Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Mr. H.P. Marchant (1869 - 1956) en zijn opzienbarende overgang tot de Rooms-Katholieke Kerk

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Mr. H.P. Marchant (1869 - 1956) en zijn opzienbarende overgang tot de Rooms-Katholieke Kerk

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

In mei 1935 ontstond er in ons land grote politieke commotie, toen bekend werd dat mr. H. P. Marchant, minister van Onderwijs in het tweede kabinet-Colijn, tot de Rooms-Katholieke Kerk was overgegaan en zijn lidmaatschap van de Vrijzinnig-Democratische Bond had opgezegd. Het aftreden van de bewindsman die zijn bekering maandenlang geheim had gehouden, was onvermijdelijk.

Hoe kon een linkse politicus, voorheen een fel bestrijder van de rechtse coalitie van rooms-katholieken en protestanten, zo’n stap doen? In een brochure ‘Tot verweer’ en in een boek, getiteld: ‘Hoe kwam ik ertoe?’, zette Marchant zijn motieven uiteen. Voordat we daarop nader ingaan, lijkt het dienstig enige biografische gegevens over hem te vermelden.

Levensgang
Hendrik Pieter Marchant zag op 12 februari 1869 te Deventer, waar zijn vader substituut officier van justitie was, het levenslicht. Hij werd in de Hervormde Kerk gedoopt, volgde in zijn jeugd catechisatie bij een modem predikant en werd op 18-jarige leeftijd als lidmaat bevestigd. Na zijn rechtenstudie te Leiden vestigde hij zich als advocaat in zijn geboortestad. Hij was er gemeenteraadslid en wethouder en werd in 1900, pas 31 jaar oud, als onafhankelijk liberaal gekozen in de Tweede Kamer. Weldra trad hij toe tot de vrijzinnig-democratische kamerfractie. In 1916 werd hij fractievoorzitter. Hij maakte zich sterk voor het vrouwenkiesrecht, dat dankzij zijn initiatief-wetsontwerp in 1922 in ons land werd ingevoerd.

Marchant was een strijdvaardige figuur, die vaak onbarmhartig met zijn tegenstanders afrekende. Hoe scherp hij kon zijn, bleek in oktober 1925 , toen hij minister-president H. Colijn ervan beschuldigde dat diens beloften absoluut niets waard waren.
Op zijn beurt verweet Colijn hem toen ‘een schurkachtige behandeling’. In november van dat jaar, bij de stemming over een amendement-Kersten tot opheffing van het gezantschap bij de paus, barstte de bom. Ook in de voorafgaande vier jaar was zo’n amendement ingediend, hetzij door christelijk-historischen, hetzij door een der kleine rechtse partijen, maar het werd telkens verworpen. Toen in november 1925 de rooms-katholieke fractieleider mgr. W.H. Nolens dreigde zijn steun aan het kabinet te zullen onthouden, indien het amendement met medewerking van de CHU zou worden aangenomen, zag Marchant zijn kans schoon.
Op zichzelf had hij tegen het gezantschap bij het Vaticaan geen enkel bezwaar. Maar omdat bij aanvaarding van het amendement de rechtse coalitie uiteen zou vallen, zouden de vrijzinnig-democraten vóór afschaffing van het gezantschap stemmen. Mede doordat ook de sociaal-democraten vóór waren, op zuiver zakelijke gronden, werd het amendement aangenomen. De gevolgen bleven niet uit: het kabinet kwam ten val.

In de politiek geldt: wie breekt, betaalt. Mr. Marchant kreeg dan ook van koningin Wilhemina opdracht een nieuw kabinet te vormen. Hij stuurde aan op een kabinet van rooms-katholieken, sociaal-democraten en vrijzinnig- democraten.De socialisten gingen akkoord, maar de rooms-katholieken onder leiding van mgr. Nolens weigerden, al had Marchant, om hen te paaien, beloofd dat het gezantschap bij de paus zou worden gehandhaafd!

Minister van Onderwijs
Na een 33-jarig kamerlidmaatschap (de laatste twee jaar gecombineerd met een wethouderschap in Den Haag), werd de vrijzinnig-democratische voorman in 1933 benoemd tot minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen in het tweede kabinet-Colijn. De strijdbijl was blijkbaar begraven. Als bewindsman in een tijd van bezuiniging had mr. Marchant het allesbehalve gemakkelijk. Linkse partijen verweten hem dat er door zijn concentratiebeleid meer openbare dan bijzondere lagere scholen werden opgeheven. Partijen van rechts joeg de minister tegen zich in het harnas met zijn streven, de spelling van de Nederlandse taal te vereenvoudigen. De christelijk-historische woordvoerder H.W. Tilanus beschouwde de afschaffing van de buigings-n als een verarming van onze taal. Zo oordeelden ook de predikanten C.A. Lingbeek van de Hervormde (Gereformeerde) - Staatspartij en G.H. Kersten van de Staatkundig-Gereformeerde Partij, die deze n vooral ‘in den Bijbel’ niet wilden missen.

