Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een bisschop in de Protestantse Kerk in Nederland . . . ?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een bisschop in de Protestantse Kerk in Nederland . . . ?

22 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het gebeurt niet vaak, dat een theologisch proefschrift de voorpagina van Trouw haalt. Op 20 november jl. was dat wel het geval: de hoofdredacteur wijdde zijn dagelijkse commentaar aan de dissertatie waarop de (toen) 67-jarige Hans Kronenburg, emeritus-predikant van de Nederlandse Hervormde Kerk, op 26 november tot doctor zou promoveren. De plechtigheid vond plaats in het Academiegebouw naast de Dom van Utrecht, waar Kronenburg van 1980 tot 1991 'citypastor' geweest is. Daarvóór diende hij de hervormde gemeenten te Rinsumageest-Sybrandahuis, Steenderen en Bronkhorst en Eindhoven, na zijn periode in Utrecht was hij aan die te Leeuwarden verbonden.

Dat zelfs Trouw aandacht aan de dissertatie besteedde, geeft aan, dat het onderwerp dat Kronenburg aansnijdt, belangrijk is: in het lijvige boekwerk, getiteld Episcopus Oecumenicus, levert de auteur 'bouwstenen voor een theologie van het bisschopsambt in een verenigde kerk'. Overigens is hij niet de enige die dat doet. Eerder verschenen de proefschriften van Margriet Gosker 1 (2000) en Ed. A.J.G. Van der Borght2 (2000), die volgens Kronenburg een respectievelijk 'voorzichtige' en 'krachtige' poging ondernemen om het exclusief presbyteriale kerkmodel open te breken in de richting van het episcopale. Tevens kwamen de bundels Geen kerk zonder bisschop?3 (1997) en De bisschop. Kerkscheidend of kerkverenigend?4 (2002) uit. In 2002 sprak dr. R van den Heuvel over 'enige convergentie': er wordt gepleit voor invoering van de bisschop dan wel van een zekere bisschoppelijkheid in de protestantse kerken5. Episcopus Oecumenicus verscheen enkele weken vóór de datum van het verenigingsbesluit van de Samen op Weg-kerken op 12 december. Eigenlijk had Kronenburg op 11 december willen promoveren, de dag na 10 december, de datum waarop Luther in 1520 het kerkelijk wetboek en de banbul verbrandde, en vóór 12 december6. Dat is dus niet gebeurd. Nu hij de doctorsgraad enige tijd eerder verwierf, konden de synodeleden nog vóór 12 december kennis nemen van de inzichten van dr. Kronenburg, al zullen die geen invloed op hun stemgedrag gehad hebben. Hoe dat ook zij: de kerkorde van de Protestantse Kerk in Nederland wijst inzake het ambt in een andere richting ...

Oecumenisch
Dat Kronenburg zich in een theologie van het bisschopsambt verdiepte, had drie redenen. In de eerste plaats een persoonlijke. Hij vertelt: 'Ik had een wat moeilijke periode in mijn leven, noem het een soort midlifecrisis. Ik had het gevoel eigenlijk nergens terecht te kunnen. Je hebt wel allerlei instanties en organen, maar je mist een bepaald gezicht van een kerk, iemand die met gezag dingen kan zeggen'.7 Naast de persoonlijke motivatie was sprake van een oecumenische en een ecclesiologische. Met de oecumenische doelt de auteur op het rapport Baptism, Eucharist and Ministry (1982) van de Commissie voor Faith and Order van de Wereldraad van Kerken. Daarin wordt aan de niet-episcopale kerken gevraagd om hun staan in de continuïteit van de apostolische traditie te versterken en te verdiepen met het teken van de episcopale successie, waaraan het grootste deel van de christenheid de eeuwen door heeft vastgehouden. Met de ecclesiologische reden heeft Kronenburg de ontwikkelingen in het kader van het Samen op Weg-proces op het oog. Zijn vraag was: zou het bisschopsambt een mogelijkheid kunnen zijn voor de komende Protestantse Kerk in Nederland?

