Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Prediker en pelgrim met Ierse spiritualiteit

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Prediker en pelgrim met Ierse spiritualiteit

Publicaties over zending van Willibrord en kerk der Friezen in Rome

17 minuten leestijd Arcering uitzetten

De Brits-Ierse monnik Willibrord, wiens resten in de grote en nog jonge abdijkerk van het Luxemburgse Echternach rusten, werd in 654 geboren en hij overleed in 739. Hij wordt altijd in één adem genoemd met Bonifatius, die door de Friezen bij Dokkum werd vermoord. Maar waarom is het jaar 1990 van Nederland tot in het Vaticaan gevierd als Willibrordjaar? Niet allereerst om zijn geboorte- of sterfdatum te gedenken, wel om het gegeven te vieren, dat deze zendeling in 690 na Chr. in de omgeving van Katwijk voet aan wal zette in onze gewesten en hier zijn missie-arbeid begon.

In rooms-katholieke kring geldt hij als de patroonheilige van Nederland en in Utrecht zit hij op het Janskerkhof nog altij d hoog te paard. Het Willibrordj aar is door de kerken die zijn aangesloten bij de Raad van Kerken in ons land als zodanig erkend, dus Rome en Reformatie samen hebben dit jaar de Ierse zendeling der Friezen herdacht. Dat gebeurde onder meer met tal van publicaties en artikelen. Overigens is dat Jaar van Willibrord wel door de Utrechtse aartsbisschop, kardinaal Adriaan Simonis, in Rome afgekondigd en nog wel in de opmerkelijke 'Kerk van de Friezen', vlakbij het Sint Pietersplein, Waarom hebben 'onze' Friezen een eigen kerk in het wereldcentrum van de R.K. Kerk gehad en waarom is die aan de heiligen Michaël en Magnus ge wij d en niet aan Willibrord en Bonifatius?

Kerk der Friezen
Die afkondiging door de kardinaal van het Willibrordjaar, dat in november 1990 ten einde liep en in november 1989 van start ging, gebeurde al op 10 januari 1988 toen Simonis tijdens het gebruikelijke periodieke bezoek van de Nederlandse bisschoppen aan de paus in Rome was. De 'Kerk van de Friezen' herinnert wel aan Willibrord als eerste aartsbisschop der Friezen. Rond deze kerk is nu een Willibrordcentrum in oprichting. Maar hoe komt er een kerk, gewijd aan St. Michaël, speciaal voor die Friezen in de nabijheid van de Sint Pieter? Het Willibrordcentrum in Rome heeft er in 1989 al een boek aan gewijd: 'De kerk van de Friezen bij het graf van Petrus'. Auteur daarvan is dr. M. P. M. Muskens, de rector van het Nederlands College in Rome. Ook het bulletin van het aartsbisdom Utrecht heeft een katern aan deze kerk der Friezen gewijd, onder het motto '1250 jaar Nederlanders in Rome'. Het boek van Muskens diende daarbij als basis. Daaruit blijkt bijvoorbeeld, dat Willibrord opgroeit in het klooster te Ripon (Engeland) en zijn studies afrondt in het vlakbij de kust in Ierland gelegen klooster van Rathmelsigi. De Keltische kloosters kennen een sterke ascese. Na 12 jaar vertrekt Willibrord, op 33-jarige leeftijd naar het vasteland van Europa, in gezelschap van twaalf andere monniken. Paus Sergius verstrekt hem de opdracht, onder de Friezen te gaan arbeiden. Hij wordt in 695 in Rome tot aartsbisschop van de Friezen - niet van Friesland! - gewijd en zijn bisschopsstad wordt Utrecht.

