Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Kerkvisitatie onder Kerkorde van 1951

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kerkvisitatie onder Kerkorde van 1951

Episcopale geest zonder bisschoppelijke heerschappij (II)

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

De afgelopen jaren hebben enkele reformatorische theologen voor invoering van een bisschoppelijke figuur in wat nu de Protestantse Kerk in Nederland heet, gepleit. In dit verband moet vooral aan dr. J. Kronenburg, die in 2003 op het proefschrift 'Episcopus Oecumenicus. Bouwstenen voor een theologie van het bisschopsambt in een verenigde reformatorische kerk' promoveerde, gedacht worden. In het kader van een studieverlof dat de auteur van dit artikel aan onderzoek met betrekking tot de geschiedenis van de kerkvisitatie besteedde, kwam hij op het spoor, dat al veel eerder om zo'n figuur gevraagd is. Niet in de begintijd van het gereformeerd protestantisme in ons land.

Zo moest de nationale synode van Middelburg (1581) uit vrees voor hiërarchische optuiging van de kerk niets van 'insienders der kercken oft superintendenten' hebben. Maar in de twintigste eeuw klonk de roep om een 'moderator', een preses van het college van visitatoren- generaal met vergaande bevoegdheden of een 'ombudsman' meer dan eens. Dr. Wassenaar geeft hiervan een historisch overzicht. In de eerste bijdrage, die in het vorige nummer stond, besprak hij de ontwikkelingen tot 1951. In dat jaar voerde de Nederlandse Hervormde Kerk een nieuwe kerkorde in. De onderhavige aflevering gaat over de ontwikkelingen sedert 1951.

In 1964 bericht de generale commissie voor de behandeling van bezwaren en geschillen van de Nederlandse Hervormde Kerk aan het breed moderamen van de generale synode, dat naar haar inzicht een onafhankelijk en gezaghebbend man heilzaam zou kunnen werken om moeilijkheden in de kerk op te lossen. De commissie denkt daarbij aan een vertrouwensman, liever dan aan een politieagent, een ombudsman of een vrederechter.

Kerkelijke 'ombudsman'
In 1965 besluit het moderamen van de synode om een commissie in te stellen, die de opdracht krijgt om na te gaan, in hoeverre het scheppen van de functie van een kerkelijke 'ombudsman' noodzakelijk c.q. wenselijk kan worden geacht en hoe zijn opdracht zal dienen te worden omschreven en kerkelijk ingepast. Na enige tijd komt de commissie met nieuwe artikelen voor de ordinanties 11 en 19. Ze behelzen een uitbreiding van de bevoegdheden van de preses van het college van visitatoren-generaal. Het voorstel is, dat iedereen die zich bezwaard voelt door handelen of nalaten van een kerkelijk lichaam, een ambtsdrager of een gemeentelid, zich tot hem mag wenden. De preses is bevoegd om ter plaatse een onderzoek naar de kwestie in te stellen. Alle kerkelijke lichamen, ambtsdragers en gemeenteleden zijn gehouden hem alle inlichtingen en gegevens die hij voor de uitoefening van zijn functie verlangt, te verstrekken. Als hij het bezwaar gegrond vindt, mag hij aan de betrokkene(n) een oplossing aanbevelen en aanbevelingen doen aan de daarvoor in aanmerking komende organen van de kerk. Hij moet eens per jaar aan de synode schriftelijk verslag uitbrengen van wat hij in het voorafgaande jaar in het kader van de nieuwe regeling verricht heeft. De synode stelt een instructie op. Binnen de grenzen daarvan oefent de preses zijn werkzaamheden onafhankelijk van de synode uit. Overigens betekent inschakeling van de preses in beginsel niet, dat een andere behandeling geschorst wordt. Wel kan de commissie voor het opzicht uit de synode beslissen, dat een bezwaar ontvankelijk is, hoewel de termijn van indiening verstreken is. In de in 1968 gehouden vergadering waar het besluit over de voorstellen van de commissie valt, adviseert het moderamen om ze niet over te nemen. Men heeft principiële en praktische bezwaren tegen de beoogde regeling. Men schrijft, "(...) dat in het concept voor nieuwe artikelen de figuur van de ombudsman niet op de juiste wijze wordt getekend. De ombudsman is de figuur die optreedt voor iemand die nergens recht kan krijgen. De ombudsman heeft de bevoegdheid om een bepaalde zaak rechtstreeks aan een bepaalde instantie voor te leggen. Bij de formuleringen van het concept worden de bepalingen van ordinantie doorkruist." Verder vreest het moderamen, dat bij de uitvoering van de bepalingen van het concept een lawine van brieven over de visitator-generaal zal worden uitgestort. Enkele synodeleden vinden de figuur van de ombudsman toch wel nuttig, zeker in een minder goed functionerend apparaat, aldus Ds. A.W. Kranenburg, preses van het college van visitatoren-generaal.