In het eerste deel van de dissertatie, 'Terreinverkenning', pleegt Kronenburg een historisch en oecumenisch onderzoek. Dat levert de volgende conclusie op: in de geschiedenis van de drie presbyteriaalsynodaal georganiseerde Samen op Weg-kerken zijn tal van episcopale aanzetten te vinden. Dat begint al bij de Reformatoren Luther, Bucer en Calvijn. In hoeverre het beroep op de Hervormers terecht is, kan ik niet beoordelen. Ik merk wel op, dat de in de kring van Protestants Nederland bekende prof. dr. W. Balke bij de promotie betoogde, dat Calvijn door de promovendus te zeer voor zijn standpunt geannexeerd was. Een van de vele andere aanknopingspunten in de geschiedenis van de Samen op Weg-kerken is het Hilversums Convent in de jaren '40 van de vorige eeuw. Met meer dan gewone belangstelling heb ik de betreffende paragraaf gelezen: de voorman van de beweging, ds. J. Loos, was zowel in mijn eerste gemeente (Oudega W.) als in mijn derde (Workum-It Heidenskip) een van mijn voorgangers...8.

Hoewel in de geschiedenis van de Samen op Wegkerken diverse episcopale aanzetten aan het licht komen, door prof.dr. L.J. Koffeman 'gelukkige inconsequenties' genoemd 9, is anderzijds duidelijk, dat allerlei congregationalistische elementen aanwezig zijn, en wel bij G. Voetius, A. Kuyper, prof. dr. G.D.J. Dingemans, prof. dr. G. Heitink en prof. dr. G. Dekker. Dingemans was bij de promotie aanwezig en mocht opponeren. Hij liet geen misverstand over zijn visie bestaan. Hij vond de benadering van Kronenburg onvoldoende cultuurhistorisch en sociologisch: hij miste de 'machtsanalyse'. Anders gezegd, gevraagd: kun je in een mondige kerk wel aankomen met de figuur van een bisschop die heerschappij mag voeren? Ten slotte trok Dingemans de parallel met het koningschap. Vrij weergegeven:
'Als je geen monarchie hebt, dan moet je die niet willen. En als je wel een monarchie hebt, dan moet je die hervormen (lees: 'democratiseren')'. De vraag kan gesteld worden, of Dingemans recht deed aan het 'profiel' van de bisschop zoals de auteur dat getekend heeft. Daar kom ik nog op terug.

Overeenstemming?
Onder 'Uitdagingen vanuit de oecumene' behandelt Kronenburg de ontwikkelingen inzake Baptism, Eucharist and Ministry en andere dialogen tussen vertegenwoordigers van diverse kerkelijke 'families'. Ook gaat hij in op de mede door hemzelf georganiseerde studiedagen van het Interuniversitair Instituut voor Missiologie en Oecumenica, waarvan Geen kerk zonder bisschop? de neerslag is. Conclusie van de studiedagen is, '(...) dat zich in de oecumene op dit punt een verregaande consensus begint af te tekenen'. Dat is nogal wat meer dan de kwalificatie 'enige convergentie' van Van den Heuvel. Kronenburg vervolgt: 'Zo is men het er over eens dat met het bijbelse begrip episkopè (= omzien naar) de kern van het bisschopsambt onder woorden is gebracht en dat de figuur van de episkopos kan functioneren als teken van Gods omzien naar mensen. Verder groeit in het oecumenisch debat de erkenning dat de bisschop een belangrijke functie kan hebben als teken van eenheid en continuïteit in het leven van de kerk en als representant van de kerk in de samenleving'. De auteur verbindt daar wel enkele voorwaarden aan, om scheefgroei te voorkomen: '(...) zo behoort een bisschop gekozen te worden door de gemeente en dient het bisschopsambt open te staan voor mannen en vrouwen, gehuwden en ongehuwden, ongeacht hun geografische of culturele achtergrond. Verder moet de figuur van de bisschop omgeven worden door structuren van synodaal bestuur en dient hij zijn ambt op collegiale en communale wijze uit te oefenen'.

In het tussendeel, 'Noodzakelijke bezinning', vraagt Kronenburg om te beginnen welke motieven er aan te voeren zijn om in een overwegend presbyteriale kerk te pleiten voor invoering van het bisschopsambt. Hij noemt er vier: 'Een pastoraal motief: er is in de kerk een toenemende behoefte aan een pastor pastorum en aan leiderschap met een menselijk gezicht. De presbyteriale vergaderstructuur kan daar niet in tegemoet komen.

