Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Reformatie - een bevrijdende ontdekking*

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Reformatie - een bevrijdende ontdekking*

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

Is er vandaag nog wel voldoende reden, voldoende grond, om de Reformatie te herdenken? Want in herdenken zit toch ook iets van vieren? Er lijkt eerder alle reden te zijn voor de klacht van Jeremia, zoals hij die tot uitdrukking brengt in het eerste hoofdstuk van de Klaagliederen. De stad Jeruzalem, eenmaal vol volks, is nu eenzaam. Ze is als een weduwe geworden. De wegen naar Sion treuren, omdat er niemand op het feest komt. De vijanden van het volk spotten met de rustdagen van het volk. En aan het eind van het hoofdstuk lezen we zelfs dit aangrijpende, dat de priesters en de oudsten zelf op zoek moeten naar voedsel, maar het niet vinden en in de stad de geest hebben gegeven.

Ligt zo de erfenis van de Reformatie er niet treurig bij? Deze is uiteen gevallen in vele brokstukken, zodat we inderdaad ook zeggen kunnen: ‘De wegen naar Sion treuren’. Rome is wereldwijd een machtig bolwerk gebleven. Op zich kan men bij zulk een kerk, als machtig bolwerk, vele vraagtekens zetten. Bovendien is het zo, dat een wereldkerk op zich al de vraag doet rijzen, of er van de kerk niet een nationale gestalte zal moeten zijn, met een eigenheid, die ook cultureel en historisch bepaald is. Maar ook als we dit zeggen, moeten we toch met deernis kijken naar de erfenis van de Reformatie in ons land. Dat we spreken moeten van interkerkelijke herdenkingen, is een teken aan de wand. Maar verder, de muren zijn vervallen. De mensen komen niet meer op het feest. Jeruzalem is ook wat dit betreft in de dagen van haar ellende, van de ballingschap, indachtig gebleven aan de dagen van ouds. En ook vandaag wordt, niet in het minst in de grote steden, meewarig neergezien op de rustdagen van een handjevol amechtigen.
Kortom de erfenis van de Reformatie is prijsgegeven, in verdeeldheid, in secularisatie, maar ook in geesteloosheid en aan allerlei wind van leer.

