Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Hendrik van Zuthpen. Studie in Wittenberg 1520-1522

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Hendrik van Zuthpen. Studie in Wittenberg 1520-1522

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

In het vorige artikel (Protestants Nederland no. 3, maart 1998) bepaalden we ons bij de vraag of Hendrik van Zutphen 'de kandelaar van het Evangelie van vrije genade' vanuit Wittenberg in Dordrecht heeft geplaatst. We moesten tot de conclusie komen dat Hendrik van Zutphen als prior het Dordtse klooster diende, en dat - bij zijn vertrek uit Dordrecht in 1520 - het licht van het Evangelie begon te gloren.

Studie in Wittenberg

In de zomer van 1520 bevond Hendrik van Zutphen zich weer in het klooster te Wittenberg. Hoewel hier uiterlijk nog de kloostergebruiken en orderegels in alle strengheid golden, was er innerlijk al veel veranderd, vooral onder invloed van Luther's prediking en zijn pas verschenen boekje over De vrijheid van de christen. Op 10 december 1520 verbrandde Luther zelfs de banbul van paus Leo X, omdat naar zijn mening niet hij, maar Christus en zijn evangelie werd vervloekt. Voor de studenten hield Luther zijn lezingen, terwijl de jonge Melanchthon in 1520 en 1521 zijn beroemde bijbellezingen hield over de Romeinenbrief. Ook gaf hij in 1521 zijn Loei Communes uit, de eerste protestantse geloofsleer. Na de wintercursus te hebben gevolgd bij Luther, behaalde Hendrik van Zutphen op 12 januari 1521 zijn Bijbels Baccalaureaat. Zijn promotor bij dit examen was dr. Petrus Lupinus: 'Anno Domini MDXX sub decanatu hiberno Reverendi Patris Dni Martini Lutheri respondit pro Biblis pater Henricus Zutphanien. Augustin, feria sexta post Epiphanie anno 1521, [...]. Melanchthon voegde hier aan toe: 'Sub Reverendo patre d. doet. Petro Lupin

Dit baccalaureaat was de laagste theologische rang aan de hogeschool en gaf recht om een semester lang bijbellezingen te verzorgen en daarna verder te gaan met de studie theologie. De door Hendrik van Zutphen verdedigde steUingen tijdens dit examen zijn, door een gelukkige omstandigheid behouden gebleven. Drie jaar later zond hij deze stellingen namelijk aan de aartsbisschop te Bremen, waar ze altijd zijn bewaard gebleven.

Zijn hoofdgedachte, geheel in de lijn van Luther, was: 'Hoe ben ik rechtvaardig voor God? ' en het antwoord luidde: 'Alleen door het geloof, geopenbaard in het evangelie. De vrucht van dit geloof is liefde tot God en tot de naaste'. Deze hoofdgedachte werd door hem uitgewerkt in vier thema's:

l.Over de natuur en de schepping van de mens - NATURA.

2. Over de wet - LEX.

3. Over de werkingen van het evangelie en het geloof - EVANGELIUM et FIDES.

4.Twaalf stellingen over de liefde - CHARITAS.

1. NATURA Hier geeft hij een tekening van de nameloze ellende van de gevallen mens. Deze heeft het levende woord verlaten en is daardoor 'gestorven' d.w.z. hij is beroofd van de levendmakende Geest van God. Aristoteles en zijn volgelingen noemden deze toestand 'leven' en trekken de mens daarmee dieper in het verderf.

2. LEX God heeft de gevallen mens Zijn wet gegeven om hem tot bewustzijn te brengen van zijn verloren toestand, en om een verlangen naar verlossing in hem te verwekken. De wet zelf is goed, maar bij de mens werkt hij toorn en boosheid, evenals de zon de walgelijke stank van een lijk verwekt. Geldt dit voor de goddelijke wet, hoeveel te minder kunnen menselijke wetten goedheid bewerken.

3. EVANGELIUM et FIDES Voor werkelijke redding van de gevallen mens heeft God wat 'Anders' gedaan, namelijk het 'Beloofde Zaad' laten verschijnen, waardoor alle schepselen vernieuwd moeten worden. Deze was op aarde de wet onderdanig, maar tegelijk een 'Heere der wet'. In Hem, Jezus Christus, zijn alle beloften in vervulling gegaan. Om tot dit heil te geraken is geloof nodig. Echter geen dood geloof zoals ook de duivelen bezitten, maar een door de Geest van Christus gewerkt en daarom levend geloof, waardoor men 'zoveel ontvangt als men met een gelovig hart aanneemt'. Een andere weg tot het heil, bijvoorbeeld door onze goede werken, is niet mogelijk.

4. CHARITAS Bij de verwerping van eigen verdiensten tot de zaligheid zou het kunnen lijken alsof de aandrang tot goede werken in ons gedood is. Echter, alleen het bewustzijn van het kindschap Gods beweegt ons tot goede werken. Een geloof zonder liefde is daarom bij een recht christen ondenkbaar. Maar even ondenkbaar is het dat zulk een christen genoeg zou hebben aan een rechtschapenheid (habitus) volgens Aristoteles. Hiertoe wordt de gelovige christen door de Geest geleid en onderricht, omdat hij vrij is van de wet.

