Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Johanna Hobius: Onderschat vrouwen niet!

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Johanna Hobius: Onderschat vrouwen niet!

Lofdichten in merkwaardig boekje voor alle eerbare vrouwen

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

In de Zeeuwse Bibliotheek staat een zeldzaam en merkwaardig boekje van Johanna Hobius: Het lof der vrouwen. De Hoge Raad deed op 9 april 2010 een uitspraak over het vrouwenstandpunt van de SGP. Wat hebben beide uitspraken met elkaar te maken? Toen ik in de literatuur op zoek ging naar 17e-eeuwers die over de verhouding tussen vrouwen en mannen geschreven hadden, kwam ik onder andere bij Hobius uit en ik las haar interessante gedicht Lof voor alle Eerbare Vrouwen en jongh-vrouwen, en een tegenwerpinge aen alle verachters der selver.

Ik heb de citaten letterlijk overgenomen en de spelling niet gewijzigd. Het boekje uit 1643 is merkwaardig, omdat het slechts 25 pagina’s tekst bevat, waarna 145 lege bladzijden volgen!

Johanna Hobius
Johanna Hobius was een burgemeestersdochter. In goed Zeeuws luidde haar naam overigens Johanna Jobse. Haar vader, Jacob Hobius, bekleedde dat ambt in Brouwershaven. Dat is de geboorteplaats van de populaire dichter Jacob Cats, van wie vader Hobius een achterneef was. Johanna werd omstreeks 1614 geboren. Ze trouwde met een zekere Arnout van Beyeren en verliet Zeeland. Op ongeveer dertigjarige leeftijd overleed ze al. Ook vader Jacob schreef gedichten, maar omdat hij overleed toen Johanna zes jaar oud was, heeft hij haar geen opleiding kunnen geven. Zijzelf zegt dat ze nooit geschoold is in de dichtkunst. Naar het woord van Vondel kan gelden: Natuur baart den dichter; de kunst voedt hem op. Maar bij Johanna gaat het dus alleen om het eerste deel van de uitspraak. Zichzelf portretteert Johanna in het lofdicht als volgt:

Ick ben een slechte Maeght, een oude Zeeu gebooren,
Maer soucke niet-te-min de wijsheyt na te spooren. (…)
Soo wy maer eens door sien de oude Schryvers boecken
En eens der Vrouwen lof gaen neerstigh ondersoecken.
Wy sullen menichmael geheel verwondert staen,
Wanneer wy haer verstant en wijsheyt mercken aen. (p. 4)

Een eenvoudige vrouw van Zeeuwse afkomst, dat was ze dus. Het gedicht dat Johanna Hobius geschreven heeft, is niet origineel. Net als veel dichters uit de 17e eeuw nam ze een voorbeeld uit de literatuur dat ze navolgde en aanpaste aan de situatie. Het gedicht Lofdichten op vrouwen zijn er meer in de 17e eeuw. Grondlegger van het genre is Boccaccio die in 1374 een gedicht schreef over beroemde vrouwen. Overigens maakte hij er ook een over beroemde mannen. Ook de bekende dichter Constantijn Huygens heeft een Vrouwelof geschreven. Het lofdicht van Hobius telt 336 regels en is daarmee een stevig gedicht geworden wat de omvang betreft. Naar de gewoonte heeft Johanna het gedicht geschreven in alexandrijnen, regels van 12 of 13 lettergrepen. Ook in het rijm houdt ze de gewoonte aan: ze rijmt alternerend, dat wil zeggen dat na twee regels waar de rijmklank helemaal aan het eind staat, er twee regels volgen die een rijmklank hebben waarop nog een onbeklemtoonde lettergreep volgt. In regel 1-4 begint ze overigens andersom. Daar is het zo: verachten –verwachten; spreekt verbreekt. Johanna zet het lofdicht in met een vraag aan mannen die vaak iets negatiefs zeggen over vrouwen, maar de vraag is of ze niet beter weten.

Komt hier die zyt gewoon de Vrouwen te verachten,
Ick wensch op dese vraegh u antwoort te verwachten.
Of ghy niet beter weet als uwen mont en spreeckt,
Of dat ghy met gewelt der Vrouwen lof verbreeckt.
Men vint nu hedensdaeghs seer veel verwaende Gecken,
Die ’t vrouwelijck geslacht van haren roem ontrecken;
En seggen dat het is van wijsheyt heel berooft,
En datter geen verstand kan rusten in haer hooft.
Dat sy te bot, en dom, te los syn en lichtveerdigh
En achten haer geen prys en gansch geen eere weerdig:
Maer brengen altydt voort’t geen haren lof bedeckt,
En spreecken noyt een woordt, dat haer tot voordeel streckt. (p. 1)

Niet mis te verstaan is de ‘titel’ die Johanna geeft aan mannen die willens en wetens aan vrouwen hun eer ontnemen. Het zijn ‘verwaande gekken’! Mannen kunnen niet volhouden dat vrouwen per definitie dommer zijn.

