Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Katholiek breed en bevindelijk diep

Bekijk het origineel

Katholiek breed en bevindelijk diep

Ds. A. Beens: een alternatieve aanduiding voor christelijk conservatief (1)

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Tijdens een bijeenkomst van het Christelijk Conservatief Beraad in juni van dit jaar te Barneveld zou het het best kunnen gaan over ds. J.T. Doornenbal of dr. W. Aalders, aldus de suggestie van de uitnodiger voor deze bijeenkomst. Eigenlijk vond ik dat wel gelukkig, want van mannen als Edmund Burke en Alexis de Tocqueville weet ik, vooral via Andreas A.M. Kinneging, wel wat maar niet genoeg om het lef te hebben over hen in zon uitgelezen gezelschap een verhaal te houden. Met Doornenbal ligt dat anders. Enigszins ervaringsdeskundige wil ik mij – bescheiden, dat wel – noemen.

Daarbij realiseer ik mij overigens dat je, als babyboomer zoals ik, je al gauw praat over figuren die veel mensen om je heen al helemaal niet meer kennen. Doornenbal is natuurlijk wel wat legendarisch geworden als ‘de dominee van Oene’. Dat om elke vermenging met de meubelman uit Lienden te voorkomen….
Er is een tijd geweest dat ieder hervormd mens althans wist waar Oene lag en dat daar een wat wonderlijke dominee stond die de Hervormde Kerkbode heel veel niet-Veluwse lezers bezorgde. Geen dominee van dertien in een dozijn, al was hij echt geen preekwonder en zeker geen preektijger.
Denk ik aan hem, dan komen twee dingen als vanzelf bij mij boven. Het eerste gaat terug op mijn kinderjaren en dateert van de begrafenis van ‘vrouw Brouwer’ of, zoals ze in de volksmond heette ‘Margje Groothuis’. Mijn geboortehuis paalde aan de oude begraafplaats en vanuit onze bovenramen waren we van menige begrafenis stille getuige.. Zo ook van die van ‘vrouw Brouwer’ in oktober 1956. Zij was een ‘grote’ in het Koninkrijk, hoewel echtgroten altijd kleine gedachten van zichzelf plegen te hebben. Het was een grote schare die rond haar graf samenstroomde. Iedereen keek gespannen naar de predikant die het Woord sprak.
Ik zag echter één man – Doornenbal met zijn typerende wat lange, scherp gesneden gezicht, die voortdurend in de lucht stond te kijken. Met grote regelmaat ruiste een vlucht duiven over de dichte drom mensen en ik zie nog dat gezicht, opgeheven, de vlucht volgen, iedere keer weer.

Zendingsdag
Het tweede dateert van latere jaren, uit mijn studententijd. De zendingsdag van de GZB in Driebergen, met soms wel 20.000 bezoekers. Ik had een aantal dia’s gemaakt. Voor later, dacht ik toen al. Toen ze klaar waren zag ik op één ervan wat ik op dat ogenblik zelf niet had opgemerkt. Ik had Doornenbal ook in het beeld gevangen. Alleen, hij zat achterstevoren op zijn stoel en staarde de rijen achter hem, waar nogal wat vrouwen in klederdracht zaten, in het gezicht, helemaal verzonken.
Die dia koester ik een beetje. Doornenbal, de vreemde, de tegendraadse, de man die niet helemaal van deze tijd leek en zelfs een beetje buitenslevens en toch – dat wist ik al langer – van deze aarde hield, hartstochtelijk, melancholisch, in geen hokje passend, litterair breed geïnteresseerd en belezen, breed denkend. Geen betere foto op de omslag van het boek van Bart Jan Spruijt dan die waarop hij in gesprek met een meneer pastoor staat afgebeeld.
De man die bezield kon schrijven over een mystica als Therèse van Lieux en die de monnikspij niet zou misstaan hebben, maar ook de man die, na op een doordeweekse avond gepreekt te hebben ergens in een stad, in de trein stapte en daar in een coupé een collega trof en hem toevertrouwde dat hij zich na afloop van de dienst leeg en ellendig had gevoeld en maar naar een bioscoop was gegaan. Ik denk niet dat het zozeer een symptoom van katholieke breedheid was, als misschien wel van een zelden vertoonde bevindelijke diepte. Zij gaat nog wel eens vergezeld van een pijnlijke existentiële ontreddering.
Spruijt heeft nogal wat te verduren gehad omdat hij deze Doornenbal tot een soort boegbeeld of icoon van het christelijk-conservatieve denken zou hebben uitgeroepen. Ergens wat bungelend op de lijn van de historie tussen Burke en De Tocqueville en de nieuwe editie van conservatief gedachtegoed rond de laatste eeuwwisseling in. Aanvankelijk dacht ik dat zelf ook en ik ben er nog niet helemaal van overtuigd.