Bisschop Bonifatius
Later krijgt Willibrord steun van Bonifatius, die eigenlijk Winfried heette, en die al sinds 716 onder de Friezen arbeidde. Winfried wordt in 722 door de paus tot bisschop gewijd en men weet, dat hij in 754 op 74-jarige leeftijd bij Dokkum is vermoord. Zijn voorganger Willibrord was al in 739 in Echternach aan de Sûre, niet ver van Trier, overleden. Zijn aartsbisschopszetel wordt - althans voor de Friezen - niet meer bezet. Dat houdt niet in, dat nu de nauwe band tussen Rome en de Friezen verloren gaat. Integendeel, die bestaat nu na ruim twaalf eeuwen nog immer. Dat zit zo: de Ierse en Engelse missionarissen roepen de Franken en Saksen en wat later ook de Friezen op om op pelgrimsreis te gaan naar het (vermeende) graf van Petrus in Rome, zoals anderen ook naar Santiago de Compostella trokken omdat zich daar het graf van de apostel Jacobus zou bevinden. Het hoogste doel van een pelgrimage, de heilige stad Jeruzalem, was in de vroege Middeleeuwen letterlijk en figuurlijk niet haalbaar, omdat die stad sinds de vroege zevende eeuw door de scharen van Mohammed was bezet.

Friese 'schola'
Rome werd, als stad van de stedehouder van Christus, een waardige vervangster voor de pelgrims. Die waren afkomstig uit vele volken en ze stichtten dan ook in Rome elk hun eigen nederzetting, een 'schola'. Omstreeks 726 vindt men daar al een schola van de Angelsaksen en wat later van de Franken en de Longobarden. Ook^e Friese pelgrims kregen in Rome hun eigen schola, vermoedelijk tegen het eind van de achtste eeuw. Die scholae vonden vooral een plaatsje rondom de basiliek die christenkeizer Constantijn de Grote had laten bouwen boven het graf van Petrus. Later zou hier de St. Pieter verrijzen. Welnu, de Friese schola lag aan de voet van de Janiculusheuvel rondom een aan de heilige Michaël gewijde kerk. De bron ervan is nog bewaard en ligt in wat nu de tuin is van het generalaat der Jezuïeten in Rome. (De huidige generaal van deze orde is ook uit ons land afkomstig: pater Hans Peter Kolvenbach). In de negende en volgende eeuwen vestigen zich tal van Friezen als landbouwer of kolonist in Rome. Zij vallen overigens niet onder het stadsbestuur of de politieke bescherming van die stad, want de basiliek en Petrus' graf en de scholae liggen buiten de toenmalige stadsgrenzen. De paus zelf woont wel, bij de St. Jan van Lateranen, binnen het gebied van de stad. Het valt buiten het bestek van dit artikel om aan de hand van Muskens en van drs. Evelyne Verheggen (in het informatiebulletin van het aartsbisdom) heel de middeleeuwse historie van de Friezen en hun politieke betekenis daar na te vorsen. Keizer Karei de Grote hechtte veel belang aan het land der Friezen en gaf hen ook in de 'Lex Frisionum' (De Wet der Friezen) de basis voor hun latere vrijheidsrecht. Door de gewijzigde politieke omstandigheden in middeleeuws West- Europa komen de scholae, na het schisma tussen de Oosterse en de Westerse kerken in 1053, in verval en ze verdwijnen, te beginnen met de schola van de Longobarden en die der Angelsaksen. De Friese schola blijft nog voortbestaan, maar als de pausen in de 14e eeuw in Avignon resideren en de kerk wordt geteisterd door tegenpausen gaat het verval door. Na de 'Babylonische ballingschap der pausen' komen de stedehouders van Christus en opvolgers van Petrus niet meer terug bij de kathedrale kerk van de stad Rome, de St. Jan van Lateranen, maar ze gaan nu resideren nabij de Sint Pieter in wat toen Leostad heette. Het verbreken van de feitelijke band met de stad Rome heeft ook gevolgen voor de scholae en de koloniesvan boeren buiten de muren. Die scholae worden 'buren' van de pausen en hun grond wordt erg kostbaar. De Friese schola verliest nu, in 1446, haar zeggenschap over haar eigen Friese kerk ter plaatse. Die kerk was bezit van het kapittel van de St. Pieter, maar de paus - Eugenius IV - laat de kerk overgaan in handen van de aartsbisschop van Ravenna en de Friezen raken het vruchtgebruik van dit heiligdom kwijt. Tegen 1500 is het met de Friese schola in Rome zo ongeveer afgelopen als het verzwakte Friezenland zelf door Albrecht van Saksen wordt ingelijfd.