Listige tegenstander
Als Johanna verder gaat, wijst ze op een vaak gebezigde uitspraak van mannen: Eva is in het paradijs aan het wankelen gebracht. Dat moet de dichteres toegeven, maar tegelijk pareert ze: Eva had een zeer listige tegenstander, de duivel, maar ze heeft tenminste nog tegenstand geboden. De man Adam echter had ‘alleen maar’ een vrouw als tegenstander en bood totaal geen weerstand! Is dus Eva alleen de schuldige? Beslist niet! Wie haar bestraft, behandelt haar als palmboom en wijngaard. Al belast men die of snoeit men die, ze groeien evenwel. Al is het zo dat door Eva, de vrouw, de dood in de wereld is gekomen, ook dit is waar: haar zaad, Jezus, heeft aan de dood zijn macht ontnomen. Geen man heeft iets betekend in de komst van Jezus. Als dit nog niet voldoende is, let er dan op dat het mannen waren die Jezus ter dood hebben gebracht, maar dat Hij Zich allereerst aan vrouwen heeft getoond. Deze vrouwen werden predikers voor de apostelen en anderen.

Wie moet niet roepen uyt al is sy swack en teer,
Sy is noch met verstant begaeft van God de Heer.
Daer zynder oock geweest die noch wel and’re dingen
Dees Vrouwen schryven toe, om tot haer lof te bringen
Dat zy in Illyrien, en het Provence Landt,
Het Christelyck geloof eerst hebben in geplandt.
Wy hebben hier niet voor gelycker vele meynen,
Der mannen kloeck vernuft in ’t minste te verkleynen,
Maer roemen oock met recht der vrouwen lof en eer,
Die nu schier t’eenemael gestoten wert ter neer. (p. 2-3)

Hoewel er slechte vrouwen waren zoals Izebel en Delila, toch waren er veel andere. Was Sara niet rechtvaardig? Deed Abigaïl niet wijs? Valt Esther niet te prijzen? Aan de andere kant vallen ook slechte mannen op:

Siet Pharo den Tyran,
Hy kandt hem tegen Godt op ’t hooghste dat hy kan.
En socht niet Absalon de schande van zynVader,
Schent, Ammon Thamar niet dien listigen verrader.
Ieroboam seer wreet, en Achaes stout en quaet,
Die stelden haer altydt tegen des Heeren raet.
Soo haest als Ioran had het Coninckrijck verkregen,
Soo heeft hy met gewelt zyn Broeders al verslegen,
En gantschelijck vernielt, maer God die hem daer noch
Ten lesten eens beloont dit schandelijk bedroch.
En deed oock Nero niet zyn eygen Moeder sterven,
Een schandelijcken doodt met houwen ende kerven.
Heeft ook Herodus niet zyn eygen vrouw onthooft,
Als hy haer glans en eer had met gewelt berooft. (p. 3-4)

Kern van de zaak is nu dat niemand omwille van deze negatieve voorbeelden alle mannen veracht. Impliciet vraagt Jacoba waarom dat dan wel met vrouwen gebeurt. Ze vervolgt haar loflied door de klassieken aan te halen. Daarin vindt ze tal van lofwaardige vrouwen. Sterker nog: het zijn vrouwen die ook geprezen zijn.

Bijbelse vrouwen
Ook bijbelse vrouwen toont Hobius uiteraard aan de lezer. Ze wijst op de koningin van Scheba, die als gelijke van Salomo met hem kon spreken. Met andere woorden: ook zij was wijs. Met voorbeelden uit Engeland, Italië en Spanje en weer andere klassieken staaft Johanna haar mening. Uiteindelijk komt ze in haar eigen omgeving terecht en in haar eigen tijd:

Wel is dan onse Eeu nu van geleerde Vrouwen,
Gantsch ’t eenemael ontbloot dat kan ic niet vertrouwen,
Het is ons noch bekent hoe Comans weerde kint
Wert om haer geestigheydt van yder een bemint. (p. 8)

