Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

John Paton, Koning van de kannibalen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

John Paton, Koning van de kannibalen

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

John Gibson Paton is op 24 mei 1824 geboren. Hij had christelijke ouders: James en Janet Gibson, die te Dumfries in Schotland woonden. Op de dag waarop hij geboren werd, sloten zijn ouders een plechtig verbond en gaven hem geheel terug aan de Heere, die zij liefhadden en dienden. John Paton stierf in 1907. Zijn leven was, zoals zijn ouders hadden begeerd, een leven in de dienst en tot de eer van Christus. Het was een leven met gebed, en alles wat hij bereikte droeg hij aan de kracht van God op.

De Patons behoorden tot de Reformed Presbyterian Church in Dumfries. De diensten woonden zij trouw bij, zelfs na hun verhuizing naar Torthorwald, hetgeen op Gods dag iedere keer een wandeling van vier mijl met zich meebracht. ’s Morgens en ’s avonds liet James zijn gezin samenkomen voor de huisgodsdienst. De Heilige Schrift werd gelezen, psalmen werden gezongen en er werd een gebed gedaan of God Zijn zegen wilde uitstorten over het gezin. Dagelijks sloot hij de deur naar zijn slaapkamer om daar te bidden. Het gezin hoorde hem vaak bidden tot God of de kinderen goede burgers mochten worden van het Koninkrijk van Christus.

Een verhoord gebed
Al vroeg ondervond John dat de God van zijn ouders het gebed van Zijn kinderen hoort. Bij een bepaalde gelegenheid diende de schoolmeester zich met een nieuw pak aan bij het gezin, dat in gebed was. Hij wist dat John kleding nodig had. Hij wierp het pak door de deur en ging weg. John vertelde de volgende dag op school over dit wonder van God, terwijl het gezin de huiselijke godsdienstplichten vervulde. De onderwijzer antwoordde rustig: “John, als je ooit iets nodig hebt, zal God je een antwoord op je gebeden geven”. Bij een andere gelegenheid trof moeder de meelton leeg aan. De kinderen gingen hongerig naar bed, maar hoorden dat hun moeder het voor God uitschreeuwde om hulp. De volgende morgen kwam er een vrachtrijder met een zak aardappelen, een zak meel en een ronde kaas, die allemaal afkomstig waren van hun grootvader. Toen de kinderen verzameld waren voor het ontbijt, zei hun moeder: “O, mijn kinderen, heb je hemelse Vader lief. Vertel Hem gelovig in het gebed alles wat je nodig hebt en Hij zal in al je behoeften voorzien, voor zover het goed voor je en tot Zijn eer is”.

Kannibalen of wormen
John bezocht de dorpsschool en keerde later naar huis terug om daar in de kousenfabriek van het gezin te werken. Hij had Zijn Heere lief en bad elke dag of hij Hem mocht dienen op het zendingsveld. Hij ondertekende een contract voor zeven jaar met een organisatie in Schotland, in het besef dat God hem zou kunnen roepen om het land te verlaten om op enig moment naar verre kusten te gaan. Voordat hij zendeling in het eigen land werd voor de Reformed Presbyterian Church in Glasgow, ging hij lesgeven op een school voor jongvolwassenen. Hij gaf bijbelonderwijs, catechisatie, zangles, verspreidde traktaten en verkondigde Christus in de straten. Hij moest veel tegenstand verduren van goddeloze leden van de rooms-katholieke gemeenschap. Tijdens deze periode, die tien jaar duurde, studeerde hij in zijn vrije tijd medicijnen en theologie. Uiteindelijk, als gevolg van een bewogen oproep van ds. John Inglis tijdens de kerkelijke synode, voelde hij zich door God geroepen om zendingswerk te gaan verrichten op de Nieuwe Hebriden. Sommige mensen die de betekenis van zijn werk in Glasgow gadesloegen, probeerden hem thuis te laten blijven en niet het risico te lopen door de kannibalen te worden opgegeten. Toen een vriendelijke, oude man hem zei dat hij zijn leven zou eindigen als voedsel voor de heidenen, gaf hij rustig als antwoord: “Als ik maar kan leven en sterven en de eer van de Heere Jezus kan bedoelen, maakt het voor mij geen verschil of ik word opgegeten door de kannibalen of door de wormen (dat wil zeggen: in het graf); en op de grote dag van de wederopstanding zal mijn lichaam net zo schoon zijn als het uwe, gelijkend op dat van onze opgestane Verlosser”.