Een ecclesiologisch motief: in een kerk als de PKN, waarin zich in toenemende mate spanningen zullen voordoen tussen eenheid en pluriformiteit; tussen plaatselijke kerken en landelijke kerk; tussen ambtelijk gezag en organisatorisch management, zou het bisschopsambt een heilzame werking kunnen hebben. Een oecumenisch motief: de resultaten van allerlei multilaterale en bilaterale dialogen wijzen duidelijk de kant uit van de bisschop. Kunnen de niet-episcopale kerken dat blijven negeren? Een cultureel motief: in een post-constantijnse en post-christelijke cultuur kan een bisschop fungeren als gezicht van de kerk en als geweten van de samenleving".

Schriftgegevens
Vervolgens vraagt Kronenburg naar de rol van de Heilige Schrift inzake de ambtsvraag: is een ambt van persoonlijke episkopè bijbels te verantwoorden? Met de overgrote meerderheid van de exegeten is de auteur van mening, dat geen enkel kerkmodel rechtstreeks uit de Schrift af te leiden is. Wel is het volgens hem mogelijk om lijnen te trekken naar de bisschop als degene in wie het 'omzien naar mensen' gestalte krijgt. Het bisschopsambt functioneert dan als 'teken van Gods ontferming'. In dat opzicht heeft het episcopale kerkmodel naar de mening van de schrijver betere kansen dan de beide andere (het presbyteriale en het congregationalistische), omdat het karakter daarvan onpersoonlijker is.

Ten slotte gaat Kronenburg in op de vraag welk episcopaal model de voorkeur moet hebben. Hij denkt bij de bisschop niet aan de middeleeuwse kerkvorst met veel politieke macht. Hij heeft de bisschop volgens het model van de pre-constantijnse Vroege Kerk op het oog. Hij stelt: 'Niet vanuit romantische of historiserende overwegingen, maar omdat dit model het best past bij een kerk die na een geschiedenis van twintig eeuwen weer 'terug bij af' lijkt te zijn: een kerk die haar machtspositie verloren heeft en teruggeworpen wordt op de vroegchristelijke 'normen-driehoek' voor het kerkzijn'. Die driehoek bestaat uit de canon van de Schrift, de regula fidei (= geloofsbelijdenis) en het ambt van episkopè, ook in hun onderlinge samenhang. De auteur ziet de meest zuivere gestalte van het ambt van episkopè in een combinatie van de bisschop als teken van eenheid (Ignatius van Antiochië), als hoeder van de geloofstraditie (Irenaeus van Lyon) en als verbindingsschakel met de wereldkerk (Cyprianus van Carthago).

Hoe ziet de 'ideale' bisschop er volgens Kronenburg uit? Om die vraag te beantwoorden volgt de auteur een oude regel: lex orandi, lex credendi ('Zoals wij bidden, zo geloven wij'). Daar kent hij zelfs een meerwaarde aan toe. De door hem gekozen invalshoek biedt volgens hem meer dan een analyse van dogmatische en kerkrechtelijke documenten, omdat de liturgie er vóór de bezinning was. Nu goed: de auteur bespreekt een aantal ordinatieliturgieën waarmee bisschoppen in hun ambt worden bevestigd. Centraal staat de liturgie van de Church of South India, ten eerste omdat het bisschopsambt van deze kerk duidelijker dan andere op de vroegchristelijke en de reformatorische traditie geënt is; ten tweede omdat ze aansluit bij de, sinds de Faith and Order-conferentie van Lausanne (1927) steeds weer herhaalde, voorwaarde dat in een oecumenische kerk plaats behoort te zijn voor congregationalisten, presbyterianen en episcopalisten; ten derde omdat ze afkomstig is van een kerk in een minderheidspositie en als zodanig uitnemend past bij de positie van een West-Europese kerk in de 21ste eeuw.

