Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Visie op christelijke geschiedschrijving – 1

Bekijk het origineel

Visie op christelijke geschiedschrijving – 1

Groen beweegt zich geheel in de lijn van oudtestamentische geschiedschrijving

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Over Gods Hand in de geschiedenis spreekt helemaal niemand meer. Dat schreef Herman Amelink, redacteur kerk en religie bij de NRC, vorig jaar in zijn krant. Dit naar aanleiding van zijn bespreking van het boek Het gereformeerd geheugen. Protestantse herinneringsculturen in Nederland 1850-2000. (Amsterdam 2009). In dit geschiedenisboek wordt niet zozeer een persoon of periode uit de geschiedenis behandeld. Het beschrijft hoe gereformeerden het verleden hebben gebruikt om hun eigen positie te markeren. In de trant van zeg me hoe u over de synode van Dordrecht 1618/1619 geschreven hebt of schrijft, en ik weet waar u zelf staat.

Ook is in het boek de vraag aan de orde of er verschuivingen opgetreden zijn in de manier waarop gereformeerden zich het verleden herinneren en daarover schrijven. Naar aanleiding hiervan leest u in dit nummer van Protestants Nederland het eerste deel van twee artikelen over de wenselijkheid en mogelijkheid van christelijke geschiedschrijving.

Begripsbepaling.
Ik wil beginnen met het begrip geschiedschrijving. Dat is te onderscheiden van geschiedfilosofie.
In de laatste staat de beschouwing of de theorie van het vak centraal. Het gaat dan over een reflectie op de aard, taken, grenzen en mogelijkheden van de geschiedbeoefening. Het proefschrift van Ewald Mackay, Geschiedenis bij de bron en het boek van de Franse historicus Marc Bloch Geschiedenis als ambacht zijn hier voorbeelden van. Ik laat de geschiedfilosofie in dit artikel buiten beschouwing en stel vast dat christelijke geschiedschrijving zich - om het vertrouwd uit te drukken - laat onderscheiden in drie punten of mogelijkheden.
1. Schrijven over de zin van de geschiedenis zoals bijvoorbeeld in De Civitate Dei van Augustinus. 2. Het schrijven of vertellen van de geschiedenis van de eigen groep in bredere of engere zin zoals bijvoorbeeld in Algra’s Het wonder van de negentiende eeuw. 3. Het aan de orde stellen van de plaats van kerk of de christelijke religie in zogenaamde neutrale of seculiere onderwerpen. Bijvoorbeeld in het boek Over de muur De DDR, de Nederlandse kerken en de vredesbeweging van Beatrice de Graaf.
Het is zaak de begrippen geschiedfilosofie en geschiedschrijving niet te verwarren. Het komt me voor dat in de christelijke geschiedbeoefening tot nu toe meer beschouwd dan geschreven is over bijvoorbeeld God Hand in de geschiedenis. Niet één christen zal ontkennen dat God de wereld niet alleen geschapen heeft, maar tot op de dag van vandaag onderhoudt of regeert.
Hoe deze regering of Gods Hand een plaats krijgt in een geschiedschrijving van bijvoorbeeld Nederland, Mexico of China, is voor ons ingewikkelder. In dit artikel wordt onder christelijke geschiedschrijving verstaan hoe gereformeerde, protestantse of rooms-katholieke auteurs hierover schrijven of geschreven hebben.