St. Magnus-kerk
Daarmee is de kerk van de Friezen in Rome echter niet verdwenen. Die vindt haar oorsprong in het jaar 590 toen paus Gregorius de Grote een visioen zou hebben gezien met de aartsengel Michaël die aan hem opdracht gaf, het vervallen Romeinse rijk te herbouwen tot een christenrijk. De paus stichtte daartoe onder meer liefst negen aan Michaël gewijde kerken. Eén daarvan is de kerk aan de voet van de Janiculusheuvel. En rond déze kerk stichtten een paar eeuwen later de Friezen hun schola en nederzetting, In 1141 wordt deze kerk van de Friezen grondig herbouwd en in die vorm bestaat ze nog steeds, zij het dan dat er ook in de 18e eeuw fors aan gerestaureerd is. Deze kopie uit de twaalfde eeuw moet, mede omdat ze gebouwd is op het fundament van de vroegere kerk, nog altijd een aardig beeld geven van die eerste 'kerk der Friezen', al moet de toren pas later in de 12e eeuw zijn toegevoegd. Omdat zich in deze kerk ook delen van de reliquien van St, Magnus moeten bevinden heet de kerk nog steeds de kerk van St, Michaël en St. Magnus, Magnus was een martelaar die in de derde eeuw door keizer Decius tijdens diens christenvervolgingen werd omgebracht, In de 'Friese' kerk bevindt zich een Latijnse inscriptie uit de 13e of vroege 14e eeuw, die - zij het historisch niet al te betrouwbaar - verhaalt hoe drie Friese ridders aan een keizerlijke veldtocht tegen de Saracenen deelnemen in 848, Op de terugweg naar Rome vinden deze Friezen in een klooster te Fondi aan de Via Appia de resten van de eeuwen daarvoor vermoorde Magnus, Ze brengen die naar Rome, maar een opperarmbeen nemen ze mee naar Friesland, waar de reliek in de kerk van Almenum te Harlingen zou worden bewaard. Maar als Albrecht van Saksen in 1498 de nis met de vermeende reliquien laat openen treft hij daar geen spoor van St. Magnus meer aan...

Roman en historie
Dat doet er verder niet toe: de inscriptie maakt wel duidelijk, dat er al vroeg in onze kerkhistorie een nauwe relatie bestond tussen de Iers-Britse missionarissen en Friesland en tussen de door hen tot het christendom bekeerde Friezen en het centrum van de westerse christenheid in Rome, Rond 1600 verschijnen er in onze gewesten wel vijf boeken over die Friezen te Rome en de Friese streken van Noord-West-Europa, En in de 19e eeuw laat de bekende Jacob van Lennep in zijn roman 'De Friezen te Rome' (uit 1839) de historie herleven, al voert hij daar een Friese ridder Forteman op, die in de gedenksteen niet ter sprake kwam. Ook de bekende 19e eeuwse bevorderaar van de Friese taal en historie dr, J. H. Halbertsma heeft veel aandacht voor deze banden tussen de Friezen en Rome geschonken. Omstreeks 1430 is er nog sprake van een aartspriester van de Friese kerk in Rome, genaamd Wilhelmus, en van een priester Henricus Neyland, Daarna is het met de Friese inbreng in de kerk van St, Michaël en St. Magnus voorlopig afgelopen, In de Friese en Westfriese streken van Noord-Europa zijn echter tal van kerken aan Michaël en Magnus gewijd geweest, zoals de huidige Hervormde dorpskerk van Anloo in Drente, die nu weer Magnuskerk heet, en kerken in Hoornsterswaag, Hollum op Ameland en in de Friese gebieden van Noord-Duitsland en Denemarken.

