Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Rome tussen traditie en vernieuwing

Bekijk het origineel

Rome tussen traditie en vernieuwing

Een analyse van twee werken van kardinaal Walter Kasper -1

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

Is Rome veranderd? Die vraag is erg lastig te beantwoorden als we ons verdiepen in nieuwe inzichten van de Rooms-Katholieke Kerk die minder rooms lijken zijn en zelfs een toenadering tot het reformatorisch gedachtegoed laten zien. Met name het Tweede Vaticaanse Concilie (1962-1965) heeft tot een herziening van traditionele rooms-katholieke posities geleid. Maar is er werkelijk ruimte voor meer protestantse visies of zijn de traditionele rooms-katholieke posities alleen maar verstevigd?

We onderzoeken deze vraag naar aanleiding van twee werken van de Duitse kardinaal Walter Kasper (1933), tot vorig jaar voorzitter van de pauselijke Raad voor de Bevordering van de Christelijke Eenheid. Hij beschrijft in zijn boek Een rijke oogst (oorspronkelijk Harvesting the Fruits, 2009) de vruchten van de oecumenische dialoog en laat zien waar in de afgelopen decennia vooruitgang is geboekt en waar nog steeds de pijnpunten liggen.
Ook relevant is zijn dit jaar verschenen lijvige boek Katholische Kirche. Wesen – Wirklichkeit – Sendung dat een helder inzicht geeft in de nieuwste ontwikkelingen in de Rooms-Katholieke Kerk (RKK).

Oecumene
In zijn boek Een rijke oogst constateert Kasper dat er een belangrijke consensus is bereikt op het punt van het gemeenschappelijk geloof in Jezus Christus, de Drie-eenheid, het heil, de rechtvaardiging, de heiliging, de kerk, de sacramenten en doop en eucharistie. Kasper onderzoekt de resultaten van de dialoog van de RKK met de luthersen, gereformeerden, Anglicanen en methodisten, meest vertegenwoordigd in officiële wereldbonden.
Volgens Kasper bracht het Tweede Vaticaanse Concilie de RKK officieel binnen in de oecumenische beweging en heeft het vele vooroordelen en misverstanden uit het verleden overwonnen. Het concilie verklaarde in zijn decreet over het Oecumenisme, Unitatis Redintegratio (1964), het herstel van de eenheid van alle christenen tot een van zijn voorname aandachtspunten. Christus heeft maar één Kerk gesticht, verdeeldheid onder christenen is daarom in tegenspraak met de bedoeling van Christus.
Er zijn volgens Kasper sindsdien bruggen van nieuw wederzijds begrip en praktische samenwerking gebouwd. Al heeft het oorspronkelijke enthousiasme plaats gemaakt voor “nieuwe soberheid” en zijn er twijfels over de toekomst, dat neemt niet weg dat het tijd is om de rijke resultaten van sommige dialogen met de westerse partners te oogsten.1
We hebben, zo zegt hij, veel bereikt, meer dan we veertig jaar geleden hadden kunnen denken en dromen, al wil hij realistisch zijn en beseft hij dat we ons nog in een tussenfase bevinden. “Er blijven fundamentele problemen die om een oplossing vragen en verschillen die moeten worden overbrugd.”2
Daarover gaat het in deze artikelen.

Kerk
Belangrijk punt in de oecumenische toenadering is volgens Kasper de visie op de kerk. De RKK heeft zich hierover uitgesproken in de decreten van het Tweede Vaticaanse Concilie over de kerk (Lumen Gentium) (LG) en het oecumenisme (Unitatis Redintegratio) (UR), en de encycliek Ut unum sint (1995) (UUS) van (destijds) paus Johannes Paulus II.
Het document UR gaat uit van wat de kerken gemeenschappelijk hebben, dat is het gemeenschappelijke belijden van de Drie-enige God en Jezus als Heer en Verlosser. Door de gemeenschappelijke doop is er een werkelijke, maar onvolledige gemeenschap tussen de RKK en de kerken waarmee de RKK in dialoog treedt.
Oecumenische dialoog heeft volgens Kasper niets te maken met relativisme ten aanzien van de geloofsleer, noch met syncretisme of eenheid op basis van de kleinste gemene deler, maar doelt op volledige gemeenschap in geloof, sacramenteel leven, apostolisch ambt en missie. Oecumenisme is gericht “de gedeelde gemeenschap die tussen christenen bestaat te laten uitgroeien tot volledige gemeenschap in waarheid en liefde” (UUS 14).
Een belangrijke moeilijkheid is volgens Kasper dat er geen “volledig symmetrische verhouding” bestaat tussen de RKK en de oecumenische partners. De RKK kent het levend leergezag (magisterium) als basis en referentiepunt, terwijl haar partners verwijzen naar hun eigen belijdenis of naar eigen autoriteiten (Luther, Calvijn, Wesley). Als gemeenschappelijke basis hebben de kerken echter wel gemeen de Heilige Schrift en het getuigenis van de kerkvaders.

