Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Seripando: God ziet om naar een zondaar

Bekijk het origineel

Seripando: God ziet om naar een zondaar

Generaal van augustijner orde was actief tijdens het Concilie van Trente (2)

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Men heeft uiteraard altijd geweten dat de generaal van de augustijner monniken, Girolamo Seripando, op het Concilie te Trente (1545 – 1563) een belangrijke rol heeft gespeeld bij voor-ontwerpen van het decreet over de rechtvaardiging. Maar men besefte lange tijd niet dat hij een geheel eigen inbreng had geïnspireerd door de geschriften van Augustinus. Hij zag theologie als een vorm van zielzorg en dat bracht hem ertoe om zoveel waarde te hechten aan de zogenaamde leer van de dubbele gerechtigheid.

God ziet om naar een zondaar, aldus Seripando
. De mens is door de zonde geboeid. Dat geldt elke mens – voor en na de bekering. Hij hoeft daarvoor niet altijd allerlei zondige daden te plegen. Nee, we hebben het dan over de concupiscentia: de boze begeerlijkheid die in de strijd met Gods genade er de oorzaak van is dat een christen onderweg nooit de volkomen gerechtigheid zal bereiken. Omdat uit deze begeerlijkheid – als het ware een smeulend vuur dat tot bijna niets kan terug gebracht worden en toch altijd weer aanwezig blijkt te zijn – de zonde voortkomt blijft er in de gedoopte christen altijd iets wat God haat.
Tijdens de debatten over de (erf) zonde gaf Seripando toe dat er weliswaar geen sprake is van zonden in de ware zin van het woord maar de mens voldoet dan toch maar niet aan de opdracht van tiende gebod: gij zult niet begeren. Tegenover hen die meenden dat pas de wil van de mens iets tot zonde kan maken, merkte Seripando op dat volgens Augustinus ook al het ‘niet gewilde zich bewegen van de begeerlijkheid’ een overtreding van het gebod is. De Here mag deze zonde aan de gedoopte dan wel niet toerekenen uit genade, Hij ergert er Zich wel aan.
Door het concilie is tenslotte op 17 juni 1546 het decreet vastgesteld. Het bestaat uit vijf canones waarin een aantal meningen veroordeeld worden. Voor ons is de laatste van belang. Hierin wordt gesteld dat er in de wedergeboren mensen niets is wat God nog haat. Zij wandelen immers niet meer volgens het vlees en zijn daardoor Gods geliefde kinderen. Er wordt overigens wel erkend dat er in de gedoopten nog begeerte en brandstof overgebleven is maar deze zijn er om er strijd tegen te voeren.
‘Het kan diegene die door de genade van Christus geholpen haar manhaftig bestrijden, niet schaden’. De verdoemenis wordt uitgesproken over hen die menen dat door de doop-genade de zonde slechts wordt niettoegerekend en niet echt wordt weggenomen.
Seripando heeft tenslotte ingestemd met het decreet.
Met een bepaalde manier van redeneren kon hij tenslotte menen dat zijn opvatting niet veroordeeld was: er blijft een strijd in het leven van de christen. Maar het zondige karakter hiervan is wel geweldig geminimaliseerd. Het heeft – om het zacht te zeggen - zijn positie in de volgende debatten niet versterkt.
Het kan niet ontkend worden dat voor deze mening Seripando zich terecht beroept op Augustinus en zijn uitleg van Romeinen 7. De kerkvader was ervan overtuigd dat in het leven van de christen er een voortdurende strijd is. En dat betekent – aldus zijn leerling – dat de enige houding die een christen past die van een volledig vertrouwen is op de verdiensten van Christus en de barmhartigheid van God de Vader.

