Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Jansenius’ leerling bewandelde middenweg

Bekijk het origineel

Jansenius’ leerling bewandelde middenweg

Blaise Pascal: verdediger van het christelijk geloof - 3 (slot)

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

In dit slotartikel zetten we de visie van Pascal in het spanningsveld van Reformatie en Rome nader uiteen. Pascal was een leerling van Jansenius, die, zo zagen we, een overtuigd verdediger was van de genadeleer van Augustinus en (mede daarom) door Rome veroordeeld. Pascal bewandelde een middenweg tussen Luther en Calvijn enerzijds en wat hij zag als het neo-pelagianisme anderzijds.

Jansenius stelde dat door de zondeval de menselijke natuur door en door ziek is en uit eigen kracht nooit zijn genezing kan bewerkstelligen. Zonder de verlossing door Jezus Christus wordt de menselijke natuur als gevolg van de erfzonde beheerst door begeerte van het kwaad en heeft de mens verstandelijk geen kennis van het goede. Hij zondigt uit innerlijke drang maar toch vrijwillig, omdat hij er niet toe gedwongen wordt.
Naar de mate van de mededeling van de genade wordt hij bewogen tot het goede. Maar niet ieder mens ontvangt voldoende genade om vrijwillig het goede te doen. Ook is Christus niet voor alle mensen gestorven.
Jansenius onderschreef duidelijk de augustiniaanse genadeleer. De mens kan na de zondeval, zonder genade, alleen maar zondigen. De mens is door de erfzonde zo aangetast dat hij niet slechts een gratia habitualis of gratia sufficiens nodig heeft (om de vrije wil op te wekken de genade aan te nemen), maar een gratia actualis of gratia efficax, die de mens ook daadwerkelijk vernieuwt en geneest.
Tegelijkertijd stelde Jansenius dat de genade, verstaan in de augustiniaanse zin, de vrijheid niet opheft.
Hij neemt zijn uitgangspunt in de gedachte dat de wil als wil handelt en altijd vrij is in haar zelfbepaling, of het nu tot het goede of het kwade is. Onder de invloed van de genade kiest de mens het goede, maar de mens beslist zelf en wordt niet als een zielloos ding bewogen zonder iets te doen.

Goddelijke inwerking
Willen staat tegenover dwang (coactio). Jansenius stelde dat de goddelijke inwerking op de wil een onzegbare liefde en geestelijk genot geeft. Het is door deze verheuging (delectatio) dat de menselijke wil innerlijk bewogen wordt en God lief gaat krijgen. Hij verwoordt hiermee een gedachte van Augustinus dat de wil niet gedwongen wordt God lief te hebben maar op een zoete (suavis) wijze getrokken wordt door Zijn liefde, een gedachte die we ook tegenkomen in de Dordtse Leerregels (de wedergeboorte als een zeer krachtige en tegelijk ‘zeer zoete’ werking).
De opvattingen van Jansenius werden niet geaccepteerd in de Rooms-Katholieke Kerk. Paus Innocentius X veroordeelde in 1653 diverse stellingen van Jansenius’ boek over Augustinus. Met name de leer van de verkiezing, zoals geformuleerd door Augustinus, riep veel weerstand in de Rooms-Katholieke Kerk op.
Overigens wil het hoofdwerk van Jansenius niet slechts de leer van Augustinus uiteenzetten, het wil ook de continuïteit met de rooms-katholieke traditie onderstrepen. Jansenius was zeker geen calvinist, en ook Pascal wilde dat niet zijn. Noch wilde hij het molinisme onderschrijven, de leer van de Spaanse jezuïet Luis de Molina (1535-1600), die de werking van de genade afhankelijk stelde van de menselijke wil.
De theologische vergissing van het calvinisme is volgens Jansenius dat het niet de actieve rol van de menselijke vrijheid binnen het kader van de genadeleer honoreert, zoals het de fout van het pelagianisme en het molinisme is dat zij de menselijke vrijheid als te autonoom beschouwen. Jansenius stelt dat de genade in augustiniaanse zin een genezende genade is, die een vrijwillige, in geen geval een passieve of gedwongen medewerking van de menselijke vrijheid vereist.

