Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Geschiedenis is recht doen aan gestorven mensen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Geschiedenis is recht doen aan gestorven mensen

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Op 21 november 2011 is Arie Theodorus van Deursen op tachtigjarige leeftijd in een verpleeghuis in Oegstgeest overleden. Zes weken hiervoor sprak hij bij de presentatie van zijn nieuwste boek In Katwijk is alles anders: een christelijk dorp ontmoet de wereld, 1940- 2005 dat het geen toeval, maar een zegen was, dat hij te midden van zijn vrouw, kinderen en vrienden, deze presentatie vanuit zijn rolstoel kon meemaken. In deze enkele zinnen, beleed Van Deursen opnieuw zijn christelijke levensovertuiging. Een overtuiging die in dienst heeft gestaan van zijn grote liefde: vertellen over gewone mensen in de geschiedenis.
Vooral door en sinds zijn befaamde Huizinga-lezing in 1994 is Van Deursen behalve als historicus, ook als cultuurcriticus bekend en bemind geworden. Als spreker van de prestigieuze Huizinga-lezing vergeleek hij toen de antiliberale en tot het christendom bekeerde Isaac da Costa en de cultuurhistoricus Johan Huizinga met elkaar. Beiden koesterden bezwaren tegen de geest der eeuw.
Van Deursen was emeritus hoogleraar nieuwe geschiedenis aan de Vrije Universiteit in Amsterdam (1971-1996). Hij was op 23 juni 1931 in Groningen geboren als vijfde en laatste kind van Arie van Deursen en Trijntje Smilde. Zijn vader was in Aries geboortejaar, gepromoveerd en genoot bekendheid om zijn boeken en lezingen over de geografie van het Heilige Land in heden en verleden.
Kerkelijk waren zijn ouders aangesloten bij de Gereformeerde Kerken. Van Deursen is in zijn leven meer dan één keer van kerkgenootschap veranderd. Via de Vrijgemaakten en Nederlands Gereformeerde Kerken, werd hij in Katwijk lid van de Christelijke Gereformeerde Kerk om een half jaar geleden over te gaan naar de hervormde gemeente in de Protestantse Kerk in Nederland.
Hij is zijn hele leven trouw gebleven aan een diepgeworteld geloof in de betrouwbaarheid van de Schrift en de christelijke zedenwet. Niet alleen de wereld om hem heen is gedurende zijn leven ingrijpend veranderd. Omdat hij niet inzag waarom een mens onder druk van de tijdgeest zijn mening moet veranderen, bleef hij ook in gereformeerde kring dezelfde. Daarmee kwam hij vaker alleen te staan.
Van Deursen begon zijn werkzame leven bij het Bureau der Rijkscommissie voor Vaderlandse geschiedenis. Als medewerker (van 1958 tot 1967) gaf hij twee delen uit in de nieuwe reeks van de Resolutiën van de Staten-Generaal 1610-1670. Dit archiefwerk bracht hem menigmaal in staat van opwinding.
Door zijn acribie, speurzin en arbeidsvreugde legde hij de basis van zijn vaak geroemde kennis van de late zestiende en de zeventiende eeuw. Zijn vele publicaties getuigen van zijn liefde voor de gewone man en vrouw, aan wie hij recht wilde doen. Daarmee stond hij aan de wieg van de beoefening van de verhalende geschiedschrijving.
In de bundel Groen van Prinsterer en de geschiedenis (Kampen 1994) definieert Van Deursen grote geschiedschrijving als een vereniging van visie en technisch vermogen. Het komt me voor dat hij hiermee het beste oordeel ook over zichzelf gegeven heeft. Zijn meesterschap komt tot uitdrukking is de beginzin van elk van zijn boeken.