Voortdurend afhankelijk van een rechtvaardigende God.
In het tractaat dat hij schreef voor Lattantio Tolomei in 1543 legt Seripando vervolgens uit dat we onderscheiden moeten in een heel aantal ‘rechtvaardigingen’.
De eerste vindt plaats wanneer God uit louter barmhartigheid van een ongelovige zondaar een rechtvaardige maakt. Hierbij spelen onze werken geen enkele rol van betekenis. Zij bestaat uit het geschenk van het geloof waarmee de schuldvergeving verbonden is. Dit geloof is op de een af andere wijze aangelegd op de liefde. Zonder deze vervulling zal het geloof uiteindelijk geen betekenis hebben. Tussen haakjes – in deze relatie tussen geloof en liefde ligt een groot probleem zoals tijdens de discussies op Trente nog blijken zal. Seripando heeft zich hierover echter niet nader uitgelaten.
De tweede bestaat uit de groei van de gerechtigheid in de voortdurende strijd tegen de concupiscentia. De derde wordt gevormd door de dagelijkse vergeving van de zogenaamde dagelijkse zonden. De vierde rechtvaardiging is vergeving van de doodzonde. Het is opmerkelijk dat Seripando dit onderscheid handhaafde. De eerder genoemde theologen die tijdens de godsdienstgesprekken in Duitsland probeerden te bemiddelen hadden dit onderscheid laten vallen in navolging van de Reformatie.
De vijfde bestaat uit het geschenk van de liefde. De mens wordt immers rechtvaardig door een heilig leven. Door geloof smeekt een mens om deze gave van Gods barmhartigheid en krijgt hij deze ook. Er is dan sprake van een leven in vrijheid en uit dankbaarheid waarin geen sprake is van enige begeerte om loon. We merken op dat het geloof scherp afgegrensd wordt van de liefde maar tegelijk ook noodzakelijkerwijs op haar betrokken is.
Tenslotte en ten zesde zal er pas volkomen gerechtigheid zijn in statu gloriae , wanneer de concupiscentia vernietigd is. Deze mag dan aan de gelovige niet toegerekend worden, de onvolkomenheid blijft hetgeen bij de Here God haat veroorzaakt en bij de mens voortdurende strijd.

Laatste rechtvaardiging
Deze laatste rechtvaardiging zal alle tekortkomingen wegnemen en volkomen rust schenken. Deze rechtvaardiging kan beschouwd worden als loon dat de gelovige met zijn strijden verdient ( 2 Tim. 2,5) maar het is beter van genade te spreken omdat de werken van de gelovige tot stand gekomen zijn dank zij Gods genade.
Het mag opvallen dat Seripando niet over de genade spreekt als iets zakelijks zoals dat in die tijd meer en meer gebeurde met alle onderscheidingen van dien. We komen dat nog wel tegen wanneer we zullen letten op de manier waarop thomisten en scotisten daarover spreken.
De augustijn ziet deze werkelijkheid als iets dynamisch en existentieels. Het gaat over God en de mens en hun onderlinge betrokkenheid. Hij wijst er voortdurend op dat de zondaar door het geloof tot lid van Christus wordt.
Dit lidmaatschap maakt het mogelijk dat de verdienste en de gerechtigheid van Christus meegedeeld worden met het gevolg dat de zonde – inclusief de concupiscentia – niet toegerekend wordt,dat er nieuw leven tot stand komt en dat straks loon uit genade geschonken zal worden.
Dit lidmaatschap maakt God tot een barmhartig Vader wanneer Hij oordeelt. Seripando beroept zich in dit verband op de exegese van zijn leermeester van psalm 103,4: alleen door Gods medelijden en barmhartigheid zal het gericht te doorstaan zijn.
Hij is in de drie jaar tot aan het concilie in deze mening alleen maar gesterkt en deze wijze van ervaren en spreken over de genade die de zondaar rechtvaardigt heeft er toe geleid dat op het concilie niet alleen abstract en scholastisch over deze dingen gesproken is.

Geen (volstrekte) heilszekerheid.
Een van de argumenten om de augustijner onder de thomisten te scharen was zijn volstrekte afwijzing van de heilszekerheid. Hij wilde hooguit een zogenaamde certitudo coniecturalis toestaan, een zekerheid die hoopt en vermoedt. Inderdaad meent Thomas dat ook maar de bewijsvoering is volstrekt verschillend.
Thomas redeneert op grond van kennistheoretische argumenten: absolute zekerheid ten aanzien van onze staat van genade is er alleen op grond van Gods openbaring. En dat komt uiterst zelden voor. Volgens Seripando is er geen zekerheid mogelijk omdat tot het laatste ogenblik de concupiscentia de ontvangen iustitia onvolkomen houdt zodat zekerheid misplaatst is.
In het eerder genoemde tractaat uit 1543 noemt hij nog een ander argument. Het geloof is nooit particularis. Het geloof houdt algemene waarheden voor zeker zoals de mogelijkheid van vergeving als zodanig. Pas wanneer dit geloof verbonden wordt met de hoop wordt deze algemene waarheid een persoonlijke zaak. Daarna is nog de liefde nodig opdat de gelovige ook doet wat hij gelooft.
Hij zegt het als volgt: Wie aan Christus gelooft, in hem komt Christus binnen en op een bepaalde manier wordt hij met Hem verenigd en tot lid van zijn lichaam gemaakt. Maar dat kan niet gebeuren wanneer niet hoop en liefde daarbij komen. Maar ook in die situatie is er nooit sprake van ongestoorde rust, want de concupiscentia zorgt ervoor dat er voortdurend sprake is van strijd. Pas na de laatste rechtvaardiging is de iustitia volkomen en de zekerheid ongeschokt.