Stroming van het jansenisme
Pascal voelde zich geïnspireerd door de stroming van het jansenisme. Zijn wens was de traditie van de kerk en met name de theologie van Augustinus opnieuw onder de aandacht te brengen. Hij wilde aantonen dat de jansenistische theologie zich terecht katholiek noemt, maar zich ook onderscheidt van de Reformatie en de molinisten.
In zijn Écrits sur la grace onderscheidt Pascal het standpunt van Augustinus van dat van de calvinisten en molinisten. Hij vindt dat de calvinisten God zo opvatten dat Hij door Zijn absolute wil besloten heeft de ene mens te redden en de andere te verdoemen.
Maar het gevolg is dat God de zondeval van Adam heeft gewild en zijn val heeft veroorzaakt.
Pascal spreekt zelfs van calvinisten als ‘ketters’ die met deze opvattingen onrecht doen aan God en een leer brengen die onacceptabel is voor mensen.
Hij vindt ze zelfs blasfemisch omdat deze God tot de auteur van de zonde maakt. Hij ziet in het supralapsarisme van Calvijn een besluit van God om de zonde te veroorzaken, om daarmee de verwerping te legitimeren.
De molinisten stellen volgens Pascal het tegenovergestelde, namelijk dat God (slechts) een voorwaardelijke wil heeft om mensen te redden maar dat het aan de menselijke wil is daarmee in te stemmen. Augustinus leerde volgens Pascal daarentegen dat Adam geheel verdorven is door de zondeval, maar dat God een absolute wil heeft om Zijn uitverkorenen te redden en een voorwaardelijke wil om de nietuitverkorenen te verdoemen.
Het heil komt door de genade van God (die een krachtdadige – ‘efficace’– genade is, zoals Pascal regelmatig zegt), maar de verdoemenis komt tot stand door de wil van de mens zelf.

Calvinisme ‘te wreed’
Pascal vindt de opvatting van de calvinisten te ‘wreed’, die van de molinisten te ‘zacht’. De Rooms- Katholieke Kerk houdt volgens hem daarentegen het juiste midden. Het bezwaar tegen Calvijn is volgens Pascal dat God de zonde heeft besloten en dat er geen vrije wil is. Er is bij Calvijn geen ruimte voor verdiensten ten goede (zoals door het gebed) of ten kwade.
Pascal beroept zich met name op die passages van Augustinus die ruimte laten aan zowel de vrije wil als de genade. Hij kritiseert ook de luthersen vanwege het feit dat zij de genade zó verdedigen dat er geen ruimte meer is voor de vrije wil en dat de mens noodzakelijk zondigt.
De Fransman ziet hierin zelfs parallellen met de manicheeërs, die een fatalistische gnostische leer van het kwaad leren, het kwaad als een onafhankelijke macht waarvoor de mens niet verantwoordelijk was.
Het verschil is dat de manicheeërs de zonde terugvoerden op een kwade en niet-corrigeerbare natuur, de luthersen op het onuitroeibare verderf van de menselijke natuur. De manicheeërs waren de luthersen van hun tijd, zoals de luthersen de manicheeërs van onze tijd zijn, aldus Pascal!
Pascal doet mijns inziens hierin echter noch Luther noch Calvijn recht. Het problematische van zijn standpunt is dat hij de opvattingen van de reformatoren alleen citeert vanuit de Canones van Trente, zonder directe kennis van de bronnen. Jansenisme en protestantisme staan overigens dichter bij elkaar dan Pascal denkt. Beide stromingen laten immers zien dat het initiatief om de mens te redden duidelijk van God komt.
Maar de mensen maken het er zozeer naar dat ze dit niet waard zijn dat God terecht sommigen wegens hun verstoktheid weigert wat Hij anderen, uit een barmhartigheid die ze niet verdienen, schenkt.

