Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Kerkvisitator sinds Hervorming: geen superintendent of bisschop (I)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kerkvisitator sinds Hervorming: geen superintendent of bisschop (I)

Noordmans: een episcopale geest, maar zonder heerschappij

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

De afgelopen jaren hebben enkele reformatorische theologen voor invoering van een bisschoppelijke figuur in wat nu de Protestantse Kerk in Nederland heet, gepleit. In dit verband moet vooral gedacht worden aan dr. J. Kronenburg, die in 2003 op het proefschrift 'Episcopus Oecumenicus. Bouwstenen voor een theologie van het bisschopsambt in een verenigde reformatorische kerk' promoveerde. In het kader van een studieverlof van dr. Wassenaar, waarin hij de geschiedenis van de kerkvisitatie onderzocht, ontdekte hij, dat al veel eerder om zo'n figuur gevraagd is, zij het niet in de begintijd van het gereformeerd protestantisme in ons land.

Zo moest de nationale synode van Middelburg (1581) uit vrees voor hiërarchische 'optuiging' van de kerk niets van 'insienders der kercken oft superintendenten' hebben. Maar in de twintigste eeuw klonk de roep om een 'moderator', een preses van het college van visitatoren-generaal met vergaande bevoegdheden of een 'ombudsman' meer dan eens. De auteur, zelf ervaren kerkvisitator, geeft een historisch overzicht. In deze eerste bijdrage bespreekt hij de ontwikkelingen tot 1951, toen de Nederlandse Hervormde Kerk een nieuwe kerkorde invoerde. In het volgende artikel komen dan de ontwikkelingen onder deze 'Nieuwe Kerkorde' aan de orde. Dr. Wassenaar:

Synode van 1581
Wie de geschiedenis van de kerkvisitatie in ons land bestudeert, komt al gauw tot de conclusie, dat het 'instituut' in de kerk van de Reformatie betrekkelijk laat ingevoerd is. In de begintijd van het gereformeerd protestantisme is alleen sprake van onderling toezicht op de classicale (en andere) vergaderingen. Op een vraag vanuit Zeeland, Oost- Vlaanderen en Engeland aan de nationale synode van Middelburg van 1581, of het niet goed is om „iaerlicxe besoeckingen aen te stellen, oft insienders der kercken oft superintendenten", geeft men een afwijzend advies. Mogelijk was men afgeschrikt door de verheven benamingen voor de functionarissen, hoewel degenen die de vraag gesteld hadden, er aan toegevoegd hadden: „doch met behoorlicker limitatie etc.". In ieder geval antwoordde de synode, dat het „onnoodich ende zorghelick" is. Liever laat ze de visitatie over aan de classicale vergaderingen zelf. Op verzoek van de synode van Zuid-Holland besluit de Haagse nationale synode van 1586 tot invoering van visitatie, waartoe ze ook een 'forma' (is: instructie) opstelt. Maar ze geeft de classes de vrijheid om al dan niet visitatoren te benoemen. Ze laat het dus meer toe dan dat ze het voorschrijft. Langzamerhand burgert visitatie door middel van gedeputeerden of visitatoren wel in: op de provinciale synoden voelt men steeds sterker aan, dat de gebruikelijke wijze van onderling toezicht op de classicale vergaderingen niet voldoende is. Maar pas op de nationale synode van Dordrecht van 1618-1619 wordt tot invoering van visitatie als instituut besloten.

„Geen heerschappij!"
De langzame start van de visitatie had te maken met vrees jegens hiërarchie in de kerk, onder het motto van het eerste artikel van de handelingen van de 'Synode onder het kruis' van Emden in 1571: „Gheen Kercke sal over een ander Kercke, gheen Dienaer des Woorts, gheen Ouderlinck, noch Diaken sal d'een over d'ander heerschappie voeren, maar een yeghelijck sal hen voor alle suspicien, ende aenlockinge om te heerschappen wachten." Overigens heeft ons land wel enkele mensen met buitengewone bevoegdheden gekend. Te denken valt aan Johannes Fontanus in Gelderland en Doede van Amsweer in Groningen. Hun positie is te vergelijken met die van de superintendenten in het buitenland. Maar in het algemeen hebben de visitatoren ten onzent geen bijzondere positie. Er wordt ook niet over een preses van de visitatoren gesproken. In 1816 treedt het Algemeen Reglement voor het bestuur der Hervormde Kerk van het Koninkrijk der Nederlanden in werking. Binnen dat, op last van koning Willem I ontworpen, bestel vindt visitatie vanwege het classicaal bestuur plaats, zowel op persoonlijke als schriftelijke wijze. Dat verandert in 1921, wanneer visitatie vanwege het provinciaal kerkbestuur doorgevoerd wordt. Maar nog steeds wordt niet van een preses van de visitatoren gerept.

