Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Nederland en de Wilhemsturm in Dillenburg

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Nederland en de Wilhemsturm in Dillenburg

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Op 29 juni 1875 werd de aan Willem van Oranje gewijde toren van het slot te Dillenburg aan de Dill ingewijd, nu dus ruim 125 jaar geleden. Op 14 april 1872 ging de eerste spade de grond in; op dié dag, 14 april van het jaar 1568, ontving Willem van Oranje onder de Wilhelmslinde een Nederlands gezantschap dat hem vroeg leider van de Opstand te worden. En op 29 juni 1572 verliet hij voorgoed zijn geboorteslot, dat in de Zevenjarige Oorlog (1756-1763) door de Fransen in vuur en vlam werd gezet. Een eeuw later kwam een comité met plannen om de slotruine te restaureren, althans te voorzien van een middeleeuws aandoende Belfort-achtige toren.

Prinses Marianne, zuster van koning Willem II, schonk daarvoor het kapitaal van liefst 18.000 Reichsthaler, goed voor bijna tweederde van de bouwkosten. In Nederland was de belangstelling voor die 'herbouw' groot in kringen die gevoed werden door Oranjegezindheid, vaderlandsliefde en godsdienstige overtuiging, vooral over dat laatste gaat het hier: in het Nederlandse comité zaten namelijk diverse predikanten, onder wie Walraven Francken Azn. in Rotterdam en Egbert Heimerci Lasonder te Leeuwarden. Prinses Marianne legde in 1872 de eerste steen in aanwezigheid van liefst vijf Nederlandse theologen: de genoemde twee, prof Petrus Hofstede de Groot uit Groningen, zijn zoon dr. Cornelis Petrus te Kampen en Sijo Kornelis Thoden van Velzen uit Leeuwarden. Bij de inwijding in 1879 zijn vier van de genoemde vijf er weer bij, met nog drie theologen: P.A. Borger, W.Th. van Griethuijsen en C.H. van Herwerden. Zij allen behoren tot de zogeheten Groninger of evangelische richting in de Nederlandse Hervormde Kerk.

Bismarck en Oranje
In 1866 trokken Pruisische troepen na de gewonnen Pruisisch-Oostenrijkse oorlog het hertogdom Nassau binnen. Ook Hessen-Kassei, Hannover en Frankfort a/d Main werden door Pruisen geannexeerd. Dillenburg bestond toen uit een politiek uiteenlopende bevolking, die echter kerkelijk sterk neigde naar eenheid en zelfstandigheid. Conservatieven - vooral rondom het hof van hertog Adolf van Nassau - stonden tegenover hberalen die zich meer oriënteerden op Bismarck. Opmerkelijk is wel, dat béide stromingen hun gedenkteken kregen in de 19e eeuw: de conservatieven hun Wilhelmsturm; de liberalen hun standbeeld van Bismarck in 1898. Had de Pruisische annexatie invloed op de bouw van deze toren? Het lijkt er wel op. Conservatieven betreurden de verloren zelfstandigheid en zochten compensatie door aan te knopen bij het glorierijke verleden van een beroemde Nassauer, de internationale figuur van Willem van Oranje, die zo werd gemaakt tot een brandpunt van Nationale Heropleving in het ingelijfde hertogdom. Dat Dillenburgse comité voor de torenbouw kreeg contact met Nederlandse vaderlandslievenden en Oranjegezinden. De predikanten A. Francken Azn. en E.H. Lasonder bezochten al in 1871 Dillenburg en Francken publiceerde daarna zijn brochure 'Dillenburg, geboorte- en tijdelijke verblijfplaats van Prins Willem den Eersten'. Een steuncomité ging - nä Den Briel op 1 april 1872! - gelden inzamelen voor de Willemstoren, in een tijd waarin ook Den Briel (1572) en Heiligerlee (1566) drie eeuwen na dato druk werden herdacht. Bij de eerste-steen-legging had ons volk, los nog van de vorstelijke gift van prinses Marianne, al 8.500 gulden bijeengebracht. De politieke situatie in Europa, met de Duitse eenwordingwas voor Nederland als kleine natie bedreigend: zou Pruisen (Bismarck) niet ook het oog laten vallen op Luxemburg en Limburg, beide lid van de Duitse Bond? De Frans-Duitse oorlog zette het geloof in een zelfstandig voortbestaan van onze natie onder druk. Men haatte het Pruisische annexionisme, maar bewonderde bij ons wel de politieke en militaire dynamiek ervan. Toen het verzoek om financiële steun uit Dillenburg kwam zagen heel wat Nederlanders daarin de mogelijkheid om de authenticiteit en legitimiteit van de Nederlandse natie en staat op deze wijze te bevestigen.