Critici
Bij de promotie kreeg Kronenburg kritiek op zijn benadering. Prof. dr. M. Barnard vond, dat het deel over de 'profielschetsen' weinig toevoegde. Later zou dr. K.W. de Jong over het door de auteur verdedigde primaat van de regel lex orandi, lex credendi schrijven: 'In de vroeg-christelijke kerk zal dit zeker het geval geweest zijn. Zo vermoeden we dat bepaalde teksten in Paulus' brieven een liturgische herkomst hebben. De vraag is echter, of de methode ook voor later tijden nog zo argeloos gebruikt kan worden. Liturgieën als die van de Church of South India zijn het resultaat van veel nadenken, discussies, kerkpolitieke compromissen, enzovoort. Ze vormen daar de weerslag van, zij het in een geheel eigen taalveld, namelijk dat van de liturgie. Dat brengt naast ongedachte mogelijkheden ongetwijfeld ook beperkingen met zich mee. Het is daarom jammer dat Kronenburg de consequenties van zijn methode niet verantwoordt'.10 De Jong voegt er aan toe: 'Dat raakt een probleem dat zich op meer plaatsen in deze studie voordoet: de auteur biedt veel informatie, maar laat na die informatie kritisch te bevragen'.

Hoe dat ook alles ook zij, de analyse van de ordinatieliturgieën levert een profielschets op. Een bisschop in een verenigde reformatorische kerk (1) wordt gekozen door (vertegenwoordigers van) de gemeente, (2) werkt niet zonder presbyters en diakenen, (3) weet zich met zijn collegae-bisschoppen gebonden aan het gezag van de synode. Vooral hier wordt duidelijk, dat de bisschop in een verenigde reformatorische kerk een geheel andere figuur is dan de bisschop in de Romana. Kronenburg: 'Ik wil een bisschop in wie het democratisch element bewaard blijft'.11 Hij vervolgt: 'Macht is op zichzelf geen vies woord. Je ontkomt niet aan gezagsverhoudingen. In het protestantse systeem komt het óók voor dat er allerlei baasjes opstaan. Dan kun je maar beter een systeem hebben dat zoiets structureert. Ik vind het niet koosjer om te roepen: alle ambten zijn gelijk. Als predikant heb je toch altijd een voorsprong op de anderen. Alleen: de macht moet wel gecontroleerd worden. In mijn voorstel handhaaf ik de ouderlingen. Ik zoek de synthese tussen twee systemen'.

Hier kan de vraag gesteld worden, of Episcopus Oecumenicus een bijdrage kan leveren aan de discussie met de Rooms-Katholieke Kerk. Ik vrees, dat het antwoord op die vraag ontkennend moet zijn. Het verschil tussen de bisschop in een verenigde reformatorische kerk en in de Romana is groot. Rome benadrukt het sacramentele karakter van het ambt en het feit dat de bisschop in de apostolische successie staat. Overigens: de auteur gaat daar met opzet niet op in, hoewel hij zegt: 'Ik durf te beweren dat wat ik op tafel leg voor een heel eind tegemoet komt aan wat Rome wil'. Maar: het is hem vooral om de discussie in Samen op Weg-verband dan wel in de Protestantse Kerk in Nederland te doen.

Eenheid en liturgie
Terug naar de profielschets van de bisschop in een verenigde reformatorische kerk. Een bisschop heeft als taak om in navolging van Christus, 'de enige algemeen Bisschop en het enige Hoofd der kerk' (Nederlandse Geloofsbelijdenis, artikel 31), om te zien naar mensen: als pastor (pastorum), als missionair voorganger, als leraar en behoeder van de geloofstraditie, als teken van eenheid en voorganger in de liturgie, als schakel tussen de lokale en de universele kerk, als stem van het geweten, als ordinator. Niet zonder bedoeling is de bisschop 'als teken van eenheid en voorganger in de liturgie' gecursiveerd: in het midden staat de bisschop naar het model van Ignatius: hij is degene die de verzamelde gemeente voorgaat in de dienst van Schrift en tafel. Alle andere taken zijn daaromheen gegroepeerd, en wel zo, dat de eerste met de laatste correspondeert, de tweede met de voorlaatste en de derde met de vijfde. Ten slotte merkt Kronenburg nog op, dat de bisschop in alles wat hij zegt en doet, aanspreekbaar is op zijn integriteit, zijn spiritualiteit en zijn dienstbaarheid.