De reformatoren
De reformatoren waren, volgens Kasper, van mening dat zij de traditie van de ene, heilige, katholieke en apostolische kerk voortzetten, en hadden fundamentele bezwaren tegen de toenmalige roomse kerk en het gezag van de paus. Het Tweede Vaticaanse Concilie heeft in Lumen Gentium minder de nadruk gelegd op de zichtbaarheid van de kerk en haar institutionele dimensies, en het perspectief geopend voor het mysterie van de Kerk als volk van God, lichaam van Christus en tempel van de Heilige Geest.
Daarmee legde het volgens Kasper de grondslagen voor een vernieuwde opvatting van de Kerk als gemeenschap (communio). Het concilie benadrukte dat de Kerk een complexe werkelijkheid is die samengesteld is uit een goddelijk en menselijk element.
Daarmee werd een toenadering tot de verschillende protestantse tradities mogelijk, aldus Kasper.
Wat ook gemeenschappelijk is in de verschillende dialogen is dat Christus de kerk gesticht heeft en dat Hij blijvend tegenwoordig is in Zijn kerk, door Zijn Geest. De kerk is het instrument van Gods reddingsplan van de mensheid. In de gereformeerd-katholieke dialoog, in het document Naar een gemeenschappelijk verstaan van de Kerk (1990), wordt gesproken van twee concepten van de kerk, namelijk creatura verbi (schepping van het Woord) en sacramentum gratiae (sacrament van de genade).
Zij worden begrepen, aldus het document, als “uitdrukking van dezelfde instrumentele werkelijkheid vanuit verschillende gezichtshoeken, als elkaar aanvullend of als twee kanten van dezelfde medaille. Zij kunnen de polen worden van een creatieve spanning tussen onze kerken.” De verklaring stelt dat elk van beide tradities het ene aspect zozeer heeft benadrukt dat het andere onderbelicht of verwaarloosd werd.3
Vaticanum II legde dus de basis voor een kerkleer die in het teken staat van de gemeenschap (communio) en ook de Buitengewone Bisschoppensynode van 1985 riep communio uit tot het sleutelwoord van het concilie. De kerk is meer dan een ambtelijk instituut, zij is een gemeenschap geleid door de Geest.

Centrale gedachte
Het concilie heeft de pneumatologische en charismatische dimensie van de kerk beklemtoond en geïntegreerd in het kerkelijk ambt, aldus Kasper. Hij wijst erop dat de centrale gedachte van de communio-leer overigens al lang voor het concilie voorbereid werd.
De kerk als mysterie en het volk van God verdrong gaandeweg de traditionele metafoor van het Lichaam van Christus.4
Al vinden de verschillende partners elkaar in de overtuiging dat de kerk gebaseerd is op het fundament van de apostelen, ten aanzien van de apostolische successie (de opvolging in het apostolisch ambt), hebben we volgens Kasper te maken met “een van de voornaamste bronnen van verdeeldheid en een van de meest bediscussieerde en moeilijkste kwesties in de oecumenische dialoog.”5
De luthersen zien apostolische successie vooral inhoudelijk, in het kader van de successie van de hele kerk in het apostolisch gelóóf. Luther verstond de apostoliciteit simpelweg als trouw aan de Heilige Schrift en het door de apostelen overgeleverde Evangelie. Hij was van mening dat hij daarmee ook in gemeenschap met de vroege kerk stond. Ook de gereformeerden plaatsen de successie in het kader van de continuïteit van het geloof. Volgens hen verbindt de RKK de apostoliciteit van het geloof te veel aan zichtbare tekens, met name aan de opvolging van bisschoppen.
Het noodlottige van de ontwikkeling na de Reformatie was volgens Kasper dat de apostoliciteit een zuiver formeel criterium van de kerkelijke leer werd, met name toegespitst op het leerambt van de paus. In Vaticanum II werd echter volgens hem Schrift en traditie meer op elkaar betrokken en kon er geen zelfgenoegzaamheid van het leerambt boven de Schrift en de traditie zijn. We komen op dit punt later terug.