Een ander vraagt zich af, of bewezen is, dat ooit in de kerk personen geen recht is gedaan wat niet via de geëigende kanalen had kunnen worden verkregen. Commissielid Ds. M. Groenenberg heeft begrip voor de bezwaren tegen de voorstellen, maar benadrukt, dat er allerlei restricties in verwerkt zijn. Tevens brengt hij onder de aandacht, dat de 'ombudsman' geen beslissingsrecht heeft. Eigenlijk kan hij alleen maar gesprekken voeren. Wat de spreker te berde brengt, helpt onvoldoende om de voorstellen die hij en de zijnen gedaan hadden, aangenomen te krijgen

Naar aanleiding van de behandeling van het vijfjaarlijkse verslag van het college van visitatoren-generaal besluit de generale synode in 1976 om een commissie in te stellen. Deze krijgt de opdracht om onder meer speciale aandacht te besteden aan de vraag of een moderator praktisch en functioneel zinvol zou kunnen werken in de visitatie-arbeid, zoals die de commissie het meest wenselijk voorkomt. Men komt met een negatief antwoord op die vraag ....

SoW en visitatie als pastoraat
In de kerkorden van de beide partners van de Nederlandse Hervormde Kerk in het Samen op Weg-proces (SoW) is geen sprake van een bijzondere positie van een visitator. In de kerkorde van de Gereformeerde Kerken in Nederland wordt alleen over visitatoren in algemene zin gesproken. In aansluiting aan de Dordtse kerkorde van 1618- 1919 wordt in artikel 52.1 slechts voorgeschreven, dat 'de meest ervaren en geschikte dienaren des Woords' en andere voor die taak bekwame ambtsdragers, bij voorkeur ouderlingen, verkozen moeten worden. Met betrekking tot de Evangelisch Lutherse Kerk in het Koninkrijk der Nederlanden kan het volgende gemeld worden. In 1952 vindt hereniging van de beide lutherse kerkgenootschappen in ons land plaats, na meer dan 160 jaar scheiding. Vier jaar later treedt een nieuwe kerkorde in werking. Een van de veranderingen geldt de functie van de president van de synode: die wordt enigszins bisschoppelijk opgetuigd, voorzover de herderlijke zorg van predikanten en gemeenten aan hem wordt opgedragen. Hij ordineert ook de predikanten. De synodale bestuurswijze van de gehele kerk wordt daardoor echter niet aangetast. Wel wordt een deel van de taken en bevoegdheden die aan landelijke commissies of raden toevertrouwd waren, door daartoe ingestelde Samen op Weg-organen behartigd. Met betrekking tot de visitatie in de Evangelisch Lutherse Kerk stelt T.K. van Dam, dat het algemeen toezicht op de gemeenten, de kerkenraden, de predikanten, de geestelijk verzorgers, de consulenten, de proponenten en alle anderen die een preekbevoegdheid hebben, tot de taak van de synode en de synodale commissie (is: het dagelijks bestuur) behoort. De visitatie wordt door commissies uitgevoerd.