In de slotbeschouwing maakt Kronenburg de balans op en geeft hij aan, langs welke weg het bisschopsambt kerkrechtelijk kan worden geïntegreerd in de structuur van de Protestantse Kerk in Nederland. Hij sluit af met een proeve van een liturgie voor de ordinatie van een bisschop in wat hij een 'episcopresby- gationele kerk' noemt. In een dergelijke kerk zijn de episcopale, presbyteriale en congregationalistische kerkmodellen geïntegreerd.

Wie heeft Kronenburg op het oog, als hij aan de 'ideale' bisschop denkt? De bisschop die de auteur zich droomt, heeft de trekken van Tiny Muskens, van Desmond Tutu, van Rowan Williams, de aartsbisschop van Canterbury. Kronenburg: 'Figuren die bewogen zijn met mensen, die toch iets van God zichtbaar maken in deze wereld. Het gekke is: het volk, het grondvlak heeft daar een haarscherp zintuig voor. Het Tweede Vaticaans Concilie heeft dat aspect sterk benadrukt: een bisschop die luistert naar wat er leeft bij de gelovigen. Juist in een keiharde, verzakelijkte wereld is dat van levensbelang'.12

Persoon te centraal
De vraag moet gesteld worden, of in de benadering van Kronenburg niet teveel nadruk op de persoon van de bisschop gelegd wordt. Overigens: dat past bij een ontwikkeling in kerk en wereld: de persoon van de ambtsdrager krijgt in onze dagen meer en meer aandacht, ten koste van het ambt als zodanig. In 1997 zei Heitink in een lezing: 'Binnen onze cultuur wordt alles aan de persoon opgehangen. Het gaat steeds meer om de poppetjes. Hoe kom ik over? Welke uitstraling heeft een dominee? Heeft hij of zij voldoende charisma?'13 (Over charisma gesproken: in 1999 verscheen een themanummer van het tijdschrift Praktische Theologie, waarin Dorothee Solle, Henri Nouwen en C.F. Beyers Naudé als voorbeelden van charismatisch leiderschap ten tonele gevoerd worden 14). Heitink vervolgt: 'Wie alles op haar of zijn persoon moet waarmaken wordt kwetsbaar'. Daar komt nog iets bij. Ik noem een pregnante uitspraak van O. Noordmans, uit het opstel 'Gunning en de kerk' (1929-1930): 'Niet talent, maar volmacht maakt het wezen van het ambt uit'.15 Later is het vooral Balke geweest, die dat gezichtspunt naar voren gebracht heeft. 16 Her en der constateert hij een losmaking van de band tussen de Schrift en het ambt. In de rooms-katholieke traditie concentreert het gezag zich in de bisschop en uiteindelijk in de paus, dus: in de persoon van de ambtsdrager, die niet achter het Woord 'wegschuilt'. Eenzelfde tendens ziet Balke bij de antipode van de episcopale traditie, de dopers getinte congregationalistische stroming. Daar krijgt de door de Heilige Geest verlichte en geleide mens het voor het zeggen. Ook dan heeft niet het Woord, maar de persoon de nadruk. Welnu: ik signaleer het gevaar dat de bisschop in een verenigde reformatorische kerk zozeer op zijn persoon beoordeeld wordt, dat de aandacht voor het ambt dat hij draagt (hij zal in een uit de Hervorming voortkomende kerk ten principale dienaar des Woords blijven) zal verminderen.

Kans op bisschop?
Maakt het warme pleidooi van Kronenburg voor invoering van de bisschop in een verenigde reformatorische kerk enige kans ...? Episcopus Oecumenicus kwam korte tijd nadat de kerkorde voor de Protestantse Kerk in Nederland aanvaard was, uit. Die 'timing' brengt ds. Gilbert H. Baudet, die van mening is, dat het nieuwe denken binnen de Protestantse Kerk in Nederland feitelijk nog moet beginnen, tot de opmerking: 'In die zin kwam dit boek precies op tijd'.17 Ondertussen moet wel vastgesteld worden, dat de nieuwe kerkorde het presbyteriaalsynodale uitgangspunt van de hervormde kerkorde van 1951 overneemt. Er is wel sprake van verschil, maar juist in een andere richting dan de auteur van de dissertatie wenste. Dr. mr. H. Oostenbrink-Evers stelt met betrekking tot de nieuwe kerkorde: 'We zien onder invloed van congregationalistisch en functionalistisch denken het kerkrechtelijke uitgangspunt verschuiven van de nadruk op de objectieve zijde naar een accent op de subjectieve zijde van de kerk. Dit betekent (...) in concreto dat het accent op het ambt afneemt en een veel kleinere plaats inneemt in het geheel van de kerk'.18