Toch gedenken!
Toch zetten we niet alleen een vraagteken, maar ook een uitroepteken. Want ook in de Reformatie gaat het om geschiedenis, gaat het om het verhaal van Gods handelen, in onze historie. De Reformatie is dan allereerst geweest de bevrijdende ontdekking van en vóór de enkeling. Reformatie en Hervorming, het zijn twee woorden, die hetzelfde betekenen.
En wat was de Reformatie anders dan bekering! Ten diepste is gereformeerd zijn, tot God bekeerd zijn. Dat nu gold voor Luther. hij liep met de vraag: ‘Hoe krijg ik een genadig God?’ En het antwoord, dat de kerk van zijn dagen gaf, was, dat hij zich die genade waardig moest maken door zijn werken. En Luther maar zwoegen. Tot op de Pilatustrap in Rome toe. Totdat hij persoonlijk de bevrijdende ontdekking deed uit Romeinen 1:17: ‘De rechtvaardige zal uit het geloof leven’. Niet Gods eisende gerechtigheid, maar de geschonken gerechtigheid om Christus’ wil, werd voor Luther de grond om op te kunnen staan. Hij heeft existentieel ervaren, dat God goddelozen rechtvaardigt. De Reformatie was voor Luther zelf Godservaring. En toen hij zo God had ontdekt als degene, die de goddelozen rechtvaardigt om niet, was het - zoals hij zegt - alsof hij door geopende deuren het Paradijs binnentrad.
De Reformatie begon met persoonlijke bekering en die persoonlijke bekering betekende tevens herontdekking van het Woord; en in dat Woord weer herontdekking van de Romeinenbrief. Luther zelf zegt van deze brief: ‘Het wezen van deze brief is te verwoesten, te ontwortelen en te verderven alle wijsheid, gerechtigheid van het vlees, hoe groot ze in de ogen der mensen en ook van onszelf zijn mogen, hoe zeer ze ook uit het hart voortkomen en in oprechtheid bestaan; en de zonde aan te duiden — hoe zeer ze ook niet aanwezig is of aanwezig schijnt te zijn!’
Luther heeft het Sola Gratia, het alleen uit genade, uit de Schriften, door de verlichting van de Heilige Geest mogen aflezen. God rechtvaardigt de goddelozen. Het gaat om een eenzijdig soeverein werk des Heeren. God redt de mens uit genade, gratis om niet.
En zo heeft Luther ook het gouden woordje, nochtans leren spellen. Het nochtans van het geloof. Enerzijds is er genade voor nodig om genade aan te nemen, maar dan is anderzijds het geloof de hand, waarmee nochtans die genade mag worden aangenomen. Zo lezen we het ook in Zondag 23. Als de vraag gesteld wordt: ‘Hoe zijt gij rechtvaardig voor God?’, is het antwoord: ‘Alleen door een waar geloof in Jezus Christus; en al is het, dat mijn geweten mij aanklaagt, dat ik tegen al de geboden Gods heb gezondigd en nog steeds tot alle boosheid geneigd ben, nochtans God, zonder enige verdienste mijnerzijds, uit louter genade mij de volkomen genoegdoening, gerechtigheid en heiligheid van Christus schenkt en toerekent.’ In deze oerreformatorische belijdenis van Zondag 23 staat het woordje ‘nochtans’ centraal. Want gaan geloven is genade. En genade aannemen geschiedt door het geloof.
En waaróm wordt de mens dan door het geloof gerechtvaardigd? Het antwoord van Zondag 23 is: ‘Niet vanwege de waardigheid van mijn geloof, maar alleen vanwege de genoegdoening, de gerechtigheid en de heiligheid van Christus.’ Die worden mijn gerechtigheid voor God.
Nog eens samengevat, de Reformatie was voor Luther bevrijdende ontdekking van de vreemde ruil: ‘Hij mijn zonde, ik Zijn gerechtigheid’.