Uitgedreven
John en zijn vriend Joseph Copeland werden geordend en afgezonderd voor het zendingswerk op de Nieuwe Hebriden. Met zijn vrouw, Mary, zeilde hij weg naar Australië en vandaar naar de Nieuwe Hebriden. Het eiland Tanna was in het bijzonder hun arbeidsterrein. Over de kannibalen op dat eiland was bekend dat zij wild en wreed waren. John en Mary ontdekten al spoedig dat zij onwelkome bezoekers waren. Eén oorlogsaanvoerder, Miaki, streefde ernaar het eiland te ontdoen van vreemdelingen, zendelingen niet uitgezonderd. Spoedig na hun aankomst op Tanna schonk Mary het leven aan een zoon, maar binnen enkele weken stierf eerst zij en daarna de kleine Peter. John leed grote smart, maar vond vrede bij de God die hij diende. Vergezeld door Abraham, een inboorling die christen was, preekte John het Evangelie en werkte onder de mensen van het eiland, die echter hun oude levenswijze van oorlogvoeren en geweld voortzetten.

Zij ontvreemdden zijn bezittingen en gingen door met de mishandeling van hun vrouwen, en dat met groot geweld. Bij een bepaalde gelegenheid werden verschillende vrouwen gedood en opgegeten om de andere vrouwen van de stam te waarschuwen zich aan de regels te houden en te doen wat van hen werd verwacht. Ondanks de aankomst en het vuren van verschillende Britse schepen werden John en diverse andere zendelingen geheel van het eiland verdreven.

Terug naar Tanna
John reisde door het uitgestrekte Australië om de kerken te informeren over wat op de Nieuwe Hebriden nodig was. Hij verkreeg voldoende geldelijke steun om de “Dayspring” te bouwen, een zeilschip waar het zendingswerk om verlegen zat. Uiteindelijk adopteerde de Presbyterian Church in de Australische koloniën John als hun eigen zendeling. Hij ondernam een reis als afgevaardigde naar Schotland en om te preken. Daar kwam een einde aan in 1864, toen hij met een nieuwe bruid terugkeerde naar Australië, Margaret. Een Brits oorlogsschip begeleidde hem naar Tanna. De kapitein had orders ontvangen om de inboorlingen ervoor te waarschuwen dat zij de Britse onderdanen met respect moesten behandelen. Hoewel John tegen de actie was, werd er een dorp van inboorlingen door het geweervuur verwoest en verschillende van hen werden gedood toen er een schuur ontplofte, die zij aan het onderzoeken waren. Dit was een waarschuwing aan het adres van de bewoners van Tanna dat koningin Victoria wraak zou nemen op ieder die haar onderdanen verkeerd behandelde. In 1866 bevonden Margaret en hij zich op het eiland Aniwa. Hoewel John en Margaret in levensgevaar waren, luisterden de inboorlingen naar het goede nieuws van God en Zijn Zoon, de Heere Jezus.

De God Die de bron opende
John en Margaret bouwden een huis en maakten goed gebruik van een drukpers, maar opnieuw waren er geen bekeringen totdat John op een dag aankondigde dat hij een put zou graven om vers water te verkrijgen. De inboorlingen werden met afschuw vervuld. Zij waren er zeker van dat de wanden inzakken zouden en dat John daardoor zou omkomen. Dat kon tot gevolg hebben dat er een Brits oorlogsschip zou verschijnen om zijn dood te wreken. En hoe dan ook: zij wisten dat de regen niet uit de grond kan komen.