Enige tijd vóór zijn promotie kreeg Kronenburg de gelegenheid om zijn boek aan het triomoderamen van de Samen op Weg-kerken te presenteren. Hij vertelt: 'Ze waren alleraardigst. Ik mocht een praatje houden. (...) Bas Plaisier zat vriendelijk te kijken, hij hield zich op de vlakte'.19 Overigens, over Bas Plaisier gesproken: wanneer Kronenburg een 'cultureel' argument voor invoering van de bisschop in een verenigde reformatorische kerk bespreekt, zegt hij: 'Waar moeten de media nu naartoe? Wij zijn nogal anoniem. Ik kan niet eens op de naam komen van de voorzitter van de gereformeerde kerken. Bas Plaisier komt nog het dichtst in de buurt van wat ik bedoel'. Eerder had de journaliste die het interview waaruit ik citeer, met Kronenburg gehouden had, gezegd: '(...) wie Bas Plaisier (...) wil jennen, beticht hem van 'bisschoppelijke' allures - het ergste scheldwoord dat een protestant hier kan bedenken'.

Baudets vragen
Er is weinig te zeggen over de invloed die Episcopus Oecumenicus zal gaan uitoefenen. Tot nu toe heeft Kronenburg welwillende besprekingen van zijn boek onder ogen mogen zien. Ik noem de pennenvruchten van De Jong20 en Gosker 21. De auteur zijn ook vragen gesteld, niet alleen ter promotie, maar ook door iemand als Baudet: 'De eerste vraag is over hoeveel bisschoppen wij straks zouden gaan beschikken. Als elke gemeente zijn bisschop heeft, vooropgesteld dat de functie breder is dan die van de huidige dorpspredikant, wat is dan de winst? De bisschop moet op zijn minst een regionale betekenis hebben. Hij is de schakel tussen de lokale gemeente en de wijder verspreide kerk. Daaruit vloeit toch een beetje de volgende vraag, of de bisschop dan voor een deel het werk van de nieuwe PKN-classis gaat overnemen. Ook de volgende vraag houdt daarmee verband. Hoe moet de verhouding worden ingeschat tussen de bisschoppen onderling? Zij zullen toch geregeld in onderling overleg gaan? Wie is dan hun voorzitter en wie bepaalt de agenda? Heel opmerkelijk vind ik het in de profielschets gestelde dat de bisschop en zijn collegae bisschoppen gebonden zijn aan het gezag van de synode. Het Tweede Vaticaans Concilie heeft juist het bisschoppelijke gezag opgewaardeerd. Dat is natuurlijk niet voor niets gebeurd. Moeten wij niet vrezen dat een bisschop zal wegkwijnen in een kerk waar de leden het voor het zeggen hebben? Temeer omdat een synodale kerk ten principale een democratische kerk is? Het zou wel eens kunnen zijn dat wij met ons Nederlandse model op dood spoor zitten als de vraag opkomt naar geestelijk leiderschap. Wat is dan ten slotte de winst van een bisschop die gebonden is aan het gezag van een synode?'