Op het concilie.
Seripando heeft in juli 1546 bij twee gelegenheden tijdens de discussies zich laten horen. Daarbij heeft hij ook zijn mening kenbaar gemaakt in een tractaat. Het gevolg is geweest dat hem gevraagd werd een ontwerp-decreet gereed te maken. In dit ontwerp ontbraken alle specifiek scholastieke uitdrukkingen.
Het was een Bijbels, pastoraal stuk geworden, waarin hij niet nader inging op zijn bijzondere gedachten over geloof en begeerte, maar wel met zoveel woorden zijn leer van de zogenaamde dubbele gerechtigheid noemde zonder welke een gelovige geen rust en geen uitzicht kan hebben.
Dit ontwerp werd in de weken daarna grondig gereviseerd onder leiding van Cervini, één van de pauselijke legaten. Twee dingen vallen dan op:
De rechtvaardigende genade wordt omschreven als iets dat zich vasthecht aan de gelovige: gratia inhaerens.
De leer van de dubbele gerechtigheid wordt expliciet afgewezen om die aan de zoeven genoemde genade te kort doet.
In oktober komt dit ontwerp in bespreking en Seripando reageert heftig. Hij noemt bepaalde theologen zoals de bekende Contarini die gewantrouwd werd maar ook Cajetanus die boven alle kritiek verheven was. Zij voeren de belangrijke discussie met de Reformatie en die lijken nu veroordeeld te worden.
Vervolgens beroept hij zich op Augustinus en Bernhard van Clairveaux. Zij vraag was tenslotte: Moet niet bij het laatste oordeel, wanneer de mens voor Gods rechterstoel staat, de volkomen gerechtigheid van Christus de onvolkomenheid van zijn eigen werken aanvullen? Vervolgens stelde hij voor om de gerechtigheid van Christus die na de vergeving ons geschonken wordt liever te zien in de gestalte van ‘door deelname’ dan als ‘forma’.
Dit is een heel belangrijke opmerking die precies aangeeft waar als het ware de wissel omgezet is. Bij ‘deelname’ mogen we denken aan een persoon die door kontakt met een ander mag delen in het bezit van die ander. Maar het begrip ‘forma’ komt uit de aristotelische wijsbegeerte die het kontakt tussen twee dingen laat plaats vinden door de relatie forma/ materia.
Dit was in de dertiende eeuw een geweldige ontdekking waardoor bij voorbeeld meer inzicht verkregen werd in het samengaan van God en zijn schepping. Daardoor kon met name ook de sacramentstheologie een geweldige ontwikkeling doormaken. Maar daardoor werd wel de genade uit de persoonlijke sfeer gehaald en onrustbarend verzakelijkt. De leerling van Augustinus had dat door!

De laatste ontwikkelingen.
Omdat er door politieke verwikkelingen enig uitstel nodig was voordat het decreet zou worden vastgesteld werd in het midden van oktober gelegenheid gegeven om te discussiëren over de zaken die Seripando met zoveel nadruk opnieuw aan de orde had gesteld. Het ging nu vooral over de waarde van de zogenaamde gratia inhaerens, de genade die ons eigen geworden is.
Kan deze tekort schieten zodat hij aangevuld moet worden voor de rechterstoel van God? Wanneer je hem vanuit de scholastieke theologie – beïnvloed door Aristoteles – beziet moet er gezegd worden: deze genade die gezien wordt als iets dat ons ‘ingegoten’ wordt ( gratie infusa) is volmaakt. Maar wanneer je met Seripando denkt aan de goede werken die in de genadestand gedaan worden dan is er steeds weer de storende factor van de concupiscentia. Een probleem is er wel voor Seripando: de uitspraken van sessio V. Maar hij kon zich beroepen op Thomas en Scotus die gesproken hadden van een relatieve onvolkomenheid van de aardse Godsliefde.
Er ontstond naar aanleiding van de voorgelegde vragen een grote spraakverwarring. Men kon met Seripando meevoelen maar zijn uitweg niet aanvaarden. De oorzaak is dat de leiding van het concilie de vragen die opkwamen uit existentiële nood – zo kan met het toch noemen?
– verwoord heeft in scholastieke begrippen. En met dit systeemdenken moesten zijn tegenstanders zijn leer van de dubbele gerechtigheid wel afwijzen: genade zou geen goddelijke gave zijn wanneer deze niet volmaakt was en niet het eeuwige leven zou verdienen.
Sommige patres wezen ook al even op de betekenis van het ‘mystieke lichaam van Christus’, waaraan men deel kon krijgen – met name langs de weg van de sacramenten. Dit leerstuk geeft de enige bevredigende oplossing voor dit probleem binnen het scholastieke denken, maar geeft de gelovige zondaar met zijn existentiële vragen niet de rust waar Seripando om vroeg.