Ongeveer drie maanden nadat Hendrik van Zutphen zijn 'biblischen baccalaureaat' behaald had, vertrok Luther naar Worms - 2 april 1521. Dat hij daarna bijna een jaar lang op 'de Wartburg' door zou brengen kon toen niemand vermoeden. Voor de studenten was dit zeker een groot gemis. In een van zijn eerste brieven vanuit 'de Wartburg' - aan Melanchthon op 26 mei 1521 - vroeg Luther, ook onze 'Henricus Zutphaniensis' te groeten. In de zomer van 1521 kwam Hendrik's vriend Jacobus Praepositus (Probst), prior in Antwerpen, naar Wittenberg om zijn studie theologie, met toestemming van het klooster, voort te zetten. Praepositus, die persoonlijk bevriend was met Luther, ontving eveneens een brief vanuit 'de Wartburg'.

Op 11 oktober 1521 sloot Hendrik van Zutphen weer een deel van zijn studie af, nu bij prof. Andreas Karlstadt. Na een dispuut onder voorzitterschap van prof. Feldkirch (pro sententiis) werd hij bevorderd tot 'Baccalaureus pro Sententiis' of 'Sententiaris': - 'Anno MDXXI sub estivo decanatu Andree Carolostadii F.Henricus Zutphaniensis XI Octobris respondit post sententiis post prandium presidente Feldkirchio et promotus fuif. Naar middeleeuwse academische gewoonte had Hendrik van Zutphen nu het recht, het leerboek van de oude scholastiek, 'Sententiarium' van Petrus Lombardus (gest. 1164), te lezen. Dit werk bevatte dè dogmatiek van de rooms-katholieke middeleeuwen. Het lezen van dit boek was in Wittenberg nu meer formeel, dan dat het echt van wezenlijke waarde was.

Enkele maanden later behaalde hij zijn licentiaat. In een akte zonder datum staat te lezen dat 'onder Johannes Dölsch, doctor in de theologie, broeder Hendrik van Zutphen, Baccalaureus pro Sententiis, op de zesde dag, in het eerste uur, over de volgende stellingen disputeerde'. Bij dit dispuut werd er gehandeld over het hogepriesterschap van Christus. 'Onder de wet', in de tijd van het oude verbond, waren er hogere en lagere priesters, welke voor het volk gaven en offers brengen moesten, maar 'onder het evangelie' is er alleen een enige hogepriester, Christus. Deze heeft een eeuwigdurend offer gebracht, door namelijk Zichzelf te offeren. Andere offers en priesters zijn hierdoor overbodig geworden. In algemene zin kan men ieder christen een priester noemen in zoverre hij namelijk 'in zijn vlees vervult de overblijfselen der verdrukkingen van Christus' - Col. 1-24. Maar het is een grote vergissing als men meent dat Christus 'Zijn maaltijd' als een nieuw offer en daartoe een nieuw priesterschap heeft ingezet. Deze maaltijd is niet anders dan een 'teken van geloof en liefde', waar door het geloof bevestigd en tot nieuwe liefde ontstoken wordt. Hoewel de hele gemeente er bij betrokken is, zal deze maaltijd door de 'diakenen' bediend worden, terwijl de 'bisschop' zorg draagt voor de woordverkondiging'.

Iken, in zijn studie over Hendrik van Zutphen, tekent hierbij aan - 'men ziet dat Hendrik met deze stellingen de roomse leer over het priesterschap en het misoffer bij de wortels aanpakt'. Ofschoon we leven onder het nieuwe verbond, ziet Hendrik in deze leer het in ere herstellen van het offer en het priesterschap onder het Oude Testament en de leer van de apostelen terzijde geschoven. Hij grondt zich vooral op de brief aan de Hebreen, die met zo grote nadruk spreekt over het enige offer en priesterschap van Christus en de vervulling van de oudtestamentische belofte. Hendrik van Zutphen ziet het Avondmaal als 'een teken van geloof en liefde', uitgedeeld door de diakenen en niet door de bisschop, volgens Handelingen 6:2-4'. Hij stemt hierin overeen met zijn leermeester prof. Karlstadt, die meer voelde voor de avondmaalsleer van Zwingli. Toch zal Hendrik, die ondertussen 33 jaar oud was, deze leer ook zelf doordacht hebben. Voor hem was de opvatitng dat het Avondmaal 'een teken van geloof en liefde' was, geen theorie, maar een wezenlijk element tegenover de opvattingen van Rome over het misoffer. Het verschil in dogmatische gedachten over het Avondmaal met bijv. Luther zal eerst later openbaar worden.