Een ander kritisch geluid komt van de kant van Lütsen Kooistra 22. Hij bestrijdt de verschillende argumenten van Kronenburg voor de invoering van de bisschop. Zo schuilt zijns inziens in het motief van de eenheid een merkwaardige opvatting: 'De eenheid toch is gegeven in Christus en waaraan wij niet vermogen iets aan of aan af te doen. Het is mensen gegeven om deel te hebben aan die eenheid en mensen kunnen dat weigeren. Mensen de eenheid opleggen, dat willen we toch niet meer omdat we weten dat zoiets niet kan? Nee, de bisschop als hoeder van de eenheid is een terugval in tijd en ontwikkeling; goed voor andere tijden en omstandigheden'. Ook het oecumenische argument vindt Kooistra aanvechtbaar: 'Het oecumenische argument dat de bisschop eigenlijk noodzakelijk is voor het goed met elkaar kunnen spreken en omgaan in de grote oecumene, is merkwaardig en verhullend. Dr. Bas Plaisier spreekt nu toch als secretaris-generaal namens de PKN goede woorden, met gezag, overal waar dat moet? Of ziet de grote oecumene in de bisschop toch iets meer dan in wie de secretaris-generaal Plaisier kan zijn? Als dat zo is, dan is de bisschop toch niet de 'onschuldige' figuur als lijkt uit de motieven vanuit tijd en omstandigheden'. Ook van de bisschop als geschikte 'stem van het geweten' moet Kooistra niet veel hebben: 'Waarom zou dat zo zijn? Er zijn minstens evenveel bisschoppen die deze functie slecht hebben vervuld als die het goed hebben gedaan. En er zijn wellicht veel meer niet-bisschoppen die de stem van het geweten beter hebben laten spreken. Of die mensen goddelijke troost hebben geboden, of warmte, moed of hoop. (...) De bisschop als stem van het geweten is meegenomen, maar zit niet ingebakken in de bisschop als instelling. Tenzij, al weer, we menen dat de bisschop toch ietsje meer is. Spreekt uit dit argument voor een bisschop toch weer een verborgen verlangen naar de magie van de bisschopsmijter?' Het slot van de bijdrage van Kooistra laat aan duidelijkheid niets te wensen over: 'Ofwel: zeg dat de apostolische successie (als goddelijke instelling) de bestaansgrond is voor plaats, functie en gezag van het bisschopsambt; of zeg dat niet en doe het dan ook niet'.

Wat mijzelf betreft: het is duidelijk, dat Kronenburg een buitengewoon waardevolle bijdrage geleverd heeft aan de discussie met betrekking tot het ambt. Dat zal ook de meest hartstochtelijke verdediger van het presbyteriaal-synodale kerkmodel moeten erkennen. Want dat model is allerminst volmaakt. Wat ik er zelf van wil zeggen, is dit: als scriba van het College van Visitatoren-Provinciaal in Friesland ben ik ervan doordrongen geraakt, dat visitatie als episkopè nogal eens gehinderd wordt door de kerkstructuur die de Reformatie ons heeft overgeleverd. Misschien is verbetering van die vorm van episkopè mogelijk, wanneer een zekere bisschoppelijkheid wordt ingevoerd. Tot bezinning in die richting heeft Kronenburg mij in ieder geval aangezet. Al blijf (ook) ik huiverig voor 'een meer hiërarchische kerk, die haaks staat op de opbouw van de bredere kerk vanuit de lokale gemeenten' 23.


Dr. J.D.Th. Wassenaar is als predikant verbonden aan de hervormde gemeente Workum en de Samen op Weggemeente
It Heidenskip.

N.a.v.: J. Kronenburg, Episcopus Oecumenicus Bouwstenen voor een theologie van het bisschopsambt in een verenigde kerk (Boekencentrum, Zoetermeer 2003), 587 blz. Prijs: € 49,90, ISBN 90-211-7030-2.


Noten:
1. Margriet Gosker, Het ambt in de oecumenische discussie. De betekenis van de Lima-ambtstekst als onderdeel van het BEM-rapport (Baptism - Eucharist - Ministry) uit 1982 van de Commissie voor Faith and Order van de Wereldraad van Kerken (Delft 2000). Vgl. Margriet Gosker, 'Protestantse bisschop heeft sterke papieren. Andere tijden vragen om andere leiding', in Centraal Weekblad 52 (2004), nr. 5, p. 7.

2. Ed. A.J.G. van der Borght, Het ambt her-dacht. De gereformeerde ambtstheologie in het licht van het rapport Baptism, Eucharist and Ministry (Lima 1982) van de theologische commissie Faith and Order van de Wereldraad van Kerken (Zoetermeer 2000).