Ernstige aanval van jezuïet
Veel ernstiger was de aanval die de jezuïet Laynez deed op de voorstellen van Seripando. Sinds een paar jaar bestond deze orde en nu waren de eerste vertegenwoordigers naar Trente gekomen. Op 26 oktober kreeg hij het woord en hij gaf duidelijk aan dat de leer van de dubbele gerechtigheid het hele kerkelijke systeem op de helling zou zetten.
Wanneer de troon der gerechtigheid zou vervangen worden door die van de barmhartigheid, zo zei hij, dan zouden de menselijke verdiensten geen betekenis meer hebben, dan zou de biechtstoel kunnen worden geruimd, dan zouden de kerkelijke straffen niet meer kunnen worden opgelegd., dan hadden de heiligen met hun werken geen invloed meer. Kortom – dan zou het hele kerkelijke systeem waarin zoveel geld omging (!), in elkaar storten. Toen was het pleit beslecht.
Op 5 november kwam het volgende ontwerp ter tafel. Alle nadruk viel nu op Gods rechtvaardig oordelen naar ieders werken. Seripando was diep geschokt en op 26 november voerde hij nog eenmaal het woord om twee dingen te bereiken:
Dat zijn mening als orthodox erkend zou worden al stond er daarvan niets meer in het decreet.
Dat zijn persoonlijke vroomheid geduld zou worden. Hij wees op de permanente zijns- en levensbetrekking tussen de rechtvaardige en Christus. Niet alleen op het moment van zijn rechtvaardiging leeft de mens van de verdiensten van Christus. Heel zijn leven heeft hij de voortdurende voorbede nodig van zijn Heiland, hetgeen meer is dan een herhaalde aanvulling van zijn tekortkomingen.
Ondanks alle waardering voor deze man en zijn oprechte vroomheid werd het de overgrote meerderheid steeds duidelijker dat men hem in dit decreet geen duimbreed toe kon geven: het hele systeem van denken en handelen zou op de tocht komen te staan. In plaats van een duplex iustitia kwam er in het decreet de term unica formalis causa.

Gregorius van Padua
Alleen drie van zijn ordegenoten stonden hem tot het laatst toe terzijde. Ik noemde eerder de vierde: Gregorius van Padua. Hij heeft opgemerkt dat het in de theorie van het scholastieke denken niet toelaatbaar is te stellen dat de gratia inhaerens niet voldoende zou zijn om in Gods oordeel vrijgesproken te worden. Hij voegde er echter aan toe dat wanneer hij God moest ontmoeten graag met Seripando mee zou gaan en opnieuw een beroep zou doen op de gerechtigheid van Christus.
De conclusie kan zijn dat het concilie van Trente bij monde van Seripando op een indrukwekkende manier geconfronteerd is geweest met het ‘Anliegen’ van de Reformatie en toen niet in staat (of bereid) is geweest op een juiste manier te reageren. Aristoteles had meer gezag dan Paulus.
Er blijven in dit verband twee belangrijke vragen over. In de eerste plaats: is de theologie van de beide vooraanstaande scholen werkelijk zo door de filosofie geketend dat de Schrift en de zielzorg niet aan bod kunnen komen?
Ten tweede: nadat de paus de besluiten van Trente vastgesteld heeft is het in principe niet meer mogelijk hier iets aan te wijzigen. Roma locuta, causa finita. Maar is er door interpretatie van de uitspraken misschien toch nog ruimte te scheppen voor een antwoord op de legitieme vragen die Seripando en de Reformatie aan Rome stelden? Dan zou het toch nog mogelijk kunnen zijn om werkelijk met Rome in gesprek te komen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Protestants Nederland

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 maart 2011

Protestants Nederland | 32 Pagina's

Seripando: God ziet om naar een zondaar

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 maart 2011

Protestants Nederland | 32 Pagina's