Willibrord-centrum
De 'Friese' kerk in Rome kwam in 1513 bij het bezit van de Sint Pieter en werd gespaard, terwijl de oude basiliek boven Petrus' graf werd gesloopt. Die kerk hangt nu tegen de zuilengang van Bernini aan en heeft eeuwenlang geen banden met ons land of de Friezen meer gehad. Maar daar is nu weer verandering in gekomen, want in 1980 werd de 'Kerk der Friezen' in Rome door Nederlanders herontdekt en in 1981 werd er weer een Nederlandse mis opgedragen tijdens het feest van St. Willibrord, Steeds meer Nederlanders beschouwen deze oude kerk nu als 'hun' kerk in Rome. In déze kerk werd op 5 november 1985 in het Fries de eucharistie gevierd na de zaligverklaring van de Nijmeegse pater en professor van Friese stam Titus Brandsma. Het plan voor een nieuw Nederlands en Fries centrum in Rome kreeg vaste vorm: in 1989 is het Wiliibrordcentrum in Rome een feit geworden. Het heeft enkele lokaliteiten nabij de kerk der Friezen tot zijn beschikking en heeft een (min of meer) oecumenisch bestuur. Doel van het centrum is onder meer de zondagse misviering in het Nederlands, Verder wil men informatie verschaffen: over de kerk der Friezen en haar historie, maar ook over de godsdienst in Rome in het algemeen, Jaarlijks wordt er ook een oecumenische dienst gehouden. Die moet benadrukken dat de kerk in de Lage Landen al ver vóór de Reformatie ontstond en eigenlijk een Engels-Ierse oorsprong heeft. Maar het centrum wil ook missie bedrijven en Nederlanders in Rome in contact brengen met heel de wereld van de Moederkerk.

Vriendenstichting
Er is ook een stichting Vrienden van de Kerk der Friezen opgericht. Die moet onder meer gelden inzamelen voor de restauratie van kerk en toren, waar al een begin mee is gemaakt. Voorzitter van die Vriendenclub is de Haagse burgemeester, dr. A. J. E. Havermans, en in het comité van aanbeveling zitten o.a. minister-president Lubbers, de Friese staatssecretaris De Graaf-Nauta en bisschop mgr. Möller van Groningen. (Want ondanks die Friese banden met Rome heeft ons land na de herinstelling van de bisdommen nog altijd geen bisdom Leeuwarden of Harlingen, hetgeen rechtgeaarde Friese roomsen zeer zal verdrieten omdat de Groningers van Saksischen bloede zijn...)

Zo uitvoerig als Muskens en Verheggen over de Friezen en Willibrord in Rome schrijven doet de Nijmeegse historicus prof. dr. A. Weiier het niet, maar zijn boek dat we hier ook willen aankondigen heeft weer een andere reikwijdte. Het is 'Willibrords missie', waarin Weiler een geschiedenis biedt van 'Christendom en cultuur in de zevende en achtste eeuw'. Weiler doceert aan de Nijmeegse Katholieke Universiteit de Algemene en Vaderlandse geschiedenis der Middeleeuwen en de Wijsbegeerte der geschiedenis. Zijn studie is een der, naar mijn smaak, belangrijkste historische publicaties in dit afgelopen Willibrordjaar. De met zwart-wit foto's en kaartjes geïllustreerde paperback van 266 pagina's is een uitgave van Gooi & Sticht te Hilversum en kost 39 gulden.