Wie was Johanna Coomans? De auteur zelf vermeldt dat in de marge: Iuffr. Iohanna Comans, weerde Huysvrouw van de Heer Iohan van der Moets tot Middelburgh. Ik ontleen mijn informatie verder aan het Digitaal Vrouwenlexicon (!) van Nederland. Johanna kwam ongeveer 1580 in Middelburg ter wereld, waar ze haar hele leven woonde. Ze verkeerde in de kringen van de patriciërs. Ze onderhield intensief contact met leden van de culturele elite van Zeeland. Zij was goed bevriend met het gezin van de dichter Jacob Cats, die Johanna introduceerde bij de lezers. Als opmerkelijk feit noemde hij dat er nu iemand de zangberg betrad die getrouwd was. Tot dan toe waren het alleen geleerde ongetrouwde vrouwen geweest die daar kwamen. Johanna Coomans kreeg van verschillende tijdgenoten lof toegezwaaid, onder andere van de bekende predikant en dichter Jacobus Revius. Een tweede die Johanna Hobius in haar vrouwenlof noemt, is Anna Roemersdochter Visscher. Ook voor haar heb ik het Digitaal Vrouwenlexicon geraadpleegd. Anna woonde in (het huidige) Noord- Holland. Ze was dichteres, kalligrafe en glasgraveerster. Anna Roemers groeide op in een artistiek milieu. In het ouderlijk huis te Amsterdam waren veel literatoren te gast, onder wie Coornhert, Bredero, Hooft en Vondel. Ook de geleerde Hugo de Groot hoorde bij de vriendenkring. Dit alles geeft aan dat ze op niveau haar partij meespeelde. De laatste op wie Johanna Hobius wijst, is de geleerde Anna Maria van Schuurman. Zij is tegelijk de climax.

Soo langh de Werelt heeft gestaen op hare palen,
En heeftmen van gee vrou meer wijsheyt konnen halen.
Waer heeft men oyt gesien so hoogh geleerde maegt
Die in haer geestigh breyn so groten wijsheyt draegt,
Hoe vremt de talen syn zy kanse geestigh spreken,
Waer by kan so een Maeght ten hooghsten zyn geleken. (p. 8-9)

Talenkennis
Naast haar talenkennis noemt Johanna haar kunst om diamant te snijden, haar muzikale begaafdheid, haar schildervaardigheid, kortom zij is beslist een homo universale.

Johanna rondt haar betoog af.

Verachters van ons eer wat sal uw’ oordeel wesen,
Als ghy dit kleyn Gedicht sult hebben overlesen.
Dat slecht is in der daet maer wijst noch echter aen,
Wat dat een kloecke vrou door wijsheyt kan bestaen.
Is niet een wijse Vrouw een gave van den Heere (p. 9)

Met de laatste regel legt Johanna de verbinding met de lof op de deugdzame huisvrouw uit Spreuken 31, waaraan ze verschillende gedachten ontleent.

Staet Mannen vry na eer, maer wilt de swacke vrouwen
Noyt stelen haren lof noch haren roem onthouwen.
Verheft vry uw’ verstant, maer kreuckt niet hare naem
En schryft haer nimmer toe soo lasterlycke faem (…)
Ick meen ghy Man noch Vrouw sult vinden gansch volmaeckt,
Maer hy is onbedacht die een van beyde laeckt. (p. 10)

Het moet duidelijk geworden zijn dat er zowel goede als slechte mannen en vrouwen zijn. Het is dus dwaas om de mannen eenzijdig te prijzen en de vrouwen eenzijdig te misprijzen. Zal er vandaag de dag nog een man gevonden worden die het daarmee oneens is? Al eerder is de naam van Cats gevallen. Cats heeft met zijn gedichten over mannen en vrouwen én de verhouding tussen die beiden de kijk bepaald van veel Nederlanders in de 17e eeuw. Andersom is het natuurlijk ook waar, want Cats is kind van zijn tijd. Hoewel hij de kwaliteiten van vrouwen onderkende en bezong, liet hij er geen onduidelijkheid over bestaan hoe de relatie tussen beide seksen zijn moest. Dan geldt voor hem beslist dat de vrouw onder de man staat. Aan het bijbelse ´ze is hulp van de man´ heeft Cats nooit getornd.

Dit artikel werd u aangeboden door: Protestants Nederland

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 juni 2010

Protestants Nederland | 44 Pagina's

Johanna Hobius: Onderschat vrouwen niet!

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 juni 2010

Protestants Nederland | 44 Pagina's