Vanuit het Woord
Dan dient nog eens onderstreept te worden, dat de Reformatie ook in het persoonlijke leven van Luther vanuit het Woord geschiedde. Dit te zeggen is een open deur. Ja, een open deur! Het kan niet genoeg worden herhaald, dat ook vandaag een mens alleen door de deur van het geopende Woord de ruimte van het heil mag binnentreden.
Luther zegt: ‘Wanneer ge vraagt, wat is dat Woord toch dat zulke grote genade verleent en op welke wijze moet ik ermee omgaan? Dan luidt het antwoord: Het is het Woord van Gods Openbaring in Christus, van genade en vergeving. Het komt tot allen die aan zichzelf vertwijfelen vanwege hun schuld en die begeren van zichzelf, dat is van hun verderf verlost te worden. God plaatst Zijn geliefde Zoon voor hen en laat hen door Zijn levend vertroostend Woord zeggen, dat ze zich aan Hem moeten overgeven. Wie in Hem gelooft heeft vergeving, hij is vol vrede en gerechtvaardigd, want alle geboden zijn in Christus vervuld. Hij is vrij van alle dingen. Christus prediken, dat is: aan de ziel een weide geven, haar vroom en vrij en zalig maken, wanneer zij aan die prediking gehoor schenkt. Want het geloof is het enige heilzame en doeltreffende gebruik van het Woord Gods.’
*
Niet wat mèn ervan denkt; niet wat voor de wetenschap acceptabel is; niet wat theologen ervan vinden; niet wat vrome ingeleide christenen ervaren; niet wat de eigentijdse filosofie meent te moeten stellen, maar het Woord alleen, is bron en norm ook voor het geestelijk leven. En dan ook: kracht. ‘Uw Woord kan mij, ofschoon ik alles mis, èn door haar kracht mijn hart en zinnen strelen.'
Zo is ook voor Calvijn het Woord de grote ontdekking geworden. Ook Calvijn mocht Romeinen 5:1 vanuit het Woord aflezen: ‘Wij dan, gerechtvaardigd zijnde uit het geloof, hebben vrede bij God, door onzen Heere Jezus Christus’. En Romeinen 3:21 en 22: ‘Maar nu is de rechtvaardigheid Gods geopenbaard geworden zonder de wet, hebbende getuigenis van de Wet en de Profeten: Namelijk de rechtvaardigheid Gods door het geloof van Jezus Christus, tot allen, en over allen, die geloven.’
Steeds weer in de geschiedenis is in het Woord de Romeinenbrief ontdekt, wanneer er een opleving of een verdieping van het kerkelijke en geestelijke leven kwam. Ook Kohlbrugge ontdekte zo de Romeinenbrief weer opnieuw. De echo van zijn woorden klinken door tot vandaag. Hij zegt:
‘Werp uw heiligingskrukken maar weg. Gij komt er de berg Sion niet mee op. Ruk die lompen af, waarmee gij uw wonden bedekt houdt, en toon u aan Hem, die heilig en rechtvaardig is, zoals ge zijt. Laat al het uwe los, hier aan zichzelf te wanhopen is zaligheid. Want hem toch wordt zijn geloof tot gerechtigheid gerekend, die niet werkt, maar in Hem gelooft die de goddeloze rechtvaardigt. Hoort gij wat de Schrift zegt: Die niet diegenen die in liefde staan, niet heiligen, rechtvaardigen en vromen, neen, neen, maar die de goddeloze rechtvaardigt. Uw bloed en Uw gerechtigheên, Die zijn mijn bruidskleed, anders geen. Daarin zakk voor Gods troon bestaan, als aarde en heemlen mij ontgaan.’
*
De bekende trits van de Reformatie is geweest: ‘Sola Fide’, alleen het geloof; ‘Sola G ra tia alleen de genade; ‘Sola Scriptura’, alleen het Woord. En dan alles geconcentreerd in het ‘Solus Christus’, alleen Christus, die de grote Heilaanbrenger is.
In Zondag 21 van de Heidelbergse Catechismus vinden we op een weergaloze wijze al deze sola’s samen. Wat is een waar geloof? Een waar geloof is een stellig weten, waardoor ik alles voor waarachtig houd, wat ons God in Zijn Woord heeft geopenbaard. Dat óók, maar dat niet alleen. Het is ook een vast vertrouwen door de Heilige Geest, vanuit het Evangelie in mijn hart gewerkt, dat mij vergeving van zonden, eeuwige gerechtigheid en zaligheid van God geschonken is. En dan volgen nog twee sola’s: uit louter genade, alleen om de verdienste van Christus wil.
Vroeger werden dominees beroepen op de prediking aangaande Zondag 7. Ook vandaag zal de prediking doorstraald moeten zijn, van de inhoud van deze zondagsafdeling, wil deze echt reformatorisch zijn en kracht hebben.
*
Dit geloof, dat de Reformatie opnieuw ontdekt heeft, heeft ook de zekerheid in zich.
Calvijn zegt ervan: ‘Het wonderlijke ervan is, dat temidden van schokken, het geloof de harten van de gelovigen ondersteunt. Want het geloof is als een palmboom, die tegen alle moeilijkheden instreeft en zich omhoog heft’.
Daarom kunnen we ook zeggen, dat het bevrijdende van de Reformatie ten diepste ook is geweest de ontdekking van de zekerheid van het geloof. Wanneer een mens zichzelf de genade moet waardig maken, door zijn werken,dan wordt hij altijd op zichzelf teruggeworpen. Dat betekent permanente twijfel en onzekerheid. Welnu, Genève en Witten berg hebben tegenover Trente gestaan, juist ook ten aanzien van de zekerheid van het geloof. Dat moeten we vandaag nog maar weer eens duidelijk onderstrepen, temidden van alle moderne twijfelzucht, in een tijd, waarin twijfel als de hoogste zekerheid wordt gezien. Maar, dat mogen we ook nog wel eens onderstrepen, gezien woekeringen, die in de gereformeerde traditie over de zekerheid des geloofs zijn heengekomen, zodat er vaak zelfs sprake geworden is van geloofsonzekerheid. Een bepaalde visie op de verkiezing, in de gereformeerde traditie, is van deze woekeringen niet los te zien.
Maar de zekerheid van het geloof, door de Heilige Geest gewerkt, is een reformatorisch erfgoed.
Als Petrus door de satan gezift wordt als de tarwe, zegt Christus nochtans tot hem: ‘Ik heb voor u gebeden, dat uw geloof niet ophoude’.