Willibrord en de Friezen
Het boek verscheen nog in 1989, dus precies 1250 jaar na het overlijden van Willibrord in Echternach. De auteur gaat grondig gedocumenteerd in op de vraag wie en wat Willibrord eigenlijk was, hoe zijn missie luidde, op welke wijze christendom en cultuur elkaar beïnvloedden bij de Angelsaksen, maar ook in onze gewesten bij Friezen en Franken. Het verhaal van Willibrords leven is bij Weiier toch wat anders dan populaire vertellingen over de heidenapostelen der Friezen ons via de (kerk)geschiedenis wilden laten geloven. Hij staat wèl, meent Weiier, aan de basis van de Nederlandse christelijke beschaving. Weiiers aanpak is geen 'gesloten' Friese benadering. Integendeel, hij plaatst deze vroege zendeling der Lage Landen aan gene zijde van wat toen de 'Zee der Friezen heette, geheel tegen de achtergrond van zijn eigen Brits-Ierse tijd en cultuur. Een verhaal dat een goed inzicht geeft in Willibrord als zendeling van het volk der Angelen en hun kerkhistorie, zoals de vermaarde Beda de Eerbiedwaardige die heeft opgetekend. Beda was een tijdgenoot van Willibrord en zijn 'Kerkgeschiedenis' is een der voornaamste bronnen voor de kennis van deze vroeg-middeleeuwse christelijke cultuur in Engeland en Ierland,

Goden en synoden
Weilers boek bestaat uit acht hoofdstukken. Ter inleiding schetst hij de kerstening van West-Europa vanuit het centrum Rome, de goden en mythologie der Kelten en Germanen en de toestand vóór Willibrord en zijn metgezellen hier landden. Logischerwijze volgt dan een hoofdstuk over de kerstening van hen die 'ons' kwamen kerstenen, de Angelsaksen, Het is het verhaal over paus Gregorius de Grote, Augustinus van Canterbury (wat het belangrijkste aartsbisdom werd), de bekering van de Northumbriërs, koning Oswald en bisschop Aidan en de kerstening van Northumberland door de Ieren, die zich naderhand weer afzonderen, We lezen over koning Oswiu, de stichting van het klooster te Whitby, de synode van Whitby en de geschillen over de Paasdatum, Hoofdstuk III is gewijd aan de tweede missie vanuit Rome naar het land van de Angelsaksen, De latere controverse tussen het primaat van de paus en de eigenstandige kerk van Engeland - uitlopend op de door koning Hendrik VIII uitgeroepen en door hem gedomineerde Anglikaanse Kerk - heeft eeuwenoude wortels. Het is een interessant aspect van de vroege Europese kerkhistorie. Nauwgezet volgt Weiier de synoden der zevende eeuw, de bisschoppen van Theodorus en Cuthbert tot Johannes van Beverley en de omstreden Wilfrid van York en Hexam.

Zendingsmethoden
Dan volgen hoofdstukken over Willibrord en zijn missie, zijn eerste en tweede reis naar Rome en de politieke verwikkelingen met Pepijn II en de veldtochten der Franken tegen de Friezen, waarna ook de infrastructuur van Willibrords zendingsopdracht wordt geanalyseerd. Er is dan sprake van een tijdelijk herstel van de Friezen, machtswisseling bij de Franken en relaties tot in Thüringen toe (de zojuist weer bij Duitsland gekomen Oostduitse provincie in het Zuiden van de voormalige DDR met centra als Eisenach, waar Luther op de Wartburg aan zijn bijbelvertaling arbeidde), Hoe de kerkelijke organisatie van Willibrords missie in elkaar zat wordt uiteengezet, mede aan de hand van zijn 'testament' uit 726/727, Er worden ook 'hulpbisschoppen' aangesteld en in dit hoofdstuk gaat Weiier in op de persoon en arbeid van Bonifatius (voorheen Winfried of Wynfreth), Voor hen die veel met zending en evangelisatie te maken hebben zal met name het hoofdstuk over de missioneringsmethode van Willibrord interessante leesstof zijn. Het gaat ook over zijn steun voor de wereldlijke overheid, zijn prediking en catechese, de morele vorming, wonderen, de heidense cultus en Willibrords reactie daarop met doop, duivelbezwering, vormsel, biecht en boete en rituelen. Het slothoofdstuk behandelt de laatste jaren van Willibrord. Diens achtergrond is die van de lers-Columbaanse kerken van Northumberland, de daar ingevoerde Romeinse kerkelijke gewoonten, de monniksvorming in het Angelsaksisch-Romeinse klooster Ripon en het Ierse klooster Rathmelsigi.