Ambt
Een oude tegenstelling ten tijde van de Reformatie betrof die tussen de leek en de clerus. De “zending van de leken” is door Vaticanum II volmondig erkend als een eigen apostolaat. Het concilie begint niet met de uiteenzetting over het wezen van de kerk, met de hiërarchische structuur van de kerk, noch met een ecclesiologie ‘van onder op’.
Zij neemt haar uitgangspunt in de gemeenschappelijke deelname van alle gedoopten aan het profetische, priesterlijke en koninklijke ambt van Jezus Christus.6 Juist het zelfbewustzijn van de leken behoort tot de vreugdevolle vruchten van Vaticanum II, zo schrijft de kardinaal. Het kerkelijke ambt is op zijn terrein aangewezen op de medewerking van de leken. De leken behoren niet tot de kerk, maar ze zijn kerk. Maar ze behoren niet tot het bijzondere kerkelijke ambt.
Het ambt in de kerk is een van de controversiële zaken in de oecumenische dialoog, aldus Kasper. Er is een gemeenschappelijk uitgangspunt in de bevestiging van de voortzetting van de zending en het ambt van Jezus Christus in de zending en het ambt van het hele volk van God. Alle gedoopten die in Christus geloven, delen in Zijn priesterschap. Maar dat is wat anders dan het specifieke wijdingsambt.
Wat het wijdingsambt betreft, zijn het vooral de Anglicanen die dit delen met de RKK. Met name in de viering van de eucharistie wordt de wezenlijke priesterlijke aard van het ambt in de christengemeenschap zichtbaar. Het besluit van bepaalde anglicaanse provincies om over te gaan tot het wijden van vrouwen tot het priesterschap heeft een verdere constructieve discussie tussen anglicanen en katholieken over het (wijdings)ambt verhinderd.

Sacramentele verstaan
De kritiek van de reformatoren op het kerkelijk ambtsbegrip betrof zeker misbruiken aan het einde van de Middeleeuwen, stelt Kasper, maar was ook gericht tegen het sacramentele verstaan van het ambt. Luther stelde dat alleen de dienst van het Woord iemand tot priester of bisschop maakt. Het sacrament van de wijding is niets anders dan het gebruik in de kerk om iemand in de dienst van de kerk te beroepen.
De uiteenlopende visie op het ambt kristalliseert zich vooral op het punt van het Petrus-ambt, het universeel primaat van de RKK in de functie van de paus. In de anglicaans-katholieke dialoog is er overeenstemming over een bepaalde vorm van universeel primaat en de noodzaak daarvan voor de eenheid van de kerk.
Maar dan is het nodig dat het universele primaat zijn ambt uitoefent in collegiale verbondenheid met de andere bisschoppen, een opvatting van het universele primaat en conciliariteit (het hoogste kerkelijke gezag bezit een algemeen concilie en niet de paus, vdZ.) die de uitoefening van episkopè in de plaatselijke kerken aanvult en niet ondergraaft.
In de luthers-katholieke dialoog wordt de onfeilbaarheid gedefinieerd als een gave aan de hele Kerk als volk van God. De gereformeerden gaan nog iets verder en zeggen dat hun verwerping van elke onfeilbaarheid aan mensen voortkomt uit “een weerzin om God en de Kerk op deze manier te binden, waarbij men vooral aandacht heeft voor de soevereiniteit van Christus over de Kerk en de vrijheid van de Geest.
Deze weerzin wordt nog versterkt door de ervaring dat de Kerk zich menigmaal heeft vergist en zich tegen het Woord van God heeft verzet.”7
Gereformeerden erkennen de bijzondere positie van apostel Petrus binnen de Twaalf. Methodisten stellen dat een universeel primaat goed zou kunnen dienen als brandpunt van en ambt voor de eenheid van de hele Kerk. Maar ze zijn terughoudend ten aanzien van de universele en apostolische aanspraken van het pausschap. Kasper zegt bij wijze van conclusie “dat men de oude polemiek over het Petrus-ambt heeft overstegen, maar dat volledige consensus nog lang niet in zicht is.”8
Hij ziet het Petrus-ambt als dienst aan de eenheid, zo blijkt uit zijn boek Katholische Kirche. Het dogma vormt oecumenisch wel het meest delicate en moeilijkste punt van de ecclesiologie.9 Kasper benadrukt welke belangrijke positie Petrus inneemt in het Nieuwe testament. Onfeilbaarheid betekent volgens Kasper niet dat er geen dwaling en zonde in de kerk kan zijn, maar dat God niet kan dwalen noch tot dwaling kan verleiden.
De onfeilbaarheid geldt ook voor de kerk als geheel, niet voor de paus als persoon (die immers kan dwalen in zijn persoonlijke mening). Het onfeilbare leerambt van de paus is er om het geloof van de kerk te betuigen. Wat vandaag waar is, is ook morgen waar en kan morgen niet onwaar zijn.10