Met betrekking tot de positie van de voorzitter van het college voor de visitatie in de kerkorde van de Protestantse Kerk in Nederland moet gezegd worden, dat er geen sprake is van een wezenlijke verandering ten opzichte de kerkorde van 1951. De voorzitter, die volgens ordinantie 10-3-2 gekozen mag worden uit de (oud-)ambtsdragers woonachtig in het gebied van het betreffende regionale college, is volgens ordinantie 10-3-5 tweemaal terstond herbenoembaar, terwijl de andere leden eenmaal terstond herbenoembaar zijn. De Werkgroep Kerkorde verklaart in de Toelichtingen:"(...) omdat deze een zekere vertrouwenspositie vervult en daarbij continuïteit van groot belang is (...)" Overigens: wordt de preses in de Nederlandse Hervormde Kerk door de provinciale kerkvergadering benoemd, in de Protestantse Kerk in Nederland wordt de voorzitter door de algemene classicale vergadering benoemd, en wel op voordracht van de door de classicale vergaderingen aangewezen visitatoren. Nieuw is ook, dat de voorzitter van de visitatoren niet meer belast is met de mondelinge of schriftelijke voorbereiding van de buitengewone visitaties, zoals ordinantie 11-3-4 van de hervormde kerkorde voorschrijft.

Visitatie als gemeenteopbouw
In het algemeen wordt visitatie meer als een vorm van pastoraat casu quo gemeenteopbouw dan als een vorm van opzicht gezien, hoewel ze zowel in de kerkorde van de Nederlandse Hervormde Kerk als in die van de Protestantse Kerk in Nederland onder de ordinantie voor het opzicht valt. In dit verband wijs ik op het artikel "Is visitatie nog wel van deze tijd?" (2001) van de huidige preses van het college van visitatoren-generaal, drs. J. Stelwagen, en op het artikel 'Visitatie' (2002) van diens voorganger, ds. L. Korevaar. Stelwagen betoogt, dat visitatie vanaf het begin een poging van het bovenplaatselijke ambt om de eenheid te bevorderen en te bewaren, is. Ze dient om te voorkomen, dat de plaatselijke gemeenten, die allemaal zo verschillend zijn, geen boodschap meer aan elkaar zouden hebben; dat ze zo ver uit elkaar zouden groeien, dat er geen (h)erkenning meer zou zijn en geen besef meer, dat men die andere gemeenten nodig heeft om kerk van Jezus Christus te kunnen zijn. De scribent omschrijft visitatie dan ook als een kerkelijk bindmiddel of integratiemiddel. Zo gezien vindt hij visitatie in de verenigde kerk nodiger dan ooit. Hij wijst onder meer op het gegeven dat het de plaatselijke gemeente binnen die kerk vrij staat om haar eigen keuzes te maken en haar eigen manier van gemëente-zijn te bepalen. De verenigde kerk zal dan ook uit heel verschillende soorten gemeenten bestaan.

Veel gemeenten zijn nog helemaal niet aan de ontmoeting met andere toegekomen en hebben daar misschien ook geen behoefte aan. Visitatoren hebben dan de taak om de kerkenraden te laten ervaren, dat de kerk groter is dan hun eigen gemeente en dat men andere nodig heeft om samen kerk te zijn. Stelwagen noemt die veelkleurigheid van de kerk ook vrucht van de Heilige Geest. Hij besluit met:"Kortom, met visitatie hebben we een eeuwenoud instrument van kerkopbouw in huis, waar we heel zuinig op moeten zijn omdat we het hard nodig zullen hebben. Maar dan zal er wel hard gewerkt moeten worden aan de visitatie. Door de visitatoren, maar ook door de kerkenraden. Want ook zij kunnen door een positieve of negatieve opstelling de visitatie maken of breken. Als we er samen aan werken, dan komt misschien nog eens het moment dat een kerkenraad vraagt: 'Zijn wij niet weer eens aan de beurt voor visitatie? Het lijkt al zo lang geleden.'" Overigens: Stelwagens voorganger ds. L. Korevaar, schreef in 'Visitatie' in dezelfde geest.

