat we daarom het hele gezin maar op de helling moeten zetten. Wie dat doet zet een op zichzelf goed bedoelde ordening van God op de helling.

In dit artikel willen we nu nog wat nader stilstaan bij de vraag: hoe heeft Luther de overheid gezien? Wat Luther nogal eens wordt verweten is, dat hij een onvoorwaardelijke onderwerping aan de overheid geleerd zou hebben. Hij zou geen weet hebben van de grenzen, die aan het gehoorzamen van de overheid gesteld zijn. Hij zou niet weten, dat de apostel Petrus dan toch ook maar gezegd heeft tot het Joodse Sanhedrin, de geestelijke overheid van die tijd: men moet Gode meer gehoorzaam zijn dan de mensen. Voor een juist verstaan van de opdracht om de overheid te gehoorzamen is het goed om met name te luisteren naar wat Luther hierover in de woelingen van zijn tijd gezegd heeft. In zijn verklaring van de Romeinenbrief legt Luther er de nadruk op dat zowel Godvrezende overheden als ook de goddeloze overheden hun macht ontlenen aan God. 'Ook als de machthebbers boosaardig en ongelovig zijn, zo is toch deze ordening en macht goed en van God'. Luther wijst daarbij op de Heere Jezus. Hij stond als aangeklaagde en nochtans onschuldige tegenover een goddeloze Pilatus. Nochtans wilde de Heere Jezus Zich aan hem onderwerpen, (Luther zegt) ons allen tot een voorbeeld. 'Gij zoudt geen macht hebben tegen Mij indien het u niet van boven gegeven ware.'

Dat Luther toch geen restloze en onbegrensde gehoorzaamheid voorstond, blijkt al uit wat hij zegt over wat de ziel heeft te doen en wat de geest mag doen. Luther heeft meer dan vele anderen oog gehad voor het feit, dat een christen burger van twee werelden is. Naar de ziel zegt Luther moeten wij de overheid gehoorzamen. Naar de geest zijn de gelovigen heer over alle dingen. Alles moet de heiligen tot hun bestwil dienen (Romeinen 8:28). Alles is van u, hetzij de wereld hetzij leven hetzij dood (1 Kor. 3:22). Door het geloof maakt de gelovige zich dat alles tot onderdaan. Hij laat zich er niet door leiden. Hij stelt er zijn vertrouwen niet op. Nee hij dwingt alle dingen dat zij hem tot heerlijkheid en tot heil zullen dienen. 'Dat is', zo zegt Luther, 'God dienen en koninklijk heersen'. Dat is het geestelijke koningschap waarvan Openbaring 5 spreekt:En Gij hebt ons voor onze God gemaakt tot koningen en priesters; en wij zullen als koningen heersen op de aarde.

Wat deze geestelijke vrijheid en koningschap betekende blijkt duidelijk in 1521 als Luther op de rijksdag te Worms voor de keizer, de vorsten en vele kerkelijke hoogwaardigheidsbekleders moet verschijnen. Naar menselijke maatstaven wordt dat zijn ondergang. Van alle kanten wordt hem afgeraden om daar heen te gaan.

Niet dat hij het martelaarschap zoekt, maar hij weet, dat het Christus zaak is waar voor hij staat. En hij weet, dat die zaak schijnbaar kan ondergaan. Ook Christus is gestorven. Wat is dan aan Luther's leven gelegen? Kom ik om, dan kom ik om, dat moet God weten. 'En al zouden ze een vuur maken, dat tussen Wittenberg en Worms tot aan de hemel reikte, omdat ik geroepen ben, zal ik in de Naam des Heeren verschijnen en Behemot in de bek en tussen zijn grote tanden stappen en Christus belijden en Hem laten begaan.

Op de rijksdag aangekomen vraagt men hem zijn boeken te herroepen. Luther antwoordt: 'Ik ben door de Woorden der Schrift. . . gebonden in mijn geweten en gevangen in Gods Woord; herroepen kan en wil ik niets, want het is onjuist en gevaarlijk iets tegen het geweten te doen'. Daarop waarschuwt hij de jonge keizer Karei V zijn regering niet te beginnen met een onrechtvaardige daad, want God zou hem ten val kunnen brengen. Daarna besluit hij zijn verweer met de woorden: Hier sta ik, ik kan niet anders. God helpe mij. Amen.