Ontwerp van 'Kerkopbouw'
Dat verandert, wanneer de vereniging Kerkopbouw in 1933 een reorganisatie-ontwerp presenteert. Daarin is sprake van kerkvisitatoren en een moderator. Met deze figuren wil men geen nieuwe ambten in de kerk te scheppen. Wel is het de bedoeling om aan enkele predikanten die algemeen vertrouwen genieten, een bijzondere opdracht te geven: ervoor te waken, dat bij lidmaten, en in het bijzonder bij de ambtsdragers, niet zodanige afwijkingen zullen ontstaan of blijven bestaan, dat het karakter van de kerk in gevaar zal komen. Men noemt als gebrek van de presbyteriale kerkorde, dat het persoonlijk element daarin te zeer gemist wordt. De meerdere vergaderingen hebben als vergadering een te onpersoonlijk karakter. De mogelijkheid van broederlijke bespreking en bijstand zal in vraagstukken van opzicht en tucht, alsook in andere kerkelijke aangelegenheden een grote verbetering kunnen zijn. Gaat het bij de instelling van visitatoren en een moderator om een pleidooi tot invoering van de bisschop? Dat is niet het geval: de nieuwe functionarissen in kwestie zullen 'slechts' moreel gezag hebben. Van een hiërarchische positie zal geen sprake zijn. Overigens: voorgesteld wordt, dat de provinciale synoden elk een provinciale visitator zullen kiezen, terwijl de algemene synode een moderator zal benoemen.

Visitator en moderator
De visitatie om geestelijke leiding te geven zal minstens eens in de zes jaar gehouden worden door de provinciale visitator en ten slotte door de moderator. Ouderlingen zullen niet voor deze functie aangewezen kunnen worden, omdat zij de moeilijkheden van hen die in het ambt van predikant staan, minder goed kunnen begrijpen dan predikanten zelf. De taak van de vertrouwensmannen zal niet steeds in bijzonderheden duidelijk te omschrijven zijn. Van hun functie zal vooral gelden, dat die zal zijn, wat men er van zal maken. Mocht het werk van de visitator niet leiden tot het uit de weg ruimen van ongewenste toestanden, dan zal de moderator de zaak naar de betrokken provinciale synode verwijzen, ter berechting overeenkomstig het reglement voor kerkelijk opzicht en tucht. Tuchtzaken zullen dus nooit door de visitator of moderator, maar steeds door de kerkenraad of meerdere vergadering behandeld worden. Het gezag van de visitator en de moderator zal moreel moeten blijven, men zal geen bisschop mogen worden. Uit het voorafgaande is duidelijk, dat het ontwerp een duidelijk onderscheid tussen opzicht en tucht maakt. Onder opzicht wordt geestelijke leiding en broederlijk vermaan van de gemeente en van allen die tot haar behoren, verstaan. Het is opgedragen aan alle vier kerkelijke vergaderingen, inzonderheid aan de provinciale visitatoren en de moderator. Kerkelijke tucht zal toegepast worden, waar het opzicht niet in staat is gebleken aan ergerniswekkende toestanden een einde te maken. Geen tuchtmaatregelen zullen worden genomen dan nadat alle middelen van opzicht, waar mogelijk, zijn beproefd. Het uitoefenen van tucht zal opgedragen worden aan de kerkenraden, de provinciale synoden en de algemene synode, niet aan de classicale vergaderingen: die worden hiervoor te groot van omvang geacht.