John groef maar door, en na veel gebed liet hij weten dat hij de volgende dag drinkwater zou aantreffen. Toen dit gebeurde, kwam het opperhoofd Namakei in zijn hart tot de overtuiging dat de God van John inderdaad de machtige God was waarover John vertelde. Op de zondag nadat de put met water gevuld was, wendde het opperhoofd zich tot zijn mensen: “Wij hebben gelachen om de dingen die de “Missy” (missionaris) ons vertelde, omdat we Hem niet konden zien.” “Maar vanaf vandaag geloof ik dat alles wat hij ons over zijn God Jehovah vertelt de waarheid is. Ooit zullen onze ogen het zien. Vandaag hebben we gezien dat er regen uit de aarde komt. Vanaf vandaag, mijn volk, moet ik de God dienen die voor ons de put geopend heeft en die vult met water van beneden. De goden van Aniwa kunnen niet horen, kunnen ons niet helpen, zoals de God van Missi. Vanaf nu ben ik een volgeling van de God Jehovah”.

De genade van God in werking
Jaren later was de trouwe Namakei stervende. Toen hij John Patons hand vasthield, zei hij: “O mijn Missi, mijn beste Missi, ik ga eerder dan u, maar ik zal u opnieuw ontmoeten in het huis van Jezus. Vaarwel”. Zo stierf het oude opperhoofd. Hij was een bekeerde kannibaal, die een liefhebber werd van Christus. John en Margaret zagen de werkzame genade van God toen bijna elke inwoner voor Christus was gewonnen. John sprak vaak over Gods genade in de bekering van de grootste der zondaren - in het bijzonder als hij aan Gods Tafel zat - met mannen en vrouwen die anderen hadden vermoord en hun vlees gegeten hadden. In deze jaren reisde John de wereld rond en sprak zich uit tegen de verkoop van alcohol en wapens aan de inboorlingen, maar ook tegen de verschrikkelijke handel die het voor inlanders noodzakelijk maakte om in Queensland en elders slavenwerk te doen.

Koning van de kannibalen
Tijdens een bezoek aan Engeland werd hij door de grote C.H. Spurgeon aan huis uitgenodigd, die John bij de aanwezigen introduceerde als “John Paton, de koning der kannibalen”. Terugziend op zijn zware leven in de dienst van Christus zei Paton: “Och, dat ik mijn leven opnieuw zou kunnen beginnen! Dan zou ik het opnieuw aan Jezus wijden door de bekering te zoeken van de overresgebleven kannibalen van de Nieuwe Hebriden. Maar daar dit niet kan, moge Hij mij helpen om elk moment te gebruiken en elke kracht die nog in mij over is mijn uiterste best te doen om dit geliefde werk voort te zetten”. De Patons gingen in Melbourne wonen, waar Margaret in 1905 in Christus stierf, in 1907 door John gevolgd. John had verlangd naar Tanna terug te keren om opnieuw Christus te prediken, maar dat mocht zo niet zijn. Maar zijn zoon Frank nam het werk over dat zijn vader achter had moeten laten en besteedde menig jaar aan het prediken van de Heere Jezus aan de inboorlingen van Tanna. John Paton besteedde zijn leven in de dienst en tot de eer van Christus. Het was een leven met gebed, en alles wat hij bereikte droeg hij aan de kracht van God op.


King of the Cannibals – The Story of John G. Paton, door Jim Cromarty. Uitgave van de Evangelical Press,
ISBN 0852344015, prijs £ 8,95.

Dit artikel werd u aangeboden door: Protestants Nederland

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 maart 2008

Protestants Nederland | 24 Pagina's

John Paton, Koning van de kannibalen

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 maart 2008

Protestants Nederland | 24 Pagina's