Er is nog iets waaruit blijkt, dat Luther's uitleg van Romeinen 13 niet gezien mag worden als een restloze en onvoorwaardelijke onderwerping aan het gezag van de overheid. De keizer had hem meegedeeld, dat hij onderweg naar en van Worms niet preken mocht. Hij liet de keizer weten, dat hij zich daaraan moeilijk houden kon. Zo verkondigde hij dan ook in de kapellen van de kloosters waar hij logeerde, maar ook in Eisenach en in Möhra het Woord Gods. Als de keizer hem ter verantwoording roept is hij gehoorzaam. Als de keizer daarentegen hem vraagt om zijn boeken te herroepen en bovendien om de verkondiging van het Evangelie te staken weigert hij. Hij weet in de praktijk van zijn leven wat het is om dan Gode meer gehoorzaam te zijn dan de mensen. Wie dit wil uitleggen als een vorm van burgerlijke ongehoorzaamheid, doet de geschiedenis en zeker ook Luthers bedoeling geweld aan. Er is geen sprake van enige maatschappelijke actie. Hij organiseert geen staking, geen optocht, geen demonstratie. Hij verkondigt alleen vrij en onverschrokken het Woord Gods. Dit onderscheidt hem wel heel duidelijk van de dopers, die wel de revolutie en het gewelddadig verzet hebben gepredikt en bewerkt.

Hoe zijn houding was tegenover de overheid blijkt nog eens heel duidelijk in de jaren 1524 en 1525. In 1524 verschijnt er van zijn hand een geschrift: Aan de raadsheren van alle steden in Duitsland dat zij christelijke scholen moeten oprichten. Christelijk onderwijs is van minstens evenveel betekenis als de goede verdediging van stad en land. Ondertussen heeft hij daarbij vooral het oog op de verbreiding van het Evangelie. De jeugd moet worden onderwezen in het Woord Gods. 'Elk volk moet de gelegenheid aangrijpen als God ze geeft. Straks is het misschien te laat. Koop nu de markt voor de deur is. Vergadert terwijl de zon schijnt en het goed weer is. Gebruikt Gods Woord en genade nu ze aanwezig zijn. Want dit moet u weten: Gods Woord en genade is als een voorbijtrekkende plasregen, die niet weerkeert waar hij eenmaal geweest is. Hij is bij de Joden geweest, maar weg is weg. Nu hebben ze niets. Paulus bracht hem in Griekenland, maar weg is weg, nu hebben ze daar de Turken. Daarom grijpt toe en houdt vast wie grijpen en houden kan. Luie handen zullen een slecht jaar hebben.' Met krasse woorden spreekt hij in dit geschrift aan de overheid over de vrijheid van geweten. Geloofsovertuiging kan nooit door de staat worden afgedwongen. Over de ziel kan en wil God niemand laten regeren dan Zichzelf alleen. 'Wij zijn niet gedoopt in de naam van koningen of vorsten, noch in de naam van een volksmenigte maar in de naam van Christus en God zèlf'.

Ondertussen keert het getij zich tegen Luther. Paus Clemens Vil de opvolger van de enige Nederlandse Paus Adrianus V, treedt streng op tegen de aanhangers van Luther. Uiteraard met goedvinden van de keizer en van de roomse vorsten van Duitsland. Vele evangelische predikanten worden ter dood gebracht. Boekdrukkers, die geschriften van Luther hadden doen verschijnen werden verdronken. De keizer beraamde het plan om tegen Keursaksen, de rijksprovincie waarbinnen Luther tot nu toe bijna ongestoord zijn gang had kunnen gaan, ten strijde te trekken. Dit is mede de aanleiding geworden van de boerenopstand in het begin van 1525. De oorzaak van deze opstand lag elders. Reeds lange tijd gistte het onder de boerenstand en de kleine burgerij, die een zwaar en bovenal rechteloos leven leidden. Zij meenden in Luther een leidsman gevonden te hebben. Zij beriepen zich terecht op hem wanneer ze opkwamen bijvoorbeeld tegen woeker, tegen te zware belasting en onderdrukking. Maar geheel verkeerd zagen ze, dat de geestelijke vrijheid, die Luther predikte, recht gaf tot revolutie. Luther weigerde om zich voor deze kar te laten spannen. Dit in tegenstelling tot de doper Thomas Münzer. Die predikte vurig over de komende verlossing van Israël en probeerde aan de revolutionaire gedachten een bijbelse basis te geven.