Ierse spiritualiteit
In zijn spirituaiteit was Willibrord volgens Weiier vooral een Ier, die koos voor het ideaal van de 'monachus peregrinus', de in den vreemde rondtrekkende en predikende monnik, die zich schikte naar de politieke en juridische verhoudingen van zijn dagen. Hij begaf zich zelfs in een afhankelijke relatie van de politieke heersers, de Frankische hofmeiers zoals Pepijn II en Karei Martel en bood hun het dienstbetoon aan van zichzelf en van zijn monnikenkloosters in Utrecht, Susteren en Echternach. Maar hij wilde toch niet prediken zonder pauselijke vergunning en toen Pepijn het nodig vond liet de monnik Willibord zich tenslotte toch door de paus tot bisschop wijden. Hij werkte ook buiten het door de Franken gedomineerde gebied: naast Friesland ook in Brabant en in de Eifel, Norm was voor hem niet een Romeins centraal kerkelijk gezag en bestuursmodel, maar hij koos voor de monnik-bisschop die door prediking het christendom aan de heidense volken kwam brengen, daarbij gesteund door het wereldlijk gezag en kloostergemeenschappen. Zijn grote voorbeeld is, zo zegt Weiier, niet aartsbisschop Augustinus van Canterbury of Theodorus, maar iemand als de later heilig verklaarde Cuthbert, de in 687 overleden bisschop van Lindisfarne. Willibrord had ook niet een ascetisch-mystieke visie op het ambt van bisschop met persoonlijke charismatische begaafdheid. Zijn spiritualiteit was er, met name in zijn laatste jaren, ook een van berustende twijfel. Zijn kernspreuk was wel: 'In Dei nomine feliciter' (Moge het in Gods Naam goed gaan).

Bronnen en boeken
Weilers boek is geen simpel leesboek over oorsprongen van 'ons' christendom, maar een redelijk vlot leesbare, doch pittige studie. In een aanhangsel geeft hij een beredeneerd overzicht van de historische bronnen over Willibrords tijd, leven en werk. Ook neemt hij in de vertaling van zijn medewerker dr. P. Bange de drie voornaamste literaire bronnen over Willibrord op: diens leven beschreven door Alcuin, de passages over Willibrord bij Beda Venerabilis en een brief van Bonifatius aan paus Stephanus II vanwege het conflict met aartsbisschop Hildegar van Keulen over het bisdom Utrecht in 753 (dus na de dood van Willibrord, die geen opvolger voor zichzelf had aangewezen). De noten en literatuurverwijzingen omvatten honderden titels. Daarbij haalt Weiler ook de zeer omstreden theorieën van Albert Delahaye aan, de nu overleden Brabantse archivaris die de geografische kaart van de laat-Romeinse tijd en de Vroege Middeleeuwen voor onze streken totaal wilde herschrijven. Omdat geschiedenis naar Geyls woord een discussie zonder einde is zal ook Weiiers boek niet het laatste woord zijn over Willibrord. Maar het is - voor zover ik kan beoordelen - wel een uitstekende (kerk)historische bijdrage, die verre blijft van bewierokende heiligenverering of van een typisch 'roomse' interpretatie van deze zendeling der Friese streken. Welhcht zou een reformatorische historicus hier en daar andere accenten hebben gelegd. Maar wie de kerk van West- Europa in de 7e en 8e eeuw goed wil bestuderen kan zeker niet om dit boek van prof. Weiler heen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Protestants Nederland

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 november 1990

Protestants Nederland | 8 Pagina's

Prediker en pelgrim met Ierse spiritualiteit

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 november 1990

Protestants Nederland | 8 Pagina's