Invloed van O. Noordmans
De instelling van de kerkvisitatoren en de moderator komt vooral uit de koker van dr. Oepke Noordmans. In 1932 pleit hij in een geschrift in de brochurereeks van Kerkopbouw voor benoemingen 'voor langer duur' en 'meer met het oog op persoonlijke kwaliteiten' dan pleegde te geschieden bij de afvaardiging naar een bredere kerkelijke vergadering. Noordmans: „Anders kan er geen sfeer van vertrouwen ontstaan. Ook moet op die wijze voorkomen worden dat, waar het opzicht over gaat in tucht, aan de zijde der kerk het verantwoordelijkheidsgevoel zich over te vele personen verdeelt. In iedere tuchtzaak behoort iets te zijn van een smartelijke persoonlijke breuk. Anders wordt het een civiele strafzaak. Aan dit waarachtig bisschoppelijke, dat tot de wezenstrekken van een ware kerk behoort, heeft de gereformeerde kerk bij haar behandeling van tuchtzaken in hogere instanties een tekort en dit zal ook wel mede de reden zijn waarom haar geschiedenis op dit punt zo weinig inhoudrijk en verkwikkelijk is. (...) De gereformeerden hadden wel de instelling van de visitatie en ze hadden er soms ook geen bezwaar tegen om aan de visitator de naam van bisschop te geven. Woordenzifters zijn deze kloeke mannen werkelijk niet geweest. Maar ze dorsten aan het ambt geen langere duur te verlenen. Ze vreesden de hiërarchie. De persoonlijke sfeer kon op die wijze in het opzicht - en tuchtwezen, wanneer het meer dan kleine zaken betrof, niet ontstaan. Onze kerk kent reeds de visitator met langere ambtsduur, maar hij heeft weinig met opzicht en tucht te maken. Dit instituut ware misschien uit te bouwen in deze richting, zó dat het wezenlijke en morele deel, waarin de persoonlijke deelname tot uiting kan komen, hier zijn beloop had, terwijl de eindbeslissing dan aan de kerk in haar bredere vergaderingen bleef overgelaten".

In 1934 zal Noordmans inzake de tucht schrijven: „(...) pas wanneer alle persoonlijke middelen zijn uitgeput, wordt het een zaak van een kerkelijke vergadering". In 1937 zal hij het hebben over de mogelijkheid „(...) de beste zijden van het episcopaat voor onze kerk dienstbaar te maken; de episcopale geest zonder de bisschoppelijke heerschappij". In hetzelfde jaar had hij tegenover prof. dr. A.M. Brouwer verzekerd, dat het hem niet om het invoeren van een nieuw ambt ging, maar om de vervulling van een dienst. Noordmans had gezegd: „Wie de kerkvisitatie in volle zin ambtelijk maakt, moet er rekening mee houden dat hij de bisschop heeft ingehaald". Overigens zij vermeld, dat Noordmans zich later (nog) gereserveerder over het inbouwen van episcopale elementen in de presbyteriale kerkorde zal uitlaten. Mogelijk houdt dat verband met zijn afwijzing van het liturgische programma dat Kerkopbouw in het rapport 'Het wezen van den eredienst' had uitgebracht. Zijn uit 1939 daterende boek 'Liturgie' is in ieder geval een uitvoerige afwijzing van dat rapport.

'Kerkherstel' en nieuw ontwerp
Het 'Nederlandsch Verbond tot Kerkherstel' uitte ernstige bezwaren tegen het nieuwe instituut van kerkvisitatoren en een moderator in het reorganisatie- ontwerp van Kerkopbouw. Men wijst op een 'teveel' in kwantitatief, maar vooral ook in kwalitatief opzicht: „Ze (de visitatoren en de moderator, JDThW) moeten zoowat onfeilbare menschen zijn, die een zuiver oordeel hebben, een scherp inzicht in de waarheid, een fijnen tact om moeilijkheden uit den weg te ruimen en menschen met elkaar te verzoenen. Menschen, die zich door geen persoonlijke voorkeur, sym- of antipathie laten leiden. Personen, die boven anderen staan en objectief andere menschen en toestanden kunnen beoordelen; mannen, die gezag en overwicht kunnen doen gelden en toch allerminst heerschzuchtig zijn". Verder acht Kerkherstel de omschrijving dat tot deze functies benoembaar zullen zijn predikanten, „(...) die om hun belijdenis en wandel een algemeen vertrouwen genieten" te vaag.