De secularisering van de geschiedschrijving
Of christelijke geschiedschrijving meer moet bieden dan feiten, bijvoorbeeld het aanwijzen van Gods Hand in de geschiedenis, is een vraag die zó door vorige generaties niet gesteld is. Tot in de achttiende eeuw was er in de Europese cultuurgeschiedenis uitsluitend sprake van christelijke geschiedschrijving.
In essentie was God de belangrijkste verklaringsgrond van de geschiedenis: In WO II had een invloedrijke rooms-katholieke historicus dat nog op de volgende manier onder woorden gebracht: “Het capitale dat de geschiedenis ons doet ontdekken is de goddelijke en bovennatuurlijke actie in de wereld. De concrete samenleving bestaat geheel in de sfeer van het bovennatuurlijke, een sociaal leven, zonder invloed van het bovennatuurlijke, is nog nooit ergens aangetroffen”.
Ten gevolge van de geestelijke veranderingen in onze West Europese cultuur is de geschiedschrijving in de periode van de Verlichting en volgende eeuwen geseculariseerd.
De omkeer in de 18e en de 19e eeuw deze tijd vormde het fundament voor een beginnende en steeds toenemende ontkerstening van de Europese cultuur. Daarmee seculariseerde ook de geschiedschrijving?
Eigenlijk moeten we voor een verklaring van deze secularisatie nog een stapje terug doen achter de Verlichting om zicht te krijgen op het methodologisch principe dat kenmerkend zal worden voor de moderne geschiedschrijving.
De Reformatie en de Renaissance kenmerkten zich door hun “ad fontes” principe. Terug naar de bronnen. De Reformatie toonde aan dat er gaandeweg leringen in de kerk geslopen waren die er aanvankelijk niet geweest waren. Bijvoorbeeld de leer van de goede werken, de mis, het vagevuur e.a.
Een heel duidelijk voorbeeld van het ad fontes principe is de falsifiëring van de zogenaamde Donatio Constantini van de Renaissance-geleerde Vallo uit de 15e eeuw. Hij toonde aan, dat het document waarmee de schenking van keizer Constantijn van grote stukken land aan de kerk die de basis legde voor het grootgrondbezit van de kerk, een vervalst geschrift was.
Welke ontwikkeling zien we hierna? “Men gaat het historische feit ontdekken. Men gaat “gewone” historische gebeurtenissen onderzoeken. De heilshistorisch handelende God treedt daardoor als de grote maker der geschiedenis op de achtergrond”. Er komt meer en meer een zoeken naar het concrete, het feitelijke. Kortom, het historisch onderzoek ontstaat.

De historische revolutie
Deze ontwikkeling die begonnen is in de 16e eeuw, maar zich vooral vanaf de 19e eeuw voordoet, is wel “de historische revolutie” genoemd. Kenmerkend voor deze revolutie is het ontstaan van universitaire geschiedbeoefening. In Nederland wordt R. Fruin(1832-1899) in 1860 de eerste hoogleraar geschiedenis.
Er ontstaat een universitaire beroepsgroep met subfaculteiten en leerstoelen. Daarbij komt de ontdekking van de “vreemdheid” van het verleden.
Het heden is iets anders dan geactualiseerd verleden. Het verleden kent ook een historiciteit, een veranderlijkheid. Verandering is wezenlijk voor de geschiedenis.
In vaktechnische zin is de zogenaamde historische methode de grote verworvenheid van de historische revolutie. Het verleden zelf is voorbij. Wij vormen ons een beeld van wat er geschied is. De geschiedenis heeft wel sporen of bronnen nagelaten.
Met behulp van deze bronnen (re)construeert de historicus het oorspronkelijke gebeuren.
Dit beeld is nooit 100 procent hetzelfde als het gebeuren zelf. Immers de bronnen en de historicus zijn stoorzenders. De bronnen zijn bijvoorbeeld incompleet, onbetrouwbaar, eenzijdig. De bronnenonderzoekers, de historici, zijn standplaats- en tijdgebonden. Naast bewuste drijfveren worden historici ook beïnvloed door onbewuste invloeden zoals hun eigen opvattingen.
De historische methode is geen ideologie, maar een wetenschappelijk hulpmiddel met elementaire regels. Een dergelijke regel is de onvermijdelijke voorwaarde elke bewering in het geschiedverhaal met redelijke en controleerbare argumenten te staven. Argumentatie, discussie, methodologische controle en het gebruik van een historische infrastructuur zijn de onafscheidelijke bondgenoten van de hedendaagse geschiedschrijving.

Ranke, Groen en het historisme
De negentiende-eeuwse historici Leopold von Ranke (1795-1886) en Guillaume Groen van Prinsterer (1801-1876) zijn representanten van de historische revolutie van de 19e eeuw. Met deze historische revolutie begint de zogenaamde moderne geschiedschrijving.
De fundamentele kenmerken en uitgangspunten van de historische revolutie die dan wel niet in de 19e eeuw begonnen is, maar hier wel haar belangrijkste bron en kristallisatiepunt vindt, laten zich ook wel aanduiden met de term historisme, zoals deze school in de historiografie genoemd wordt.
Het historisme streeft een puur objectieve geschiedschrijving na. De maatstaven ter beoordeling van het verleden - als er al van een beoordeling sprake is - liggen in het verleden zelf, niet in het heden. Het adagium van de rasechte historist is: niets verguizen, niets bewonderen, maar alles en iedereen van binnen uit proberen te begrijpen.
Volgens het historisme is elk historisch gebeuren individueel en onherhaalbaar.
De grote en blijvende verdienste van het historisme is het terug - naar - de - bronnen - principe, ofwel de historisch kritische methode.
De geestelijke vader van het historisme was Leopold von Ranke. In Nederland heeft R. Fruin de baanbrekende opvattingen van het historisme als geen ander verwoord en geïntroduceerd.
Daarmee is Fruin de grote vernieuwer geweest van de Nederlandse geschiedschrijving. Zijn betekenis is door de historicus Jan Romein (1893-1962) treffend onder woorden gebracht: ”Wij zijn allen voortgekomen uit de toga van Fruin”.
Vandaag de dag is het streven naar onpartijdige geschiedschrijving zoals vooral Fruin dat proclameerde, gedateerd. In dit opzicht was Groen van Prinsterer zijn tijd vooruit. Groen formuleerde, hoe paradoxaal het ook moge klinken: “Onpartijdig kan hij alleen zijn, die partij kiest”.
Groen bedoelde hiermee dat degene die meent onpartijdig te zijn zich daardoor zijn partijdigheid niet bewust is en dientengevolge partijdiger zal oordelen dan diegene die zich dit wel bewust is en bij het uitspreken hiervan rekening mee houdt.