De weg uit de crisis!
Zien we dan nog één keer op de eigen tijd, dan moeten we spreken van crisis van zekerheden, van geloofsonzekerheid, van Godsverduistering zelfs.
Is er een uitweg? Is er een remedie?
‘Terug naar de bronnen’, zeggen we. Dat wéten we. Terug naar de bronnen, de bronnen van het Woord. De bronnen, die in de tijd van de Reformatie weer opnieuw werden ontdekt. Inderdaad!

De ontdekking van de Reformatie is ook voor de moderne mens bevrijdend, zeggen we, ten tijde van twijfel en crisis. Wie zal het ontkennen?

De bevrijdende ontdekking van de Reformatie, moet ook gestalte krijgen in een tijd van Godsverduistering, zeggen we. En werp het Woord er maar in, zeggen we. Dat zal toch zegen hebben? En inderdaad, ook vandaag is alleen heil te verwachten, als we het Woord prediken op een zodanige wijze, dat de objectieve betrouwbaarheid van het Woord vooraf gaat aan de subjectieve ervaring van de mens. Niet gestart dient te worden in de twijfel, de onzekerheid en de geloofsvragen van de mens, maar in de vastheid der Schriften. Om vandaar af te dalen in de aanvechtingen en de problemen van vandaag. En toch preken, zeggen we. Inderdaad, dat is de enige remedie voor kerkherstel: de prediking van Kruis en Opstanding. De prediking van verzoening door voldoening. Paulus zegt: ‘Voorts broeders ik maak u bekend het Evangelie, dat ik u verkondigd heb, hetwelk gij ook aangenomen hebt, wanneer gij ook staat, waardoor gij ook zalig wordt, indien gij het behoudt op zodanige wijze, als ik het u verkondigd heb; tenzij dan dat gij vergeefs geloofd hebt!’ Ook vandaag gaat het in de prediking, om de klaroenstoot van de Opstanding: Hij is opgestaan tot onze rechtvaardiging!