Van protestantse zijde kreeg de minister veel kritiek op een toespraak, gehouden op 3 september 1934 bij de opening van een tentoonstelling over de herbouw van de abdij van Egmond. Deze abdij was in 1574 door de geuzen onder leiding van Diederick Sonoy verwoest. In zijn rede vergeleek Marchant dit optreden met dat van Adelbertus, de stichter van de abdij: ‘Adelbertus kwam en beschaafde de Nederlanders. Hij deed haat verkeren in liefde. Maar wat hij in goddelijke inspiratie heeft opgebouwd, werd door andere Nederlanders vernield. Alleen de bron bleef haar helder water geven. Hier is gebouwd en gezaaid, hier zijn liefde en wijsheid gekweekt, hier is vernield en zal straks weer worden opgebouwd’. In de Tweede Kamer keerde ds. Lingbeek zich tegen deze voorstelling van zaken. ‘Hoe kon een Nederlands minister spreken over de vernieling van de stenen abdij van Egmond, zonder dat de schim van den graaf van Egmond, die door Alva is vermoord geworden, voor hem verrees en hem dreigend toeriep: “Zwijg mij van de vernieling van die stenen en spreek mij van veel erger vernieling, die daaraan voorafging, de vernieling van zovele edele mensenlevens“.

In een rede in de Eerste Kamer op 20 maart 1935 gaf de minister opnieuw blijk van enige sympathie voor het katholicisme toen hij het voor Thomas van Aquino opnam. Niet lang hierna gingen geruchten de ronde doen dat de minister tot het rooms-katholieke geloof was overgegaan. In de socialistische pers verschenen berichten daarover. Op vragen van journalisten gaf Marchant aanvankelijk een ontwijkend antwoord. Toen de leiding van zijn partij, de Vrijzinnig-Democratische Bond, hem begin mei 1935 het pistool op de borst zette en een duidelijk antwoord verlangde, toonde hij zich ontstemd over deze ‘inquisitie’ en bedankte voor het partij lidmaatschap. Aan de ministerraad liet Marchant weten dat hij inderdaad enige maanden tevoren - op 21 december 1934 - in de Rooms-Katholieke Kerk was opgenomen. Bij de toenmalige politieke verhoudingen kon deze mededeling, die als een bom insloeg, niet zonder gevolgen blijven. De minister was genoodzaakt ontslag uit zijn ambt te verzoeken, dat hem per 17 mei werd verleend.

Vooral socialistische bladen verweten Marchant dat hij zijn ‘bekering’ zo lang had verzwegen. In enkele commentaren werd zelfs verband gelegd tussen zijn overgang naar het katholicisme en de sluiting van vele openbare scholen! Andere bladen waren milder in hun reacties, maar verbazing over Marchants bekering was er alom. In de Haagsche Post verscheen het volgende puntdicht:

Het gezantschap hij het Vaticaan
werd eerst door hem bestreden.
Misschien breekt ook de tijd nog aan,
dat hij het gaat bekleden.


Nog in dezelfde maand verdedigde Marchant zich in een brochure, getiteld ‘Tot verweer’. Dat hij zo lang over zijn bekering had gezwegen, had vooral een politieke reden. Als hij zijn overgang tot het katholicisme meteen in december 1934 openbaar had gemaakt, zou hij het kabinet- Colijn in moeilijkheden hebben gebracht vlak voordat het grote bezuinigingsontwerp bij de Tweede Kamer zou worden ingediend. Dit wilde hij voorkomen. Hij was er namelijk zeker van, dat het bekend worden van zijn bekering tot zijn aftreden als minister zou leiden. Het landsbelang eiste echter dat het kabinet intact bleef en zijn taak afwerkte. Daarom moest Marchants overgang tot de Rooms-Katholieke Kerk vooralsnog geheim blijven.