Verschietende ster
Het essay als deel 2 in zijn boek ‘Als je eenmaal hebt liefgehad’ heeft mij wel tot nadenken gestemd. Feit is natuurlijk dat Doornenbal zichzelf niet echt bewust is geweest van dit alles en zeker niet met opzet was die hij wilde zijn. Was hij een verschietende ster tegen de hemel van zijn dagen? In ieder geval stond hij in zijn laatste levensfase – hoewel niet toen pás – als een wat zonderlinge enkeling in het leven van toen.
En toch beroerde hij blijkbaar snaren bij meer mensen dan hij voor mogelijk hield. Hij was een man van de historie - een soort miniatuur- en veel meer nog van de toekomst van het Koninkrijk.
Geen woord valt zo vaak als heimwee in die wonderlijke mengeling van wat was en wat komt, waarbij het heden er meestal niet goed van af kwam. Ik denk aan een paar zinnen uit het begin van Spruijts essay. ‘Conservatieven zijn mensen met een geheugen. Conservatisme is ‘ideologie geworden heimwee’, een gefluisterde schreeuw dat alles moet blijven zoals het nooit geweest is.’
Want conservatisme – ‘verlicht’ conservatisme (als afglans van Het Licht, vul ik dan in) – wil zich niet vastklampen aan wat de waan van gisteren is en dus eeuwig voorbij, maar wil in ere houden wat eeuwig geldig is. Dat benoemde Doornenbal als de ‘Wetten van het Koninkrijk, die ons breken als wij hen breken’.
Waar kon je dat gevoelen nog meer vinden in die tijd? Je kon Doornenbal geen Kohlbruggiaan noemen. Daarvoor was zijn theologie – als je daarvan kon spreken – teveel gestempeld door een bepaalde bevindelijkheid als die van vissers van Arnemuiden, Elburg of Katwijk, of van die wat bizarre schuurkerkjes en groepjes.
Weer zoiets: hij was in een zeker opzicht hoogkerkelijk, maar had tegelijk een zekere liefde voor wat in schuur of kot werd geleerd en beleefd.
Als jong studentje kwam ik in 1966 voor het eerst op een jaarvergadering van de Vrienden van Kohlbrugge, toen nog in een kerk aan de Utrechtse Kanaalstraat. Een hoog gehalte aan driedelige pakken, aanzienlijke bolknaks, deftig volk, wat oude, gerimpelde dames met een natuurlijke voorkomendheid en deftigheid.

Spontaan heimwee
Spontaan heimwee – daar heb je het weer – welt in mij op in deze tijd van casual kleding en kale halzen zonder de finishing touch van een mooie stropdas. Mensen die een natuurlijk gezag uitstraalden en in hun discussies niet verstrikt zaten in de waan van de dag.
Oud-hervormd, noem ik dat, verwant aan een cultuur als die in de vroegere Christelijk Historische Unie, breed en – jawel – ook iets katholieks van de algemene christelijke kerk, niet verziekt door allerlei spitsvondig getheologiseer en almaar opscherpen van scheidingslijnen. Later plaats je dat, in het licht van figuren als A.F. de Savornin Lohman en F.C. Gerretson en ja, ook ‘de freule’.
Toen was er maar één van: C.W.I. Wttewaal van Stoetwegen en de wat gewonere H.W. Tilanus op z’n damesfiets door Den Haag peddelend. Het stak op een bepaalde manier af bij het SGP-milieu waaruit ik zelf stam, met tijdredes en heel veel laaghangende oordelen en langzaam, l-a-n-g-z-a-a-m zingen en wonderlijke exclamaties over Hol-landers die Nederlanders moesten worden, het had warempel soms iets cabaretesks.
Kwam je bij de Kohlbruggemensen, dan ademde je ruimer, de hemel was er hoog, maar niet gesloten, de belijdenis breder, want gevat in de historie van de kerk met oog voor de katholiciteit.