Naast de 'technische' bedenkingen heeft Kerkherstel een ernstig principieel bezwaar. Men ontwaart in het ontwerp de neiging „(...) om in den visitatormoderator een nieuw ambt te creëeren, dat onafhankelijker is dan eenig ander ambt in de Kerk en boven alle andere verheven". Men wijst daarbij op het feit dat de visitatoren alleen aan de moderator verantwoording schuldig zullen zijn, en ook op de lange zittingsduur van de visitatoren en de moderator. Alle critici voelen in de functies de terugkeer van de rooms-katholieke bisschop, weliswaar in gewijzigde vorm. Dr. P.J. Kromsigt schrijft: „'t Heeft geen dienend, maar heerschend karakter, 't Is een bisschoppelijk ambt. De episcopale sympathieën speelden den voorstellers hier parten". Overigens: niet alle leden van Kerkherstel vinden de kritiek van de kant van het hoofdbestuur van het verbond reëel. Dr. H. Bartels, die de reorganisatiestrijd van 1929 tot 1939 beschreven heeft, noemt die „min of meer spitsvondig" en „meer agitatorisch dan zakelijk". Hij sluit zich aan bij de vraagstelling van prof. dr. C.G. Wagenaar: „Waarom mogen in een presbyteriale kerkorde bepaalde ambtsdragers niet een bijzondere functie van opzicht vervullen?".

Nee, ja, nee van synode...
In 1935 behandelt de synode het reorganisatie-ontwerp van Kerkopbouw. Het haalt de eindstreep niet. Nog in datzelfde jaar slaan de hoofdbesturen van Kerkherstel en Kerkopbouw de handen ineen. Ze krijgen bij de algemene synode gedaan, dat een reorganisatiecommissie wordt ingesteld, met namens de Algemene Synodale Commissie een drietal waarnemers. De nieuwe commissie schrijft een "Accoord", dat de hoofdlijnen voor een nieuw reorganisatieontwerp bevat. Vanaf 1936 werkt de met enkele leden vermeerderde commissie het stuk uit. Kerkopbouw stemt er mee in, dat ook ouderlingen tot visitator of moderator verkiesbaar gesteld zullen worden. Overigens: er wordt niet over hun 'ambtsbediening', maar over 'de vervulling van hun taak' gesproken. Daarmee wordt onderstreept, dat het niet de bedoeling is om episcopale elementen in het nieuwe plan op te nemen. Ten slotte zij opgemerkt, dat de classicale vergaderingen met tuchtoefening belast zullen blijven.

In een buitengewone synode in januari 1938 wordt het Ontwerp-1938 in eerste aanleg aangenomen. Daarna gaat het de kerk in. De provinciale kerkbesturen en de classicale vergaderingen mogen advies geven. De consideraties worden een teleurstelling voor de reorganisatiecommissie. Ze geven de synode geen vrijmoedigheid om het ontwerp als kerkorde vast te stellen. Men laat de zaak van de reorganisatie verder over aan de Algemene Synodale Commissie. Die komt met diverse voorstellen. Ze worden allemaal verworpen. Met een knipoog naar een uitspraak van Noordmans concludeert de Groningse hoogleraar prof. dr. Th.L. Haitjema: „Het bestuurlijk-synodale stelsel had treffend zijn vermogen om te duren gedemonstreerd".