Luther daarentegen duldde niet, dat het Evangelie tot een agrarisch program werd gemaakt. Wilt u u op het recht van het Evangelie beroepen, bedenk dan, dat dit recht is: lijden, kruis, kruis!, riep hij hen toe. Overigens erkende Luther volmondig, dat de boeren vele gerechtvaardigde klachten hadden en verweet de vorsten en heren, dat zij zelf door hun egoïstische houding de oorzaak waren van het conflict. 'Weet wel, dat ahijd, van het begin der wereldgeschiedenis af, een verstandige vorst een zeldzame vogel geweest is, en nog veel zeldzamer is een vrome vorst. Ze zijn gewoonlijk de grootste dwazen en de ergste schelmen op aarde. Ze kunnen niet veel meer dan villen en schrapen en de ene belasting na de andere heffen. Daarom zal God ze nu straffen door de opstand der verdrukten. Men zal niet, men kan niet, men wil niet opnieuw de tyrannie en moedwil langer verdragen, lieve vorsten en heren, reken daarop. God duldt het niet langer. De wereld is niet meer als vroeger, dat u de mensen nog als wild kunt drijven en jagen. Daarom, laat Gods Woord zijn werk doen!' Door dit soort uitspraken laat Luther zich maar moeilijk in de hoek zetten van hen die een onvoorwaardelijke onderwerping aan de overheid voorstaan. Luther is niet de voorloper van de kleine en grote beulen in de tweede wereldoorlog, die zich naderhand beriepen op: Befehl ist Befehl! We doen Luther evenmin recht als we dit als revolutionair zouden bestempelen.

Het is de angstkreet van een man, die ziet hoe de slechte sociale omstandigheden oorzaak gaan worden voor opstand tegen de overheid. En dat is weer een belemmering voor de voortgang van het Evangelie. Hij is het eigenlijk met de onderdrukte boeren eens. Alleen hij wil niet, dat zij door middel van geweld zich hun rechten proberen te verwerven. Alles zou in goed overleg moeten geschieden, want niemand heeft het recht om tegen de rechtmatige overheid op te staan, terwille van maatschappelijke misstanden. De wederdoper Münzer dacht daar heel anders over. Hij beriep zich op het innerlijke woord, dat hem voorlichtte en meende zijn kans te zien om het rijk Gods, zoals hij zich dat voorstelde, op aarde te stichten. Met geweld moest het Evangelie bevrijd worden, de afgodendienst uitgeroeid, de goddeloze tyrannen en schriftgeleerden verjaagd. Bij hen behoorde ook Luther, die nieuwe Wittenberger paus en antichrist. Nu komt, zo riep hij uit, de grote bloedbruiloft, die aan de wederkomst van de hemelse bruidegom vooraf moet gaan.

Als een Duitse Barabbas stelde hij zich aan het hoofd van de oproerlingen. Ook Karlstadt maakte gemene zaak met hen. Verarmde ridders en avonturiers sloten zich daarbij aan. Zij trokken van de ene plaats naar de andere, zweepten de hartstochten op, verwoestten talloze kastelen en kloosters en mishandelden de bewoners op de gruwelijkste wijze. Beeldenstorm in de kerken ging daarmee gepaard. Met een niets en niemand ontziend fanatisme hitste Münzer het gepeupel op: 'Laat uw zwaard niet droog worden van het bloed!'

Luther had getracht de zaak in der minne te schikken, juist omdat hij erkennen moest, dat de boeren vaak alle reden hadden om ontevreden te zijn over de vorsten en heren. Hoewel hij het revolutionaire optreden zeker niet goedkeurde en er zich met kracht tegen verzette, zag hij er toch een straf van God in. De overheid, die zich tegen het Evangelie verzet wordt door haar eigen opstandige onderdanen voor dat verzet gestraft. 'We moeten beginnen met te erkennen, dat we deze ellende en opstand aan niemand anders op aarde te danken hebben, dan aan u vorsten en heren, in het bijzonder aan u, blinde bisschoppen en dolle papisten, die niet ophoudt te razen en te woeden tegen het heilig Evangelie. Als de boeren het niet doen, moeten anderen het doen. Want het zijn niet de boeren, lieve heren, die zich tegen u verzetten, het is God Zelf. En als ik er plezier in had me op u te wreken, dan zou ik nu in mijn vuistje lachen en stil blijven toezien, wat ze doen, of gemene zaak met hen maken, en het vuurtje aanstoken. Maar daar zal God me voor bewaren, zoals hij tot nu toe gedaan heeft'. Luther erkent dat God door middel van de revolutionaire boeren Zich verzet tegen Zijn eigen dienares, de toenmalige overheid. Toch maakt God daarmee Zijn eigen ingestelde orde nog niet ongedaan. Daarom verzet Luther zich met kracht tegen de revolutionairen. Hij weet, dat hij daarmee de haat op zich zal laden van de schare, die nog niet zolang geleden 'hosanna' heeft geroepen. 'Daar vraag ik niet naar, mij is het voldoende, als ik vele rechtschapen mensen mag redden van het gevaar van de Goddelijke toorn'.