‘Hoe kwam ik ertoe?’
Aan het slot van de genoemde brochure gaf Marchant in het kort een verklaring van zijn overgang naar het katholicisme. Veel uitvoeriger komen de motieven voor deze stap aan de orde in zijn in 1936 verschenen boek ‘Hoe kwam ik ertoe?’. Dit boek, dat het karakter van een apologie heeft, beleefde drie herdrukken en verscheen ook in het Duits. Een exemplaar van de Duitstalige uitgave zond Marchant toe aan paus Pius XI, die via een brief van kardinaal Pacelli (de latere paus Pius XII) van zijn ingenomenheid liet blijken.

Marchant zegt nooit een afkeer van het katholicisme te hebben gevoeld. Jarenlang ontbrak hem echter de kennis van de rooms-katholieke geloofsleer. Pas toen hij ambtelijk, als wethouder van Onderwijs in Den Haag, in contact kwam met rooms-katholieke instellingen en daardoor met vele priesters, ging hij zich in het katholicisme verdiepen. Wat hem daartoe aanspoorde was de ontdekking dat er nergens ‘een treffender toewijding, zelfverloochening en levensblijheid’ te vinden is dan bij hen, die in dienst zijn van Rooms-Katholieke Kerk en haar instellingen.
Geleidelijk kwam hij tot de overtuiging dat het halve geloof waarin hij was opgevoed, als onjuist en onlogisch moest worden verworpen. De modernen maakten de fout dat zij het onzienlijke gingen beoordelen naar de maatstaf van de exacte menselijke kennis. Zij verwierpen een aantal wonderen, door Christus verricht, omdat die niet verenigbaar waren met hun eigen wetenschappelijke kennis. Maar ze zagen niet dat zij dagelijks leefden te midden van ontelbare wonderen, die zij evenmin in de grond konden verklaren. ‘Wie eenmaal de evangeliën als Gods Woord aanvaardt, wie bestudeert wat volgens de katholieke leer op deze grondslag is gebouwd, zal ervaren dat dit alles logisch sluit’. Hier vond Marchant de vastheid, die hij had gezocht; hier vond hij de ene algemene christelijke Kerk.

In zijn boek staat Marchant stil bij een aantal vooroordelen tegen de Rooms-Katholieke Kerk, die zijns inziens voortvloeien uit onbekendheid met haar leer. Zo wordt deze Kerk verweten dat zij onverdraagzaam is, geestelijke dwang uitoefent en een machtsinstituut is. Onverdraagzaam is de R.K. Kerk volgens Marchant niet, wel exclusief en intransigent (onverzoenlijk). De alleenzaligmakende Kerk sluit andersdenkenden uit; toch staan haar deuren voor ieder open. Intransigent is zij in die zin, dat ze streng de hand houdt aan Christus’ opdracht, Zijn leer voor alle eeuwen ongerept te bewaren.

Het leergezag van de Kerk is wel aangemerkt als een geestelijke dwang: de rooms-katholieken zijn immers niet vrij de Schrift zó uit te leggen als zij verkiezen. Maar aan deze vrijheid gevoelen de katholieken niet de minste behoefte, aldus Marchant. Zij aanvaarden alleen de verklaring van de Schrift, die door de Kerk van Christus gegeven wordt. Historisch staat vast: Christus heeft het Evangelie mondeling gebracht en Zijn leerlingen opgedragen de verkondiging ervan mondeling voort te zetten. Noch Christus, noch Zijn apostelen hebben aan de mensen gezegd: ziehier het boek waarin Mijn leer is neergelegd; leest het en doet er uw voordeel mee. Zo’n boek was er niet. Pas later zijn onder de werking van de Heilige Geest in de Kerk de evangeliën ontstaan. Luther en de andere hervormers begingen volgens Marchant de fout dat zij de evangeliën, die in de Kerk waren ontstaan, daaruit losmaakten als een rechtstreekse openbaring van God. Onzekerheid, strijd en verbrokkeling waren het gevolg en zo werd de weg vrijgemaakt voor het ongeloof! De enige lichtzijde van de zestiende-eeuwse ‘kerkhervorming’ is dat zij de krachten in de Kerk die zich tegen misstanden keerden, heeft verdubbeld en het concilie van Trente, dat de ware reformatie ondernam, heeft verhaast. De ‘hervormers’ streden net als menige andere revolutionaire beweging tegen leer en instellingen in plaats van tegen misbruiken in haar toepassing en praktijk.