Rechtvaardiging
De rechtvaardiging was volgens Kasper de centrale kwestie van de Reformatie. De RKK had moeite met de manier waarop Luther en Calvijn de rechtvaardiging op een specifiek juridisch-forensische wijze interpreteerde, dat wil zeggen: God verklaart de zondaar rechtvaardig en máákt hem daardoor daadwerkelijk rechtvaardig.
Trente benadrukte in zijn decreet over de rechtvaardiging (1547) vooral het daadwerkelijk en niet slechts forensisch karakter van de rechtvaardiging, de medewerking van de mens, de betekenis van goede werken, en verwierp de lutherse opvatting van de zekerheid van het geloof.
De recente consensus over de rechtvaardiging, de Gemeenschappelijke Verklaring over de Leer van de Rechtvaardiging (1999), gezamenlijk document van de RKK en de Lutherse Wereldbond, is een van de belangrijkste verworvenheden van de laatste decennia, aldus Kasper.11 De methodisten sloten zich in 2006 hierbij aan. Het gaat om de verklaring die al in de jaren zeventig in de Verenigde Staten is voorbereid en onder meer weerslag had in het Duitse document Lehrverurteilungen – kirchentrennend? (vanaf 1986).
In de GV wordt gesteld dat de mens alleen door genade, door het geloof in het heilswerk van Christus en niet door enige verdiensten onzerzijds, door God aanvaard wordt en de Heilige Geest ontvangt (15). Het geloof is Gods gave, gewerkt door de Heilige Geest, Die door Woord en sacrament werkzaam is. Voor het heil is de mens volledig afhankelijk van Gods heilbrengende genade.
Tegelijkertijd wordt de lutherse nadruk dat God Zijn vergeving uitspreekt verbonden met de katholieke leer van de kracht van Gods genade. “Wij belijden samen dat God door zijn genade de zonde vergeeft en tegelijk mensen bevrijdt van de knechtende band van de zonde en de gave van het nieuwe leven in Christus meedeelt. Wanneer mensen door geloof in Christus delen, rekent Hij hun hun zonde niet meer aan en bewerkt Hij door de heilige Geest in hen een actieve liefde” (22).