Bouwplan en Werkorde
In 1942 wordt een Commissie voor beginselen van Kerkorde benoemd. Na zeven vergaderingen slaagt ze er in, een voorstel tot wijziging van het Algemeen Reglement in te dienen. Dat voorstel, de Werkorde, bevat een regeling voor de samenstelling van een grote synode, waarmee tegemoet gekomen wordt aan een van de bezwaren tegen het Algemeen Reglement. De Werkorde treedt op 20 september 1945 in werking. In het najaar van 1944 en in de hongerwinter van 1945 arbeidt dr. mr. H.M.J. Wagenaar, de secretaris van de Commissie voor beginselen van Kerkorde, aan een Bouwplan. Dat doet hij voor de Commissie voor de Kerkorde, die van december 1945 tot november 1947 aan een nieuwe kerkorde zal werken. Wagenaar acht het opzicht een van de belangrijkste zaken in het kerkelijke bestel. Hij verdeelt het in zes factoren, waarvan de visitatie de eerste is. In de dikwijls tere zaak van de visitatie geeft hij een bijzondere taak aan de preses van de visitatoren-provinciaal. Iemand met persoonlijk gezag en invloed kan stagnaties wegnemen en déraillementen herstellen. Zo iemand kan in het kerkelijk bestel moeilijk gemist worden. Echter: de figuur van de moderator, zoals die in de reorganisatiestrijd door Kerkopbouw was voorgesteld, past volgens Wagenaar principieel niet binnen de beginselen van het presbyteriale stelsel. Hij vindt de oplossing in de figuur van bovengenoemde preses. Die is als voorzitter 'ingekapseld' in een college dat gezagsoefening en verantwoordelijkheid met hem deelt, terwijl hij zonder aan een gemeente verbonden te zijn, geheel dienstbaar aan het werk van de visitatie kan zijn. In grote lijnen komt het Ontwerp-1947, het resultaat van de arbeid van de Commissie voor de Kerkorde, inzake visitatie, opzicht en tucht overeen met het Bouwplan van Wagenaar.

Gemeenteopbouw
De visitatie vervult dus een grote rol in het opzicht, waarbij het accent valt op de opbouw van de gemeente. In artikel 1 van ordinantie 11 voor het opzicht is als doel van de visitatie te lezen: „de opbouw van het gemeenteleven van het Lichaam van de Heer" en „het wegnemen van moeilijkheden", waaraan op dringend verzoek van ds. (de latere prof. dr.) A.A. van Ruler toegevoegd wordt „de bevordering van de dienst der gemeente in de wereld". Daarmee wil de commissie benadrukken, dat de kerk niet alleen naar binnen gericht is, maar dat ze ook naar buiten uitbreekt. Daarmee komt het beoogde apostolaire karakter van de kerk ook in de regeling van het opzicht tot uitdrukking. Dr. mr. H. Oostenbrink-Evers concludeert: „(...) hier verschuift het accent van een statische, een op kerkzuivering ingestelde opzichtregeling tot een dynamisch en gemeenteopbouwend instrument." Net als het Bouwplan kent het Ontwerp-1947 aan de preses van het college van visitatoren-provinciaal een bijzondere positie toe: hij is vrijgesteld en hij wordt aangesteld voor een langere periode. Door de inkapseling van de preses in een college blijven beide ontwerpen uit het episcopale vaarwater. Zoals gememoreerd, stond in de reorganisatiestrijd het solistisch vervullen van de functies van de provinciale visitator en de moderator onder kritiek.

'1951': nieuwe visitatie
In 1951 wordt de nieuwe kerkorde ingevoerd. Haitjema signaleert inzake de visitatie vier belangrijke verschillen tussen het Reglement op de kerkvisitatie van 1921 en de kerkorde van 1951. Een daarvan is naar zijn mening gelegen in de bijzondere positie van de preses van zowel het college van visitatoren-provinciaal als van dat van visitatorengeneraal. Ordinantie 11-2-4 bepaalt, dat de preses van het provinciaal college door de provinciale kerkvergadering uit de predikanten of emeriti-predikanten wordt gekozen, en wel voor een tijdvak van acht (later: tien) jaar. Op overeenkomstige wijze schrijft ordinantie 11-2-5 de verkiezing van de preses van het generaal college, die tien jaar in functie mag blijven, voor.