Ik attendeer hier nog op enkele bijdragen vanuit de discipline van de praktische theologie over het doel en de opzet van de visitatie: het boek 'Visitation als Chance für den Gemeindeaufbau' van Friedrich Krause (1991) en het artikel 'Visitatie: geleidingsmiddel voor gemeenteopbouw' van Jan Hendriks (1998). De titels spreken voor zich. Het behoeft geen betoog, dat de bijzondere positie van de preses van de visitatoren in deze benadering geen nadruk krijgt.

Bisschop in protestantse kerken
Anders ligt dat bij de invalshoek die visitatie meer als een vorm van opzicht beschouwt. Daarvan is sprake in bijdragen waarin voor de invoering van de bisschop dan wel van een zekere bisschoppelijkheid in de protestantse kerken gepleit wordt. In dit verband zij gewezen op een in 2002 door Van den Heuvel gepubliceerd artikel onder de titel 'Nieuwe aandacht voor het ambt'. Daarin bespreekt hij een aantal in de bundel 'Geen kerk zonder bisschop?' verzamelde pennenvruchten en de proefschriften 'Het ambt in de oecumenische discussie' (2000) van Margriet Gosker en 'Het ambt her-dacht' (7000) van Ed. A.J.G. Van der Borght, waarin uitvoerig ingegaan wordt op wat het rapport 'Baptism, Eucharist and Ministry' (doop, eucharistie en dienst) van de commissie Geloof en Kerkorde van de Wereldraad van Kerken (Lima, 1982) inzake het ambt te berde brengt. Het lijkt Van den Heuvel voorbarig om in de oecumene te spreken van een communis opinio met betrekking tot het ambt van episkopè (opzienersambt), maar er is zijns inziens wel sprake van enige convergentie. Hier kunnen ook nog de bundel 'De bisschop, kerkscheidend of kerkverenigend?' (2002) en het proefschrift 'Episcopus Oecumenicus. Bouwstenen voor een theologie van het bisschopsambt in een verenigde reformatorische kerk' (2003) van J. Kronenburg genoemd worden. Welnu: in verschillende opstellen in de beide genoemde bundels wordt bij de bespreking van zoiets als het bisschopsambt in de protestantse kerken een verband gelegd met de visitatie.

Bij wijze van voorbeeld bespreek ik de bijdrage van prof.dr. L. Koffeman aan de eerstgenoemde bundel. De scribent gaat in op de bovenplaatselijke verbondenheid in de kerken van de Reformatie in Nederland, waarbij hij zich tot elk van de drie Samen op Weg-kerken beperkt. Hij komt tot de conclusie, dat die verbondenheid vorm krijgt in het presbyteriaal-synodale stelsel van kerkregering. Volgens hem is de kous daarmee evenwel nog niet af. Hij wijst namelijk op wat hij een 'gelukkige inconsequentie' noemt. Die ligt rond de positie van de predikant, waarbij hij op drie aspecten attendeert. Om te beginnen noemt de scribent de exclusieve taak die de predikant ten aanzien van de bediening van Woord en sacramenten heeft. De dominee heeft de bevoegdheden ook in andere dan zijn eigen gemeente, al heeft hij wel toestemming of uitnodiging van de lokale kerkenraad nodig. Vervolgens memoreert Koffeman de exclusieve taak van de predikant bij de ambtsbevestiging. Daarbij stelt hij, dat het feitelijk om een successio ministrorum (opeenvolging van dienaren, predikanten, in onderscheiding van de apostolische successie in de Romana) gaat.