Moeilijkheden in Wittenberg

Tijdens Luther's verblijf op 'de Wartburg' ontstonden er moeilijkheden in Wittenberg. Vooral prof. Karlstadt speelde hierbij een grote rol. Of ook Hendrik van Zutphen erbij betrokken is geweest is niet duidelijk. In eerste instantie ging het om het cehbaat. Karlstadt wilde dit voor de monniken opgeheven zien. Luther was het hiermee niet eens, omdat hij meende dat de kloostergelofte, als vrijwillige gelofte aan God, gehouden moest worden. De spanningen namen toe toen avondmaalskwesties de stad in beroering brachten. Dit ging zover dat Luther het op 19 januari 1522 nodig vond 'een trouwe vermaning aan alle christenen om zich te wachten voor oproer en opstand' te schrijven. Veel hielp dit niet, want in het augustijner klooster begon men de beelden weg te halen en te verbranden. Biechten en vasten werd afgeschaft en kinderen van 10 en 11 jaar namen deel aan het Avondmaal. Ook kwamen geestdrijvers de stad binnen. In deze verwarring was Luther's leiding onmisbaar. Op 6 maart 1522 keerde hij dan ook in Wittenberg terug, waar hij Karlstadt tactvol en vriendelijk behandelde. Na acht dagen - van 9 tot 16 maart 1522 - gelukte het hem, door krachtige prediking, de rust te herstellen.

Tijdens deze onrust schreef Hendrik van Zutphen zijn 'Thesen tegen de privaatmis - Positiones contra missam privatum'. Waarschijnlijk heeft hij deze thesen geschreven in opdracht van zijn kloosterbroeders, die, gezien alle beroeringen, meer duidelijkheid wilden hebben over het wezen van het Avondmaal. Hij schreef ondermeer: 'Door de invoering van de privaatmis is de christelijke godsdienst geruïneerd, de uiterlijke ceremonie op de voorgrond getreden en het Woord verloren gegaan [...]. Bij de privaatmis wordt aan de gemeente het Avondmaal onthouden, terwijl het juist tot de gemeenschap der gelovigen dienen moet. Daarom is het nodig hiertegen op te treden, zoals Jezus optrad tegen het misbruik in de tempel en Paulus tegen de huichelende Petrus. Met de privaatmis heeft men vooral de door Christus zelf ingezette bediening van brood en wijn verbroken'. Hij eindigde met de bede, dat 'om de liefde van Christus, broeder Martinus teruggekeerd zal zijn, voordat iets voor of tegen ons besloten wordt'.

Naar Antwerpen

Begin juni 1522 verliet Hendrik van Zutphen Wittenberg. Hij kon terugzien op een zeer leerrijke periode. Melanchthon roemde zijn grote geestelijke kennis, zijn ijver, zijn liefde tot Christus en zijn voorbeeldige levenswandel. Het is niet bekend wat voor doel de ijverige monnik voor ogen stond. Maar dat hij, nu het volle licht van de evangelische waarheid voor hem was opgegaan, de kerk wilde dienen, kan men wel aannemen. Wendeslaus Link schreef namelijk in 1525: 'Dann als er nach dem capitel, so wir zu Grimm (Grimma) im 1522. Jare in Pfingsten hielten, da er (Hendrik ) aug die Disputation hielt, gen Wittenberg kam, und alda erfur, wie die Augustiner Brüder zu Handtwerp (Antwerpen) vil verfolgunge duldeten deze evangelii halben mitsampt andern frommen christen, da hatte sein geist nit ruwe, machet sich auff und zog hinab, die betrübten verlassenen christen zu trösten'.

In Antwerpen waren al tijdens het verblijf van zijn vriend Jacobus Praepositus in Wittenberg, vervolgingen uitgebroken. Bij zijn terugkeer in Antwerpen werd Jacobus zelf gevangen genomen. Uit angst voor de brandstapel herriep hij op 9 februari 1522. Maar na bitter berouw kwam hij tot inkeer en, om de gevreesde wraak te ontgaan, vluchtte hij naar Wittenberg. In 1524 werd hij predikant te Bremen, waar hij in 1562 is gestorven. Zowel Erasmus als Luther schatten hem hoog. Het Antwerpse augustijner klooster gold spoedig als een brandhaard van ketterij. In juni 1522 werden alle monniken naar Vilvoorde overgebracht voor een geloofsonderzoek. Drie van hen weigerden te herroepen, Hendrik Voes, Johan van Essen en Lambert van Thoren. Deze werden naar Brussel gevoerd, waar de eerste twee op 1 juli 1523 het leven lieten op de brandstapel. In deze treurige toestand kwam in de zomer van 1522 Hendrik van Zutphen aan in Antwerpen, waar hij in de stilte van het augustijner klooster zijn hervormingswerk aanving onder de overgebleven monniken. Hier gaf God hem de kracht om, zowel binnen als buiten het klooster, met vrijmoedigheid het evangelie te verkondigen.

Bovenstaande tekst is een korte samenvatting van de studie 'Heinrich von Zütphen - J.F. Iken, pastor in Bremen - 1886'.

De auteur heeft toegezegd nog een artikel aan Hendrik van Zutphen te zullen wijden. Wij zien dit met belangstelling in één van de volgende nummers van Protestants Nederland tegemoet.

Dit artikel werd u aangeboden door: Protestants Nederland

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 april 1998

Protestants Nederland | 12 Pagina's

Hendrik van Zuthpen. Studie in Wittenberg 1520-1522

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 april 1998

Protestants Nederland | 12 Pagina's