Een benoeming voor dergelijke lange periodes is nieuw ten opzichte van de vroegere visitatieregeling. Overigens kent de kerkorde die alleen bij de visitatoren. Dr. F. van den Heuvel verklaart: „De preses (...) neemt bij uitstek een vertrouwenspositie in, waarbij voortdurende wisselingen alleen maar schadelijk kunnen zijn". Haitjema, ooit voorzitter van Kerkherstel, herinnert aan wat het reorganisatie- ontwerp van 1934 van Kerkopbouw over de moderatoren had voorgesteld. Hij vindt van de bepalingen in de ordinanties 11-2- 4 en 11-2-5: „Niemand zal met recht kunnen beweren, dat deze regeling van het presidiaal der visitatoren-colleges te veel in episcopaalse richting de hekken van het presbyteriaal-synodale stelsel zal open zetten". In dit verband zij nog opgemerkt, dat het college van visitatoren- generaal in zijn algemeen overzicht van 1956 voor gedeeltelijke vrijstelling van de provinciale presides pleit. Het zal er niet van komen ... Overigens: volgens ordinantie 1-7-5 neemt de preses van het provinciale college deel aan de beraadslagingen van de provinciale kerkvergadering, en een lid van het generale college aan die van de generale synode, aldus ordinantie 1-10-2.

Opzicht of tucht?
In de loop der jaren worden in ordinantie 11 verschillende veranderingen doorgevoerd. De belangrijkste is wel, dat de betrokkenheid van de visitatie bij het opzicht steeds verder teruggedrongen wordt. In 1951 werd bepaald, dat degene op wie een van de bijzondere maatregelen ter handhaving van de kerkelijke tucht toegepast zal worden, zich bij zijn verhoor moet kunnen laten vergezellen door een ambtsdrager van de kerk, gekozen in overleg met de preses van de visitatoren-provinciaal. In 1951 werd ook voorgeschreven, dat toepassing van het zesde tuchtmiddel alleen kan worden overwogen, nadat met de betrokken visitatoren overleg gepleegd is. Later wordt bepaald, dat degene op wie een van de bijzondere maatregelen ter handhaving van de kerkelijke tucht toegepast zal worden, zich kan laten bijstaan door 'een raadsman', terwijl het voorschrift dat toepassing van het zesde tuchtmiddel alleen kan worden overwogen, nadat met de betrokken visitatoren overleg gepleegd is, komt te vervallen. Van den Heuvel schrijft: „Aanvankelijk was aan de visitatie een belangrijke rol in het opzicht toegedacht. Men hoopte door de visitatie bij deze zaken te betrekken de toepassing van maatregelen te kunnen voorkomen. Al spoedig bleek dat daardoor de rol van de visitatie onduidelijk werd. Uiteindelijk is het tot een strikte scheiding gekomen tussen de visitatoren met een raadgevende taak en de opzicht-organen die zo nodig maatregelen kunnen treffen".


(Dr. J.D.Th. Wassenaar is als predikant verbonden aan de protestantse gemeente te Hellendoorn. Hij is gespecialiseerd in de kerkgeschiedenis en het kerkrecht van met name de 20^ eeuw. In het volgende artikel belicht hij de kerkvisitatie sinds de Kerkorde van 1951).

---
MIJN EIGEN 'IK'
Ik word dilcwjis ontstoken door onrechtvaardige verontwaardiging en begeerte naar wraak, ik voeg er kwade verwensingen bj, die uit begeerte om schade toe te brengen uitbreken, ik word bewogen door ijverzucht; ik betreur het dat de macht or het gezag van een ander toeneemt, en ik begeer hem een duw te geven, ik ben trots, veracht mjn geleken, en eis dat ik boven hen gestdd word; ik ben achterdochtig en vat soms onrechtvaardige wrevel op uit vaise verdenkingen, ik zaai en versterk tweedracht, dikwjis maak ik rumoer en houd gesprekken die zielen kwetsen en vetes doen ontstaan, (...) ik verhinder m^n aanroepingen die van anderen, door het aanstichten van hatelijkheden en veten.

Philipp Melanchton

Dit artikel werd u aangeboden door: Protestants Nederland

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 november 2005

Protestants Nederland | 28 Pagina's

Kerkvisitator sinds Hervorming: geen superintendent of bisschop (I)

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 november 2005

Protestants Nederland | 28 Pagina's