3. Martien Brinkman en Anton Houtepen (red.). Geen kerk zonder bisschop? Over de plaats van het ambt in de orde van de kerk (Zoetermeer 1997)

4. B.J. Aalbers en P. Nissen (red.). De bisschop. Kerkscheidend of kerkverenigend? (Delft 2002).

5. Zie daarvoor: P. van den Heuvel, Nieuwe aandacht voor het ambt', in Kerk en Theologie 53 (2002), nr. 1, p. 62-72

6. Zie daarvoor: K. van der Zwaag, 'Bisschop als bliksemafleider. Promovendus Kronenburg voert pleidooi voor in reformatorische traditie vergeten ambt', in Reformatorisch Dagblad, TI november 2003, p. 19.

7. K. van der Zwaag, ibid.

8. Zie daarvoor: J.D.Th. Wassenaar, Dit waren ook 'brijbeken'. Markante Workumers door de eeuwen heen
(Workum 2002), p. 42

9. Zie daarvoor: L.J. Koffeman, 'Gelukkige inconsequenties', in Martien Brinkman en Anton Houtepen (red.),
ibid., p. 185-204

10. K.W. de Jong, 'Gezicht van de kerk' vooral pastoraal. Kronenburg tekent sympathiek profiel van een protestantse bisschop', in Centraal Weekblad, 28 november 2003, p. 7.

11. Elma Drayer, 'Protestanten moeten dromen van de kromstaf', in Trouw, 20 november 2003, p. 14.

12. Elma Drayer, ibid.

13. G. Heitink, 'De dominee gaat voorbij. Het veranderend beroep van predikant', in Predikant en Samenleving 74 (1997), nr. 3, p. 5. Vgl. Gerben Heitink, Biografie van de dominee (Baarn 2001), p. 209-212

14. Geben Heitink en Tjeu van Knippenberg (red.). Inspirerend leiderschap = Praktische Theologie 26 (1999) nr. 4.

15. O. Noordmans, 'Gunning en de kerk', in Verzamelde Werken dl. 3 (Kampen 1981), p. 359.

16. Zie daarvoor: C. Graafland, Gedachten over het ambt (Zoetermeer 1999), p. 230.

17. Gilberg Baudet, 'Oecumenisch debat over de protestantse bisschop', in Woord & Dienst 53 (2004), nr. 3, p. 10.

18.  H. Oostenbrink-Evers, 'Het ambt in de kerkorde', in W. Balke, A. van de Beek en J.D.Th Wassenaar (red.). De kerk op orde? Vijftig jaar hervormd leven met de kerkorde van 1951 (Zoetermeer 2001), p. 63v.

19. Elma Drayer, ibid.

20. Zie daarvoor: noot 10.

21. Zie daarvoor: noot 17.

22. Zie daarvoor: Lütsen Kooistra, 'Is de bisschop wel een uitkomst? Kronenburg en de ideeën van een PKN-bisschop', in Friesch Dagblad, 1 februari 2004, p. 2.

23. Hinnerk Schröder, 'Bisschop geeft risico van hiërarchie. Voor de media is een bisschop makkelijk', in Centraal Weekblad 52 (2004), nr. 6, p. 7.

---

Het grote lijden

Hij moest zijn hart, zijn zwaar hart, achterlaten
Toen hij naar zijn natuur zich weer onthief.
Wij, die na 't afscheid om den heuvel zaten,
Wisten, hij heeft in angt, in doodangst, lief.

Ach, wij verlieten wat wij nooit bezaten,
En vonden meer dan we ooit hadden gemist-,
Maar hij, tussen twee eenzaamheden, wist
toen hij verliet, tevens te zijn verlaten.

Zijn leef vervreemdde hem, 't was groter dan
het hart, het was een over hem losbrekend
Noodweer dat hem onttrok aan het gezicht -

Daar, in dien duistren tuin, ter zijde van
De wereld riep Zijn stem, van ver nog smekend:
'Waakt met mij, één uur'- Toen viel alles dicht.

M. Nijhoff

Dit artikel werd u aangeboden door: Protestants Nederland

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 maart 2004

Protestants Nederland | 20 Pagina's

Een bisschop in de Protestantse Kerk in Nederland . . . ?

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 maart 2004

Protestants Nederland | 20 Pagina's