Heilszekerheid
De Verklaring verenigt de lutherse uitleg van de rechtvaardiging “door geloof” en de katholieke leer “door genade”. Het geloof is werkzaam door de liefde, maar “wat er bij een gerechtvaardigd mens aan de vrije gave van het geloof ook voorafgaat of erop volgt, de rechtvaardiging is daarop niet gebaseerd noch wordt zij erdoor verdiend” (25).
Ten aanzien van de heilszekerheid (door Trente ontkend) is er consensus gekomen in die zin dat de christen ondanks zijn zwakheid en bedreigingen van zijn geloof uit kracht van Christus’ dood en opstanding toch mag bouwen op de belofte van Gods genade en zo zeker is van Zijn genade.
De conclusie van de Verklaring is dat de leer van de lutherse kerken die in deze Verklaring wordt gepresenteerd niet valt onder de veroordeling van het concilie van Trente. Omgekeerd geldt dat ook van de veroordelingen in de lutherse belijdenisgeschriften ten aanzien van de leer van de RKK die in deze verklaring wordt gepresenteerd (41).
Ondanks de consensus in wezenlijke waarheden is er volgens de Verklaring nog een nader gesprek nodig ten aanzien van zaken als de verhouding tussen het Woord van God en de leer van de kerk, de visie op het kerkelijk gezag, de eenheid van de kerk, het ambt, de sacramenten en verhouding tussen rechtvaardiging en sociale ethiek (43).
Overeenkomsten op het punt van de rechtvaardiging zijn ook te vinden in de gezamenlijke documenten met de Anglicanen, methodisten en de gereformeerden. Interessant is de nauwe verbinding tussen rechtvaardiging en heiliging die hierbij naar voren komt. De vergeving der zonden gaat vergezeld van een actieve vernieuwing, de wedergeboorte tot een nieuw leven.
Volgens de Anglicanen zijn rechtvaardiging en heiliging twee aspecten van dezelfde goddelijke daad. God neemt onze veroordeling weg en geeft ons een nieuwe status voor Hem. “God heiligt ons en spreekt ons vrij.” De methodisten nemen in hun gezamenlijke verklaring een citaat van John Wesley op: “Door de rechtvaardiging worden we gered van de zondeschuld en komen wij opnieuw bij God in de gunst; door heiliging worden wij gered van de macht en de wortel van de zonde en wordt het beeld van God in ons hersteld”.12
Kasper spreekt van een blijvende verworvenheid in de dialoog op deze punten. “Katholieken, lutheranen en methodisten hebben substantiële overeenstemming bereikt over wat ooit het centrale oecumenisch probleem was, met gevolgen voor alle aspecten van christelijk geloof en leven.”13
Er zijn wel kwesties die andere bespreking vergen, zoals de kwestie van de aflaten, de rol van boete en de medewerking van de mens en ecclesiologische problemen. Daarover meer in de volgende artikelen.


Noten
1 Walter Kasper, Een rijke oogst, p. 12, 13.

2 Walter Kasper, Een rijke oogst, p. 17.

3 Walter Kasper, Een rijke oogst, p. 68.

4 Walter Kardinal Kasper, Katholische Kirche, p. 45, 46.

5 Walter Kasper, Een rijke oogst, p. 78.

6 Walter Kardinal Kasper, Katholische Kirche, p. 286.

7 Walter Kasper, Een rijke oogst, p. 127.

8 Walter Kasper, Een rijke oogst, p. 121.

9 Walter Kardinal Kasper, Katholische Kirche, p. 350.

10 Walter Kardinal Kasper, Katholische Kirche, p. 374, 375.

11 Walter Kasper, Een rijke oogst, p. 37.

12 Walter Kasper, Een rijke oogst, p. 47.

13 Walter Kasper, Een rijke oogst, p. 48.


Mede n.a.v. Walter Kasper, Een rijke oogst. De vruchten van de oecumenische dialoog; uitg. Abdij van Berne, Heeswijk, 2011; 174 blz.; € 24,90; Walter Kardinal Kasper, Katholische Kirche. Wesen – Wirklichkeit – Sendung; Verlag Herder, Freiburg im Breisgau, 2011; 586 blz.; € 29,95; Jürgen Mettepenningen & Karim Schelkens, Van concilie tot concilie. Hoofdlijnen en fragmenten van de geschiedenis van Kerk en theologie van Vaticanum I tot Vaticanum II; uitg. Halewijn, Antwerpen, 2010; 163 blz.; € 23.

Dit artikel werd u aangeboden door: Protestants Nederland

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 maart 2012

Protestants Nederland | 28 Pagina's

Rome tussen traditie en vernieuwing

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 maart 2012

Protestants Nederland | 28 Pagina's