Oud-westers
Heeft C.S.Lewis – en nu citeer ik nog even Spruijt – als hij zichzelf afficheert als een oud-westers mens – iets van een dinosaurus waarvan er niet meer zoveel voorbij zullen komen – iets van een christelijk-conservatief? Luidt daarin een doodsklok over conservatieven en zeker over christelijke conservatieven?
Ach, arme Doornenbal, ook jij was geen dinosaurus. Je was wel oud-westers.
Je fulmineerde met recht en reden tegen de nieuwe tijd in Oene toen de kleine boerderijraampjes sneuvelden en de etalagevensters het zicht op de wereld openbraken maar tegelijk het private tot een kijkkast degradeerden. Hij had de oude tijd liefgehad.
Hij was zijn tijd vooruit anderzijds omdat hij de nivellering van het moderne leven haatte, en scherp inzag dat de gepropageerde gelijkheid, als basisidee van de moderne democratie, rampzalige gevolgen zou hebben voor de samen-leving in het noodwendig worden naar beneden bijstellen van waarden en idealen.
Ik was enige tijd geleden in Rostock en Stralsund in het oosten van Duitsland, en weer viel me de verregaande versjofeling van het mensdom op: dezelfde sportschoenen, dezelfde afgetrapte spijkerbroeken , dezelfde vormeloze, voddige jacks en dezelfde sombere, lege blik, een moordende uniformiteit, net als in Amsterdam of in Lutjelollum.

Dinosaurussen gevraagd?
Dinosaurussen gevraagd? Ach nee. Wel mensen, jonge mensen, hoop ik, vooral, die niet alleen maar voor de materie leven maar respect hebben of krijgen voor de grote waarden die ons in de joods-christelijke traditie van dit land en van West-Europa zijn overgeleverd. Die verlangen, dwars tegen de heersende mode in, ook in de politiek daaraan gestalte te geven, en een klimaat te bevorderen waarin die politieke belangstelling wordt gewekt en verdiept.
Een jong volk dat zich heroriënteert op de bronnen die vloeien in de Bijbel en die een cultuur kunnen drenken en voeden. Werkelijk conservatiefzijn is met voorzichtigheid te doorgronden, te ijken, te implementeren in de huidige tijden en gelegenheden, maar zonder weg te werpen wat gebouwd en ontstaan is in een reeks van eeuwen, wat doordacht is in de tradities. Dóórdragen van ideeén en instituties die verdwijnen en die we niet kunnen missen om ten overstaan van God en mensen een goed leven te leiden. Dat zal ongetwijfeld niet eenvoudig zijn en het zal in een zekere zin ook lijden kunnen meebrengen, eenzaamheid. Ik denk aan mannen als Blaise Pascal, als mr. G. Groen van Prinsterer, als, jawel ook hij, Isaäc da Costa met zijn ‘Bezwaren tegen de geest der eeuw’.
Handelden zij uit een verlangen naar een tijd die nooit bestaan heeft? Of moeten we zeggen: hun geheim was de tijd die ooit bestaan zal? In dat geval waren het de maximale progressievelingen, die hun geheimenis niet in de kast legden maar voortekenen wilden oprichten.
In ieder geval niet konden denken dat hun eigen tijd de meest schitterende van alle was, de ultieme toestand die alle andere eeuwen in de schaduw stelde. Dan is namelijk het grote potverteren begonnen zoals wij dat zagen in de nadagen van het Romeinse Rijk en zeker ook in de tijd van heden.


Dit artikel is het eerste van een tweeluik, gebaseerd op de inleiding, die ds. Beens heeft gehouden tijdens een bijeenkomst van het Conservatief Christelijk Beraad, op 8 juni 2011 in Barneveld.

Dit artikel werd u aangeboden door: Protestants Nederland

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 december 2011

Protestants Nederland | 28 Pagina's

Katholiek breed en bevindelijk diep

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 december 2011

Protestants Nederland | 28 Pagina's