Dienst en bisschopsambt?
Tenslotte maakt hij gewag van de sleutelrol van de predikanten in de visitatie, „(...) ook al kunnen recent ook andere ambtsdragers daarbij een rol toebedeeld krijgen. In de gereformeerde traditie was kerkvisitatie eeuwen lang een exclusieve verantwoordelijkheid van de predikanten, daartoe aangewezen door de classis." Daarna vestigt de scribent de aandacht op theologische ontwikkelingen in de Leuenberger Kirchengemeinschaft. Hij vertelt: „De Neuendettelsau-Thesen leggen een directe relatie tussen de kerkvisitatie en de episkopè, zonder dat daarmee de kerken worden gezien als gebaseerd op het ambt van een bisschop. Maar deze 'dienst van episkopè' wordt wel gezien als 'een dienst aan de eenheid van de kerk'. Juist in de kerkvisitatie wordt een wezenlijk aspect van episkopè concreet gemaakt: het opzicht en de wederzijdse verantwoording op bovenplaatselijk vlak."

Een uit 1995 daterend studiedocument van de Leuenberger Kirchengemeinschaft gaat nog een stap verder door de episkopè te omschrijven als de dienst van de leiding, die deel uitmaakt van de dienst aan het woord, en te stellen: „Lutheranen en gereformeerden (...) erkennen pastorale zorg en episkopè als te behoren tot het kerkelijk ambt zowel in de afzonderlijke gemeente als ook op een niveau (regionaal en daar bovenuit nationaal) dat de gemeente overstijgt." Koffeman vertelt, dat het Forvoo Common Statement, een uit 1994 daterende overeenkomst tussen anglicaanse en Noordse lutherse kerken, nog forsere taal spreekt. In dat stuk wordt de episkopè omschreven als een „dienst van coördinatie", ter verrijking van de kerk en haar eenheid bij en door de verscheidenheid van gaven. Zij is zonder meer een vereiste. Welnu: dan is de stap naar de bisschop snel gezet. Maar: „Een zo zware uitwerking van de episkopè in een bisschoppelijk ambt is Leuenberg ten enen male vreemd, en speelt uiteraard in de nieuwe kerkorde al helemaal geen rol.", aldus Koffeman. In zijn opstel in de andere bundel drukt Koffeman zich voorzichtiger uit dan in de eerste:"Het bisschoppelijk ambt richt zich op het opzicht over het leven van de gemeente. GKN: Onze traditie moge geen bisschoppen kennen, zij kent wel degelijk het opzicht dat niet alleen op plaatselijk vlak, maar ook bovenlokaal vorm krijgt. Te denken valt aan de kerkvisitatie, en ook aan een aantal andere bevoegdheden die de kerkelijke vergaderingen hebben wanneer het gaat om het bewaren van de gemeente bij haar roeping, bij Woord en sacrament."

Van de Beek: bisschop
Van den Heuvel mengt zich in de discussie, wanneer hij zegt: „In de hervormde kerkorde oefenen de visitatoren in hun taak om opzicht te houden over de gemeenten stellig een episcopale functie (een 'ambt van episkopè') uit. Zij hebben daarbij echter geen machtsmiddelen achter de hand, daarvoor is bewust gekozen. Dat is hun zwakte maar dat is juist ook hun kracht. Met Hof vraag ik me af waarom 'het ambt van episkopè' niet in conciliariteit kan worden uitgeoefend. De argumenten voor de meerwaarde van het ambt van episkopè, uitgeoefend door één persoon, zijn voor mij niet doorslaggevend." Van den Heuvel wijst in dat verband naar prof. A. van de Beek. Hij acht een bisschop die persoonlijk verantwoordelijk is, te verkiezen boven een commissie: „Tegen een bisschop kun je aanpraten, je kunt hem desnoods in het gezicht slaan, maar in een commissie gaat ieder onder in de anonimiteit. Een bisschop die persoonlijk verantwoordelijk is, is te verkiezen boven een commissie."