Groen van Prinsterer en Abraham van de Velde
Groen van Prinsterer is in zijn methodologie voluit een historist geweest. Groen wilde de feiten recht doen. Hier doet zich een verschil voor met de predikantengeschiedschrijving uit de 17e en de 18e eeuw. Groen en bijvoorbeeld Abraham van de Velde (1614-1677) verschillen als het over de Tachtigjarige Oorlog gaat niet van mening dat God Zelf de handelende persoon is.
Bij beiden is Hij de God die wonderen werkt.
Niet uit eigen verdienste, maar omdat God het zo had beschikt, wordt de Republiek in de 17e eeuw een machtige staat.
De manier hoe deze belijdenis in de geschiedschrijving wordt uitgewerkt verschilt wel aanzienlijk. Abraham van de Velde is hierin representatief voor de geschiedschrijving van het tijdperk vóór de 19e eeuw. Heel concreet worden regen en droogte, storm en onweer, vorst en dooi, de windrichtingen, de heldenmoed, de ongewone wijsheid van de Oranjevorsten als feiten gepresenteerd. Al deze feiten zijn middelen in Gods Hand om de Nederlanden van de Spaanse en roomse tirannie te verlossen.
Groen handhaaft de norm van de belijdenis van Gods leiding in de geschiedenis, maar hij wijst niet God als eerste oorzaak van gebeurtenissen aan.
Bovendien, als Groen de feiten niet in de bronnen terugvindt, noemt hij ze niet.
Illustratief hiervoor is het gegeven dat je bij Groen tevergeefs zoekt naar het verhaal van de zogenaamde “dubbele ebbe” uit 1672. Overigens zijn de bronnen en feiten zelf voor Groen, evenals voor elke historist, geheel in de lijn van de historisch-kritische methode, ook object van onderzoek.

Vereniging van visie en technisch vermogen
Professor A. Th. van Deursen heeft eens gezegd, dat goede geschiedschrijving ontstaat uit de vereniging van visie en technisch vermogen. Wat zijn visie betreft beweegt Groen zich geheel in de lijn van de oudtestamentische geschiedschrijving.
Het gaat niet primair om de feiten zelf, maar om de zin van het gebeuren, om de achtergrond ervan.
Het is geen geschiedverhaal ter wille van de geschiedenis zelf. Geschiedenis is heilsgeschiedenis.
We kunnen echter niet zeggen dat Groen van Prinsterer alle feiten plaatste in het licht van de heilsgeschiedenis. Er is bij hem ook de al genoemde eigenheid of historiciteit van het verleden. In dit opzicht - hierin volg ik Groen - is de Bijbelse geschiedschrijving geen model voor ónze geschiedschrijving.
In de Bijbel heeft de geschiedenis de bedoeling dat we God leren kennen en vertrouwen. In onze moderne geschiedschrijving, waarbij ik het woord modern niet in diskwalificerende zin gebruik, maar in de zin van eigentijdse geschiedschrijving, gaat het primair om het verhaal van mensen. Of is er meer?
In het volgende artikel over ditzelfde onderwerp wil ik vooral ingaan op de ethiek van christelijke geschiedschrijving.
Daarbij wil ik ook ingaan op de vraag hoe het in werkelijkheid gesteld is met christelijke geschiedschrijving in het heden.

Dit artikel werd u aangeboden door: Protestants Nederland

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 april 2012

Protestants Nederland | 28 Pagina's

Visie op christelijke geschiedschrijving – 1

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 april 2012

Protestants Nederland | 28 Pagina's