*

We zeggen dit alles, we weten dit alles, en toch. . .
De kerk is, om met art. 27 van de N.G.B. te spreken, vaak klein en als tot niet gekomen in de ogen der mensen.
Daarom, nogmaals het eerste hoofdstuk van de Klaagliederen. Op vele plaatsen zijn er geen of nauwelijks feestgangers meer! Welke oplossing hebben we dan? Er is geen program. Er is alleen dit, dat we vandaag wel mogen komen tot diepe verootmoediging. Het kenmerk van een christen is ootmoed, ootmoed. Hoe dan verootmoediging? Daarvan is geen program te maken.
Maar wel zijn er twee Schriftwoorden, die mij de laatste tijd zeer hebben aangesproken. Joel wekte in zijn dagen het volk op tot bekering met het ganse hart, ‘met vasten en geween en rouwklage’. ‘En scheurt uw hart en niet uw klederen en bekeert u tot de Heere uw God, want Hij is genadig en barmhartig, lankmoedig en groot van goedertierenheid, en berouw hebbende over het kwade.’Als Joel zo het volk heeft opgeroepen, dan zegt hij: ‘Wie weet, Hij mocht zich wenden en berouw hebben.. . ’ (Joel 2:12-14).
Zo riep ook Jona de lieden van Ninevé op tot vasten en berouw. Hij zegt: ‘. . .en zij zullen zich bekeren, een iegelijk van zijn boze weg, en van het geweld dat in hun handen is’. En dan opnieuw datzèlfde woord: ‘Wie weet, God mocht Zich wenden en berouw hebben. . . ’
Wie weet! Dat wie weet is geen fatalistisch gegeven. Het is veeleer een aanduiding van de ernst van de situatie. De zaak kan er zo kritiek voorstaan, dat kerk, gemeente en christenheid, op de nominatie staan om verworpen te worden, zodat God zich afwendt, gehéél afwendt. Het kwaad lijkt diep ingekankerd te zijn. Maar toch, nochtans, God laat Zich verbidden. Als het bijna verkeken is, laat Hij Zich verbidden Zich te wenden, om koers te wenden.
In het koninkrijk van God zijn de dingen niet te meten en te duiden en te sturen. Maar verootmoediging is wel een diep bijbelse notie. In de weeën van onze tijd zou God ook van ons christenen wel eens een (nieuwe) grondhouding kunnen vragen, een houding van verootmoediging, van inkeer vanwege het grote kwaad, dat allerwegen geschiedt. Wij weten geen uitweg uit het dal, maar Hij weet het wel. Maar Hij vraagt ingang in het dal van de verootmoediging. Wie weet, Hij mocht Zich wenden!
*
En dan tenslotte, verootmoediging vraagt ook schuldbelijdenis. Schuldbelijdenis allereerst naar God toe: ‘Tegen U, ja U alleen hebben wij misdreven.’ Maar ook naar elkaar toe. Wij hebben de erfenis van de Reformatie verkwanseld. Dr. Ph. J. Hoedemaker heeft ooit in Amsterdam in het geding met Abraham Kuyper gezegd: ‘Hervormden en Dolerenden, allen zijn wij afgeweken, samen zijn wij onnut geworden’. We zijn dan ook allen met een deel van de waarheid er tussenuit gegaan. Ieder heeft de eigen instituten heilig verklaard en intussen wordt het Huis Gods woest gelaten. Bovendien kan de rechte leer overeind staan, terwijl het rechte leven, met name het rechte geestelijke leven is geweken.
Daarom ook schuldbelijdenis naar elkaar toe, omdat we niet meer samen hebben beleefd de volheid van de woorden Gods. En misschien moeten we vandaag wel zeggen, dat we bij die schuldbelijdenis Israël zullen inbegrijpen.
Er zal een tijd komen, zegt de profeet Zacharia, dat tien mannen uit de heidenen, de slip zullen grijpen van één Joodse man en zeggen zullen: ‘We zullen met u gaan, omdat we gezien hebben, dat God met u is’.’ Wie weet God mocht Zich wenden!
Zo komt er ruimte voor het gebed: ‘Voed het oud vertrouwen weder!
Ook in deze nieuwe tijd!
Als dat het geval is, zal een nieuwe, existentiële vreugde ontstaan. De vreugde opnieuw van de rechtvaardiging van de goddeloze. Het is aangrijpend als we in de Klaagliederen van Jeremia lezen, dat ook de priesters en de oudsten de geest geven, omdat ze geen voedsel meer vinden. Dan is bij hen ook de geestelijke nood wel hoog gerezen. Hoe zullen ze zelf dan ook nog uitdelers zijn van de menigerlei genade, zoals die ook in de Reformatie werd ontdekt?
Maar als God zich wendt, zal het wonder geschieden van de nieuwe vreugde voor voorgangers en voor oudsten, voor ambtsdragers en voor de gemeente.

Huizen ir.J. van der Graaf

* Reformatieherdenking op 31 oktober 1991 in de Noorderkerk te Amsterdam.

Dit artikel werd u aangeboden door: Protestants Nederland

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1992

Protestants Nederland | 8 Pagina's

De Reformatie - een bevrijdende ontdekking*

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1992

Protestants Nederland | 8 Pagina's