Van den Heuvel vindt zelf, dat de beste waarborg tegen misbruik nog steeds is, dat alle ambtelijke bevoegdheden waaraan een zekere macht is verbonden, niet toevertrouwd worden aan één persoon, maar aan meerderen, die in gezamenlijk beraad beslissen. Hij beseft, dat aan die 'oplossing' bezwaren zijn verbonden, van partijvorming, bureaucratie en anonimiteit. Van den Heuvel: „We hebben ambtsdragers nodig die het aandurven met geestelijke moed en persoonlijke overtuiging te staan voor de zaak van het Evangelie. Laat iedere ambtsdrager zich geroepen weten de pastorale en geestelijke verantwoordelijkheid te dragen, waarin hij of zij is gesteld. Maar laten besluiten altijd in gezamenlijkheid worden genomen. Het is niet goed dat de mens alleen zij - zeker als het om macht gaat." Ten slotte zij hier opgemerkt, dat in de pleidooien voor invoering van de bisschop dan wel van een zekere bisschoppelijkheid in de protestantse kerken meer nadruk op de functionele voordelen ervan dan op theologische aspecten (zoals de apostolische successie) valt.

Nabeschouwing
Wie de balans van de kerkgeschiedenis opmaakt, moet vaststellen, dat de preses van de visitatoren in de hervormde kerkorde van 1951 een bijzondere positie verkrijgt. Het pleidooi van Kerkopbouw tot invoering van een moderator zal daarvoor het klimaat geschapen hebben. Ondertussen blijft de bijzondere positie van de preses beperkt, omdat hij zijn werk in collegiaal verband moet doen. Wel mag hij langer dienstdoen dan de andere visitatoren. Tevens heeft hij enkele specifieke taken. Daarbij gaat het evenwel niet om specifieke bevoegdheden. Eigenlijk moet men zeggen, dat de enige die hij had, hem al spoedig ontnomen: zijn betrokkenheid bij het opzicht werd afgeschaft. Het voorstel van 'de commissie-ombudsman' om de positie van de preses te verstevigen, vindt in 1968 onvoldoende bijval.

Ook het idee om een speciale visitatiecommissie voor de behandeling van probleemsituaties in te stellen, verkrijgt in 1980 geen meerderheid. Er zijn wel stemmen die voor de invoering van de bisschop dan wel van een zekere bisschoppelijkheid in de protestantse ^ kerken pleiten. Dan zou het aspect van het opzicht in de visitatie meer geprofileerd kunnen worden. De algemene tendens is echter om visitatie vooral als een vorm van pastoraat of gemeenteopbouw te zien, hoewel de kerkorde van de Protestantse Kerk in Nederland zich aansluit bij die van de Nederlandse Hervormde Kerk van 1951 door haar bij het opzicht onder te brengen. Waar visitatie vooral als een vorm van pastoraat of gemeenteopbouw gezien wordt, ligt een bijzondere positie voor de preses niet voor de hand. Hij is primus inter pares. Dat klinkt goed reformatorisch. Maar de vraag is, of de visitatie daardoor niet aan betekenis inboet: ze heeft geen enkel machtsmiddel. Noch het college als geheel noch de preses kunnen uiteindelijk knopen doorhakken. Dat is (en blijft vooralsnog) zowel de kracht als de zwakheid van de visitatie in haar huidige opzet.


(De auteur van deze twee artikelen over de kerkvisitatie,. dr. J.D.Th. Wassenaar, is als predikant verbonden aan de protestantse gemeente te Hellendoorn. Hij schreef recent een studie over de geschiedenis van de kerkvisitatie en de vraag naar een eventueel protestants bisschopsambt).

Dit artikel werd u aangeboden door: Protestants Nederland

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 december 2005

Protestants Nederland | 32 Pagina's

Kerkvisitatie onder Kerkorde van 1951

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 december 2005

Protestants Nederland | 32 Pagina's