‘Katholieke’ augustinisten
Toch kiest Pascal tegenover de ‘wrede’ calvinisten en de ‘zachte’ molinisten voor de ‘katholieke’ augustinisten. Terwijl bij Calvijn de mens ‘als een steen’ is en bij de molinisten de mens eenzijdig verantwoordelijk is, geldt bij de augustinianen de bijzondere genade van Jezus Christus als de beslissende factor, maar wel zo dat de mens niet buiten spel staat, maar wordt ingeschakeld. Evenals Augustinus ziet Pascal de genade ook als een macht die juist door de liefde werkt, niet door dwang, maar door een zoete aantrekkingskracht. Pascal spreekt van bekoring of charme.
In brief 18 van de Lettres Provinciales laat Pascal zien hoe de genade van God een genezende werking heeft in de mens. Hij schrijft dat door Gods zachtheid de mens “zich onfeilbaar vanuit zichzelf op God richt, door een vrije, geheel vrijwillige en geheel gepassioneerde beweging, op zo’n manier dat het voor deze persoon moeite zou betekenen en een straf zou zijn om zich hiervan te scheiden. (…) De wil richt zich alleen maar naar wat het meest bevalt en niets kan de mens zozeer bevallen dan dit unieke goed, dat alle andere goederen in zich behelst.”
De genade wordt bij Pascal beschreven in termen van overhalen en warm maken. Het menselijk ik komt pas door de genade goed tot zijn recht, namelijk in de liefdesrelatie met God. Tegenover de pelagianen (zoals hij de molinisten soms noemt) en de lutheranen, die respectievelijk uitgaan van het natuurlijk vermogen of onvermogen van de mens, stelde Pascal dat de genade de manier is waarop de Heilige Geest inspeelt op het geluksverlangen van de mens.
Hij vergelijkt dit met een genezingsproces. De vrije wil is als beslissingsmoment daarbij betrokken, omdat zij de genezende werking van de Heilige Geest kan toelaten of afwijzen. Er is echter geen sprake van neutraliteit. De menselijke wil kan niet anders dan het geluk verlangen, waarbij de zonde ingaat tegen het diepste verlangen van de mens. Het verlangen speelt een centrale rol in het samenspel tussen genade en de wil. Hiervoor put Pascal uit Augustinus’ werken en de (middeleeuwse) augustiniaanse traditie.

Evaluatie
We typeerden Pascal als een denker tussen Rome en Reformatie. Hij is enerzijds een trouw zoon van de Rooms-Katholieke Kerk gebleven, anderzijds hing hij als jansenist een radicale genadeleer aan, waarvoor binnen de Rooms-Katholieke Kerk geen plaats was.
Genade blijft voor Pascal genade, herstel van de bedorven natuur (contra Rome), maar hij ziet in de menselijke natuur toch ook een innerlijke gerichtheid op de genade (contra Reformatie) die niet te verwaarlozen is.
Dat neemt niet weg dat Pascal een hartstochtelijk verdediger van de leer van vrije genade was die hem op één lijn bracht met de intenties van de Reformatie. Pascal vertegenwoordigt een unieke positie tussen Rome en Reformatie, evenals Augustinus dat was, met deze kanttekening dat deze laatste vóór het schisma van de zestiende eeuw leefde. Men zou Pascal een ‘augustiniaanse’ katholiek kunnen noemen.
Het is jammer dat hij geen directe kennis van Luther en Calvijn (diens Institutie kende hij alleen via de theologen van Port-Royal) heeft gehad, anders zou zijn kennis van de Reformatie meer diepgang hebben.
De betekenis van Pascal is dat hij de genade inbrengt als iets dat beantwoord aan de diepste verlangens van de menselijke natuur.
Hij laat zien dat de mens niet waardig is voor de genade maar als natuurlijk schepsel wel ‘geschikt’ is om genade te ontvangen in onderscheid met het dier of de engel, al is die geschiktheid een daad van God.
Pascal wist dat de vragen rond natuur en genade altijd weer opduiken. “Altijd zal de genade op aarde zijn, evenals de natuur, zodat zij in zekere zin natuurlijk is. En daarom zullen er altijd pelagianen zijn en altijd katholieken en altijd strijd.” Hij heeft gelijk!

Betekenis van Pascal
De betekenis van Pascal is dat hij de mens als het ware op een kruispunt brengt om zijn gehele bestaan in de waagschaal te brengen ten opzichte van God.
Daarin ligt de waarde van zijn apologetiek. De mens moet kiezen want hij zit immers “in het schuitje”.
Neutraliteit is onmogelijk en levensgevaarlijk.
De kennis van de ellende en de rusteloosheid van zijn natuur moet de mens uitdrijven naar Christus die het middelpunt en doel van alles is.
De manier waarop Pascal Christus aanprijst als het middel tegen ellende én hoogmoed, gevolg van zondebesef en vertrouwen op menselijk kunnen en kennen, heeft nog niets van zijn actualiteit verloren.

Dit artikel werd u aangeboden door: Protestants Nederland

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 november 2012

Protestants Nederland | 28 Pagina's

Jansenius’ leerling bewandelde middenweg

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 november 2012

Protestants Nederland | 28 Pagina's