Theologen en generaals
Het Nederlandse Dillenburg-comité telde naast drie predikanten onder meer ook W.J.A. Jonckbloet, hoogleraar Nederlandse geschiedenis en letterkunde en liberaal Kamerlid, oud-generaal en KMA-docent W.J. Knoop, ook lid van de Tweede Kamer, en jhr. luitenant-generaal W.F. von Pestel, die in Dillenburg was geboren.

Bij de leden van het comité leefde de gedachte dat Willem van Oranje ons land, als een nieuw Israël het beloofde land had binnengevoerd. De in Groningen op dat moment gangbare evangelische theologie kon aldus haar Oranjegezindheid en vaderlandsliefde 'internationaliseren'.

De drieslag 'God, Nederland en Oranje' lijkt bij uitstek een gereformeerd adagium, zoals duidelijk blijkt uit de Christelijke Encyclopedie van 1929 onder het trefwoord 'Oranje'. Vreemd genoeg komen in die uitgave de termen Dillenburg en Willemstoren helemaal niet voor. De 'Groninger richting' koos voor een nationale Nederlandse theologie, Groningers noemden zich nationaal-gereformeerd en zagen zich als evangelischen staan in de lijn van Thomas ä Kempis en Erasmus, de lijn ook van Nederlandse Doopsgezinden en Remonstranten zoals Hugo de Groot. Hun mannen in Groningen waren de hoogleraren P. Hofstede de Groot, L.G. Pareau en J.F. van Oordt die weer de invloeden ondergingen van Duitsers als Schleiermacher en mystici of 'late piëtisten, als J.K. Lavater

De Groningers legden veel nadruk op het religieuze gevoel en de mystiek, tegen het vanouds sterke oudliberale en rationele supranaturisme. Christologie, opvoeding en historisch bewustzijn typeerden deze Groningers, historiserend verwant aan een christelijk- nationaal humanisme, tegen buitenlandse formulierendwang en calvinistisch dogmatisme. In de nationale reformatie speelde volgens hen het Oranjehuis een voorname rol. Hofstede de Groot onderhield nauwe contacten met het hof, met name met koningin Sophie, en was in aanwezigheid van koning Willem III en drie prinsen feestredenaar bij de herdenking van de Slag bij Heiligerlee.

Een protestantse toren...
De Willemstoren was duidelijk een protestants gedenkteken! Ook elders bij vaderlandse herdenkingen liet Hofstede de Groot zien, dat Oranje en de Nassaus 'protestantse' helden waren en dat Neêrlands historie sterke parallellen vertoonde met die van Israël uitgeleid uit Egypte. Prins Willem werd immer aan het hof van Karei V onderwezen zoals Mozes aan dat van de farao. Hofstede trekt de allegorie ver door en wijst op het voorbeeldige vrijheidsbeginsel in Nederland: 'Hier kon Roomsch en Onroomsch, sociniaan en Griek, Armeniër en Israëliet ongehinderd leven. Van Hier is de vrijheid op Engelands bodem overgebracht'. Ook in het door deze evangelischen in 1867 opgerichte tijdschrift 'Geloof en Vrijheid' komen we regelmatig de grote betekenis van de Oranjes en prins Willem voor onze historie tegen. Trefwoorden waren regelmatig Heiligerlee, R-K geschiedenismishandeling, Den Briel, Dillenburg, het Oranjehuis als Gave Gods, het verderfelijke België... Redacteuren van dit blad waren... Francken en Lasonder van het Dillenburg-comité, die over zaken als Dillenburg ook de Utrechtse Doopsgezinde predikant en kerkhistoricus J. Hartog aan het woord lieten. Deze viel fel zijn rooms-katholieke landgenoten aan als verkrachters van onze historie, als beledigers van Willem van Oranje, als vijanden van het vaderland. Zij waren, aldus Hartog, in hun vurige ultramontanisme de vijanden van het echte protestantisme. Lof was er voor de bekende hervormde theologen J.J. van Toorenbergen en Nicolaas Beets. Hartog ging zelfs zo ver, dat hij de Bataafse omwenteling van 1795 als een logisch vervolg zag van wat prins Willem in 1572 voorstond: recht en billijkheid voor allen, verwerping van onverdraagzaamheid en afwijzing van de suprematie van één kerk over de andere.