Het zijn zonder uitzondering elke keer weer voltreffers. “Geschiedenis bewijst niet, ze vertelt”. Zo begint De last van veel geluk (2004). Wat dient de geschiedenis te vertellen? Bij de presentatie van het boek Het gereformeerde geheugen op 9 juli in 2009 in de Nieuwe Kerk in Amsterdam heeft Van Deursen zijn opvattingen hierover gegeven: “Ik heb het altijd vanzelfsprekend gevonden, dat christenen – en dus ook gereformeerden – graag kennis willen bezitten van hun verleden. Zelf noem ik dat de gemeenschap met de kerk van alle tijden. En gemeenschap is naar zijn aard een positief woord. Natuurlijk: de geschiedschrijving heeft haar rechten. Voor de historicus blijft het altijd de eerste plicht, de waarheid te vertellen, zonder te vragen of die welkom zal zijn. Maar het is ook zijn taak te doen wat de oude catechismus omschrijft als: de eer en het goed gerucht van onze naaste waar wij kunnen en mogen te bevorderen”.
De waarheid vertellen. In Transparant schreef Van Deursen vorig jaar: “Hoe kun je een geschiedenis van Nederland schrijven alsof het water niet bestaat en een geschiedenis van Afrika alsof de zon niet bestaat”. Hij wil zeggen: hoe kun je de werkelijkheid beschrijven of zelfs maar benaderen als je de Almachtige uitsluit. Mensen uit het verleden kun je niet doorgronden als je van hun geloof geen weet hebt”.
Zijn – mijns inziens - opus magnum, Bavianen en Slijkgeuzen (1974) opent met de zin: “Mijn ziel heeft een gruwel van de calvinisten”. Dit boek gaat niet over theologie, filosofie, staatkunde, macht, hooggeleerde professoren, synodezittingen of Statenvergaderingen. Het omstreden punt, de leer van de verkiezing en de verwerping, is beperkt tot een enkel zinnetje. In dat enkele zinnetje heeft Van Deursen de predestinatie op een manier die elke catechisant begrijpt, uitgelegd.
Van Deursen heeft grote betekenis gehad voor de geschiedschrijving. Zijn verhalende geschiedschrijving is vernieuwend. Door zijn ambachtelijk bronnenonderzoek en zijn verhaal daarover, wordt een beeld opgeroepen van mensen uit een ver en vreemd verleden. Soms komen deze medemensen zelfs even in het heden omdat Van Deursen met ze lijkt te praten. Niet opdringerig en juist daardoor worden we heel af en toe intiem met ‘gewone’ mensen uit voorbije tijden.
Van Deursen heeft grote betekenis gehad voor de christelijke of zo u wilt, protestantse of gereformeerde gezindte. Zijn vele publicaties over Mensen van klein vermogen, (1978), Graft (1994) en Katwijk (2011), maar ook over Willem van Oranje (1995), Maurits (2000) en Groen van Prinsterer, over hoe zij leefden en hoe het geloof hen in beweging bracht, zijn christelijkhistorisch.
In twee mooie artikelen over Groen van Prinsterer in Protestants Nederland (jaargang 2008) spreekt Van Deursen opnieuw zijn overtuiging uit “dat de God van de Schriften niet een andere is dan de God van vandaag, en dat Gods volk vandaag één is met Gods volk in vroeger tijden.”
Van Deursen heeft grote betekenis voor de toekomst. Hoe zullen wij omgaan met de geschiedenis? Hij heeft ons een erfenis nagelaten. Zijn boodschap is dat wij niet van het verleden zijn. Maar het verleden is wel van ons. We moeten met het verleden omgang blijven houden. We mogen niet over het verleden heersen. En als we het vergeten is dat tot onze eigen schade.
Arie van Deursen heeft ons zijn hele lange leven verteld over de geschiedenis. Daarin heeft hij recht aan de gestorvenen willen doen. Wij doen het meeste recht aan Van Deursen, die nu zelf gestorven is, als we de geschiedenis vertellen aan de volgende generaties. Een geschiedenis waarin God is. Dat is ons verhaal!

Dit artikel werd u aangeboden door: Protestants Nederland

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 december 2011

Protestants Nederland | 28 Pagina's

Geschiedenis is recht doen aan gestorven mensen

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 december 2011

Protestants Nederland | 28 Pagina's