Veelzeggend is dat Marchant in zijn apologie het protestantse leerstuk van de rechtvaardigmaking door het geloofalleen laat rusten. Waarom? ‘Omdat het mij voorkwam, dat deze vinding van Luther met het daaraan verknochte verwijt van de “werkheiligheid“ voor katholieken is versleten tot een vraag van alleen academisch belang. De “goede werken“ vinden wij in de evangeliën als de leer van Christus telkens ondubbelzinnig terug. Wie zich bezwaard gevoelt, omdat hij zijn goede werken alleen wenst te verrichten om de deugdzaamheid, en niet om zalig te worden, hij ga zijn gang, als hij meent de leer van Christus aldus te moeten verbeteren. Van belang is het niet, want volmaakte navolgers van Christus leven er al niet’. Zo wordt de leer van de rechtvaardiging uit het geloof, door de Reformatie herontdekt als het hart van het Evangelie, door Marchant afgedaan als een vinding van Luther, een gedachte die niet meer relevant is.

Tussen 1935 en 2000
Sinds de verschijning van Marchants apologie heeft de tijd niet stilgestaan. Vooral sinds de jaren zestig is de Rooms-Katholieke Kerk in Nederland ingrijpend veranderd, méér dan in heel haar geschiedenis sedert de Reformatie van de zestiende eeuw. Niet alleen is het aantal rooms-katholieken in de Nederlandse samenleving duidelijk verminderd, maar ook hun kerkelijke meelevendheid, tot uiting komend in de deelname aan eucharistievieringen. Het wekelijkse misbezoek, uitgedrukt in procenten van het aantal geregistreerde parochianen van 7 jaar en ouder, liep terug van 64 procent in 1965 tot 12 in 1995.

In 1935 verkeerde de Rooms-Katholieke Kerk hier te lande nog middenin haar bloeiperiode (1920-1960). Ze was van priesters goed voorzien, dankzij het grote aantal roepingen. Er was immers zoals Marchant in 1936 schreef, ‘geen ambt denkbaar, dat meer voldoening kan geven, maar ook geen, dat een zwaardere verantwoordelijkheid oplegt aan hem die het vervult. Of is er iets hogers dan orgaan te zijn van Christus zelf?’. In ons land waren toen circa 3.000 priesters in parochies werkzaam: 2.500 seculieren en 500 regulieren (paters). Zestig jaar later was hun aantal tot 1.300 geslonken. Werden in de tienjarige periode 1931-1940 nog 3.925 priesterwijdingen geregistreerd, in het tijdvak 1981-1990 waren het er nog maar 235, waartegenover 113 ambtsverlatingen stonden!
Bij de parochianen heeft de geestelijkheid in sterke mate aan gezag ingeboet. ‘De bisschoppen krijgen meer kritiek dan betuigingen van gehoorzaamheid te verwerken en wat de paus zegt wordt bij voorbaat met reserve ontvangen’, aldus Ton van Schaik in het in 1999 verschenen boek ‘Katholieken in de twintigste eeuw’. Daar staat echter tegenover dat het bijbelbezit onder rooms-katholieken na de oprichting van de Katholieke Bijbelstichting (1961) sterk is toegenomen.

Het sacrament van de biecht -volgens Marchant ‘een volkomen klare genade van God.... een maatschappelijke weldaad in de natuurlijke orde der psychische gezondheid’ - is in Nederland verdwenen en vervangen door gemeenschappelijke boetevieringen. Ook is, om niet meer te noemen, de leer van het voorgeborchte voor ongedoopte kinderen (limbus infantium) opgeborgen op de theologische rommelzolder.

Marchant, die op 12 mei 1956 in Den Haag overleed, heeft de grote veranderingen in het Nederlandse katholicisme niet meer meegemaakt. Wel beleefde hij het nog dat Rooms (de KVP)en Rood (de PvdA) een politieke coalitie aangingen. Die samenwerking was voor hem een steen des aanstoots.

Het kan verkeren. Was het niet mr. H.P.Marchant, die in het verleden een kabinet van rooms-katholieken, socialisten en vrijzinnig-democraten had gewild?

Literatuur
C.A. Groenewold, Hendrik Pieter Marchant (1869-1956), “le tigre néerlandais” (proefschrift Groningen), Kampen 1992.
H.P.Marchant, Tot verweer, Leiden 1935
H.P.Marchant, Hoe kwam ik ertoe?, ’s-Hertogenbosch z.j. (1936)
P.J. Oud, Het jongste verleden, parlementaire geschiedenis van Nederland, deel 5, 2e druk, Assen 1968

drs. M. den Admirant te ’s-Gravenhage

Dit artikel werd u aangeboden door: Protestants Nederland

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 augustus 2000

Protestants Nederland | 24 Pagina's

Mr. H.P. Marchant (1869 - 1956) en zijn opzienbarende overgang tot de Rooms-Katholieke Kerk

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 augustus 2000

Protestants Nederland | 24 Pagina's