Bataafse omwenteling en Oranje
Zo voltooide '1795' wat door Oranje in 1572 was begonnen, aldus de evangelische Doopsgezinde Hartog. Rooms-katholieken en orthodox-confessionele protestanten zoals Groen van Prinsterer wezen zijn visie natuurlijk van de hand. De Groningers zagen in de confessioneel-orthodoxen slechts voorstanders van alleen vrijheid van godsdienst en dan nog in verengde vorm; met echte gewetensvrijheid had dat niets van doen, aldus Lasonder die o.a. van terugkeer naar de Dordtse vaderen niet wilde weten.

De theologen en de conservatief-liberale Kamerleden in het comité hadden bij de bouw van de Wilhelmsturm een bijzonder doel voor ogen: een teken oprichten voor het behoud van Nederlands zelfstandigheid. Het land had door zijn eeuwenoude historie recht op een eigen volksbestaan. Deze anti-Pruisische houding sloeg aan bij sommige Dillenburgse kringen. Pruisen keurde toch de bouw van de toren in Dillenburg goed, wellicht vanuit de idee dat zijn macht in dit vroegere hertogdom Nassau en in Hessen-Kassei voldoende was geconsolideerd. De plaats van de torenbouw was trouwens nog particulier bezit en een bepaalde relatie tussen het Huis van Oranje en de Duitse Hohenzollerns was er wellicht ook. Opmerkelijk is de rol van prinses Marianne, die in Nederland bij de vele opgerichte monumenten te verwaarlozen is, maar die bijzonder groot is bij die bouw van de Willemstoren door de exorbitant grote gift van de prinses. Een verklaring daarvoor is vrij moeilijk te vinden

Rol van prinses Marianne
Haar huwelijk met prins Albrecht van Pruisen was in 1845 mislukt en in 1849, toen ze inmiddels zwanger was van haar dienaar Johannes van Rossum, sprak een Berlijnse rechtbank de scheiding uit. Koning Willem II, haar broer, ging daarmee akkoord, maar haar zwager, koning Wilhelm I van Pruisen, de latere keizer Wilhelm I, weigerde dat en trof haar met een verbanningsdecreet en ontzegging van de opvoeding van haar drie kinderen. Want haar moeder, Frederika Louisa Wilhelmina, eerste vrouw van koning Willem I, was ene Hohenzollern. En Marianne's broer prins Frederik was gehuwd met Louise van Pruisen, zuster van prins Albrecht. Door het gedrag van de prinses was de relatie tussen de Hohenzollern en het Huis van Oranje-Nassau voorgoed bekoeld; hechte banden lussen beide families ontbreken voortaan. Nu kan men de steun van Marianne aan Dillenburg zien als haar poging om die verstoorde relatie te verbeteren. Maar er zat bij haar meer achter. De Hohenzollerns ontkenden haar bestaan, maar haar dynastieke kansen in Holand leken te stijgen, nu koning Willem III en haar broer prins Frederik meer welwillend tegenover haar gingen staan. Ook Dillenburg was zij dank verschuldigd: tot 1866 regeerde daar Adolf van Nassau-Weilburg en die schok haar buitenechtelijke zoontje Johan Willem de achternaam Von Reynartshausen, naar een door Marianne gekocht kasteel bij Wiesbaden. Ook ging zij jarenlang om met de Dillenburgse Gymnasium-directeur August Spiesz, die het plan voor de bouw van de toren had ontwikkeld. Ook was Marianne lang bevriend met de hervormde ds. G.H. van Senden in Zwolle, iemand van de Groninger richting. Hij was op Sicilië toen zij daar van haar zoon beviel en reisde met haar door Palestina. Kortom, al deze feiten zijn mogelijke verklaringen voor de vorstelijke gift van de prinses: zó probeerde zij haar familiale en maatschappelijke buitenspelzetting te overwinnen. Dat lukte niet erg, want in 1875 was het hertogdom Nassau een Pruisische provincie en deze prinses mocht, door het verbanningsdecreet, zich niet vertonen bij de inwijding van de toren...