en geduld en begrijpt niet, dat men zo'n revolutie kan beschouwen als de consequentie van zijn optreden. Hij waagt zich midden onder de rebellen en probeert de gemoederen tot bedaren te brengen. Maar het hielp niet. 'Hoe meer men hen vermaant en leert des te koppiger, trotser en doller worden ze.' Toen hij merkte, dat zelfs hertog Johan, de broer van de keurvorst, die zelf ziek was, zich door de dwepers liet overhalen en erover dacht op grond van het Oude Testament het jubeljaar in te voeren, waarin alle grond opnieuw verdeeld zou moeten worden, liet hij zich heel hard uit in zijn geschrift 'Tegen de roofzuchtige en moordzuchtige benden der boeren'. In dit geschrift spoorde hij de vorsten aan om de opstand met geweld neer te slaan. Hij ziet in deze opstand enerzijds een straf van God, anderzijds een werk van satan, die onder fraaie aan de Bijbel ontleende leuzen, de zaak van het Evangelie teniet tracht te doen. Anarchie zal het einde zijn.

Door dit optreden verloor Luther nogal wat aanhang. Temeer omdat de vorsten, toen zij eenmaal het oproer bedwongen hadden, zich onmenselijk wreekten op de boeren. Dat verweet men nu aan Luther. Hij ging echter geen stap op zij. De gruwelen, die de vorsten bedreven, praatte hij niet goed. Hij maakte hen zelfs uit voor bloedhonden. Maar wat de zaak zelf aangaat: de revolutie moest bedwongen worden. Daarvoor durft hij de verantwoordelijkheid op zich te nemen. Al joeg hij beide partijen tegen zich in het harnas, hij kon niet anders. Zonder aanzien des persoons en zonder te vragen naar zijn eigen populariteit kwam hij uit voor de waarheid zoals hij die zag. Hij verdedigde de zaak waar het om ging. Het was zeker geen gebrek aan sociaal besef, wat hem dreef. Alleen er was voor hem meer in het geding dan sociaal onrecht. Het ging hem voor alles om de zaak van het Evangelie. Het ging hem zeker ook om het heil met een kleine letter, maar nog veel meer om het Heil met een hoofdletter. Hij stond met het Woord Gods in de hand boven de partijen en liet zich niet verleiden om het Evangelie te koppelen aan enig sociaal program. Hij bleef zichzelf gelijk en wenste de prediking van de rechtvaardiging door het geloof door niets te laten vervalsen, ook niet door revolutionaire enthousiasten die alles op eens begeerden te vernieuwen en het Koninkrijk Gods op aarde wilden grondvesten.

Op welk een evenwichtige wijze Luther Romeinen 13 heeft verstaan blijkt uit een brief, die hij in deze tijd schrijft aan een zekere Myconius. Er is geen spoor van paniek of angst of bitterheid, maar de vaste en zekere overtuiging, dat Christus de wereld overwonnen heeft. 'Alle overwinningen van de chaosmachten zijn schijnoverwinningen. Het is daarom, nu de duivel zich in de wereld zo driest gedraagt de taak en de.roeping van de overheid tegenover God en de kerk om zich met de haar verleende zwaardmacht te keren tegen deze roerige en moordende massa, en om koste wat koste de rechtsorde te herstellen. Zij mag de wereld niet aan de chaosmachten prijsgeven. Maar zij zal dat als overheid moeten doen met een berouwvol besef, dat zij mede schuld eraan draagt, dat het hiertoe gekomen is. Daarom mag zij niet in blinde woede erop inslaan, maar zij zal de billijkheid moeten in acht nemen. Ook zal zij na het dempen van het oproer matigheid moeten betrachten bij het bestraffen van de schuldigen.

Laat de huidige overheid haar roeping en opdracht verstaan, als dienares van God, ons ten goede. Niet in het minst ten bate van het geestelijk welzijn van ons volk. Laten de kerk en haar geestelijke leiders verstaan waar het op aan komt. Het gaat om de verlossing uit de macht van de zonde, de duivel en de dood. Het gaat om de rechtvaardiging van de goddeloze door het geloof alleen. Het ombuigen van dit door de reformatie opnieuw ontdekte Evangehe in de richting van de revolutie is een herhaling van wat Münzer en Karlstad hebben voorgestaan en ongehoorzaamheid aan het Woord Gods. Wat Luther gezegd heeft over de overheid is de moeite van het overwegen meer dan waard. Onze tijd is nog meer door revolutionaire woelingen aangetast dan zijn tijd. Wat zei Luther ook al weer? Anarchie zal het einde zijn.

Tenzij de overheden ook vandaag hun taak en roeping weer gaan verstaan. Dienares van God, ons ten goede! HEERE der heirscharen ontferm U over de volken en over de overheden. Laat het Evangelie door de revolutiegeest niet worden verduisterd!

Dit artikel werd u aangeboden door: Protestants Nederland

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 oktober 1988

Protestants Nederland | 8 Pagina's

LUTHER EN DE OVERHEID

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 oktober 1988

Protestants Nederland | 8 Pagina's