'Vrijheid, Oranje, God'
De bijdrage van de toenmalige Nederlandse koning Willem III, neef van Marianne, aan de Wilhelmsturm was vergeleken met haar gift tamelijk pover. Hij woonde de inwijding in Dillenburg ook niet bij, uit tijdgebrek. Ook weigerde Willem III de bedenker van de toren, Spiesz, aanvankelijk de Orde van de Eikenkroon en het was aan graaf R.J. Schimmelpenninck te danken, dat Willem III duizend gulden schonk voor de toren, die ook werkelijk aan het Nederlandse comité ter beschikking werden gesteld. De thesaurier van de koning vreesde problemen met Pruisen en Hohenzollern als de vorst al te scheutig de torenbouw zou steunen. Maar Schimmelpenninck wist de vorst te overtuigen, dat het terrein van de toren geen kroondomein was, maar staatsdomein en bovendien had Pruisen al vergunning voor de bouw verleend. Zo kon de koning neutraal blijven zonder de Hohenzollerns te kwetsen. Trouwens, van Dillenburgse en van Nederlandse kant zag men Willem van Oranje als een figuur van internationale allure: zijn vrijheidsstreven had betekenis voor heel Europa.

Zo bleek in het voorgaande dat de 'monumentalisering' van ons land vooral de steun kreeg van de Groninger evangelische theologen. Hun 'Oranje - Vaderland - God' lijkt wel erg op het adagium 'God, Nederland en Oranje' van Groen van Prinsterer, maar achtergrond en betekenis zijn toch anders. Voor hen was ons volk onder prins Willem een Godsvolk geworden met gewetensvrijheid als heiligste beginsel en met de drieslag 'Vrijheid, Oranje, God'. Ook de herdenkingen van Den Briel en Heiligerlee stonden, net zoals 'Dillenburg 1875', onder (conservatief-) liberale regie, wat Oranjegezindheid en godsdienstigheid niet uitsloot. De orthodoxconfessionelen stonden daarbij, anders dan algemeen gedacht, buiten spel

Aldus deze samenvatting door onze redacteur H.H.J. van As van de uitvoerige lezing die dr. Jansen in juni 2000 hield voor het Fries Godgeleerd Gezelschap. De conclusies van Jansen zijn opmerkelijk: die Oranje-monumenten en herdenkingen in Briele, Heiligerlee en Dillenburg zijn niet of nauwelijks het werk van de orthodox-hervormden rondom Groen van Prinsterer. De gereformeerde gezindheid had een andere kijk op Willem van Oranje, op de nationaal- gereformeerden, op Willem als engere geestverwant van Erasmus en de remonstranten. De volgorde en betekenis van hun motto 'Vrijheid, Oranje, God' is wezenlijk anders dan die van Groen van Prinsterer en zijn medestanders met hun 'God Nederland en Oranje'. Theologisch en politiek gingen zij geheel andere wegen.In de op de lezing gevolgde discussie kreeg Jansen kritiek als: er zijn wel vier mogelijkheden opgesomd waarom Marianne die bouw zozeer financierde, maar een echt duidelijk bewijs voor de ene of de andere reden geeft hij niet. Ook was er algemeen enige verbazing over het feit dat ook door liberalen en niet zo orthodoxe christenen een trits werd gehanteerd met de elementen God, Nederland en Oranje, zij het dat die liberalen de vrijheid vooropstelden. Het gebruik van de Bijbel door Hofstede de Groot en anderen om de parallel tussen Oud-Israël en Nederland te benadrukken werd als uiterst merkwaardig ervaren. Hoe dan ook, ook de 1346e vergadering van het inmiddels 162-jarige Fries Godgeleerd Gezelschap leverde weer voldoende stof tot bezinning en verdere studie op

Dit artikel werd u aangeboden door: Protestants Nederland

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 mei 2001

Protestants Nederland | 16 Pagina's

Nederland en de Wilhemsturm in Dillenburg

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 mei 2001

Protestants Nederland | 16 Pagina's